Binnenland3 januari 2001

Voldoende huid in voorraad bij nationale huidbank

Pluim voor ambulancepersoneel

Van onze binnenlandredactie
BEVERWIJK – „Het ambulancepersoneel heeft goed gewerkt. Van de slachtoffers is na de brand in Volendam niemand gestikt door vocht in luchtwegen en longen ten gevolge van rook en hete lucht. Dat is opmerkelijk bij een ramp van deze omvang.”

Dr. A. F. P. M. Vloemans, coördinator van het Brandwondencentrum in Beverwijk, is voorzichtig positief over de inzet van de hulpverleners. Hij schat dat zo'n dertig slachtoffers direct na de brand op de dijk zijn beademd. Het waren jongeren met forse verbrandingen aan het gezicht en ademhalingsmoeilijkheden. Er kan door inademing van hete lucht en rook razendsnel zwelling van de luchtwegen optreden, waardoor mensen acuut dreigen te stikken. Dat is in alle gevallen voorkomen door het inbrengen van een plastic buisje, een tube. Daardoor is niet één slachtoffer overleden door verstikking. De doden die we nu tellen, zijn gestorven vanwege de omvang van de brandwonden.”

De behandeling van de longproblemen bestaat volgens Vloemans in eerste instantie uit beademing en het toedienen van extra zuurstof. „Het volgende probleem is het ontstaan van een longontsteking. Daarvoor geven we antibiotica. Als patiënten deze fase overleven, gaat het verder meestal goed.”

Schade aan de slijmvliezen van luchtwegen en longen is vergelijkbaar met een tweedegraadsbrandwond, aldus Vloemans. Er is, net als bij blaarvorming op de huid, sprake van een grootschalige vochtontwikkeling. „Gelukkig kan longweefsel zich herstellen, al kan er wel littekenweefsel ontstaan dat later beperkingen geeft van de longfunctie.”

Teams
Vandaag gingen volgens Vloemans twee teams uit het Brandwondencentrum op pad om te kijken hoe het gaat met de Volendamse patiënten die zijn opgenomen in algemene ziekenhuizen elders in het land. „Ze zullen adviezen geven over de behandeling en tevens bekijken of er slachtoffers bij zijn die toch alsnog beter naar een brandwondencentrum kunnen worden overgeplaatst.”

Vloemans karakteriseert de brand in Volendam als een ramp van ongebruikelijke omvang. Hij vindt het daarom niet ongewoon dat een groot aantal slachtoffers in gewone ziekenhuizen is opgenomen. „Je kunt je capaciteit niet op zo'n calamiteit afstemmen. Het is bovendien niet alleen een kwestie van bedden. Het aantal beschikbare plaatsen wordt mede bepaald door de beschikbaarheid van personeel. Door goede samenwerking met collega's in andere ziekenhuizen hebben we alle patiënten kunnen onderbrengen.”

Buitenland
Algemeen chirurg M. Hunfeld becijfert dat op dit moment zestien brandwondenslachtoffers zijn opgenomen in de drie Nederlandse brandwondencentra in Beverwijk, Rotterdam en Groningen. Achttien patiënten bivakkeren in België en drie zijn opgenomen in het brandwondencentrum in het Duitse Aken. Zo'n zestig patiënten liggen her en der op intensive care afdelingen van algemene ziekenhuizen. De toestand van zo'n vijf patiënten is nog zeer kritiek.

Minister Borst (Volksgezondheid) gaat het aantal bedden voor brandwondpatiënten in Nederland vergelijken met het buitenland, zo heeft een woordvoerder van de minister gisteren gezegd. Borst wil bekijken of Nederland te weinig capaciteit heeft voor hulp bij brandwonden. Tijdens een bezoek aan ziekenhuizen maandag had ze al opgemerkt dat de capaciteit voor mensen met brandwonden misschien moet worden uitgebreid. Nederland telt 25 à 30 bedden voor mensen met ernstige brandwonden en longletsel.

Huidbank
De nationale huidbank heeft voldoende huid in voorraad om de slachtoffers van de brand in Volendam te behandelen. „We verkeren in de gelukkige omstandigheid dat er genoeg donoren zijn die weefsel willen afstaan”, zegt C. van der Syden van de huidbank. Het afstaan van huid is mogelijk tot achttien uur nadat de patiënt is overleden en het hart stilstaat. Bij andere organen, uitgezonderd de nieren, is het noodzakelijk dat het hart nog klopt en dat de patiënt hersendood verklaard wordt.

Een brandwondpatiënt krijgt pas een donorhuid als zijn conditie een operatie toestaat. „Dit betekent dat er niet voor alle patiënten tegelijkertijd huid beschikbaar hoeft te zijn.” De eerste slachtoffers zijn al geopereerd, anderen zijn hier nog niet aan toe.

De donorhuid doet ongeveer twee weken dienst. Na die tijd moet die worden vervangen door de eigen huid van de patiënt. Goede huid wordt van elders van het lichaam getransplanteerd naar de wond. „Huid is zo'n ingewikkeld orgaan, dat een donororgaan nooit die functie definitief kan overnemen. De donorhuid dient als een levend verband”, legt Van der Syden uit.

Familieaanbod
De huidbank, een niet-commerciële organisatie, is in 1976 opgericht door de Nederlandse Brandwonden Stichting. Ziekenhuizen kopen het weefsel bij de bank. De huidbank krijgt het weefsel via mensen die in een donorcodicil hebben aangegeven dat hun huid na hun dood mag worden gebruikt voor transplantatie.

Een aantal familieleden van slachtoffers heeft spontaan aangeboden huid af te staan. Dit aanbod is door het Brandwondencentrum in Beverwijk afgeslagen. Vloemans: „Het is niet nodig. We hebben voldoende huid. Het kan ook niet. Een overleden donor wordt uitgebreid gescreend op infectieziekten als aids en hepatitis en pas daarna wordt de huid vrijgegeven. Als je huid afneemt van een gezond familielid heb je er bovendien een patiënt bij. En dat is niet de bedoeling.”