Binnenland2 januari 2001

Aanval op longen door hitte en rook

Van onze wetenschapsredactie

AANTAL SLACHTOFFERS– Het kan weken en misschien nog wel maanden duren voordat definitief bekend is hoeveel levens de brand in Volendam heeft geëist. De zorg voor brandwondenslachtoffers staat in de West-Europese landen op een zeer hoog peil. Daardoor kunnen patiënten menselijkerwijs gesproken in leven worden gehouden die vroeger direct zouden zijn overleden. Complicaties op langere termijn kunnen echter alsnog levensbedreigend zijn. Hieronder volgt een opsomming van de belangrijkste problemen waaraan hulpverleners het hoofd moeten bieden bij de opvang en latere zorg voor brandwondenslachtoffers.

INHALATIE– Een belangrijk en zeer ernstig probleem bij een groot aantal van de slachtoffers van de Volendamse brand wordt veroorzaakt door de inademing van hete lucht, rook en giftige gassen. Dit in combinatie met een tekort aan zuurstof, die door het vuur is verbruikt. Dit leidt tot ernstige ademhalingsmoeilijkheden en benauwdheid bij de slachtoffers.

Inademing van hete lucht alleen al kan leiden tot zwelling, verbranding en vochtuittreding diep in de luchtwegen. Bij de verbranding van moderne kunststoffen kunnen echter ook giftige gassen vrijkomen. Verdampte chemicaliën en deeltjes vaste stof kunnen diep in de long terechtkomen, dat mede afhankelijk van de grootte.

Volgens chirurg M. Hunfeld, hoofd van het crisisteam van het Brandwondencentrum in Beverwijk, is nog onbekend om welke giftige gassen het in dit geval gaat. Door de hitte zijn volgens hem echter bij een aantal slachtoffers de slijmvliezen van „veel luchtwegen en longen als een pannenkoek gebakken.”

LONGEN– Inhalatie van hete lucht en giftige gassen vereist direct ingrijpen en het klieven van de opgezwollen weefsels. Patiënten krijgen zo snel mogelijk een rubberen slang in keel en luchtwegen (tube) voordat zwelling van de slijmvliezen dit onmogelijk maakt. Patiënten worden aangesloten aan een beademingstoestel en krijgen extra zuurstof, zodat de nog werkende delen van de longen dit op kunnen nemen. Kapot longweefsel herstelt zich niet.

Bij minder ernstige slachtoffers is sprake van irritatie van de luchtwegen en longen. Afhankelijk van hitte en de giftige stoffen die zijn vrijgekomen, kan dagen tot weken later nog een (chemische) longontsteking optreden.

VERBRANDINGSGRADEN– Afhankelijk van de ernst en de diepte zijn er eerste-, tweede- en derdegraadsbrandwonden. Bij een eerstegraadsverbranding is de huid rood en pijnlijk maar intact, bijvoorbeeld bij een door de zon verbrande huid. Treedt tevens blaarvorming op, dan is er sprake van een tweedegraadsbrandwond. Bij een derdegraadsbrandwond is de huid ernstig aangetast. Ook de diepere huidlagen zijn aangedaan. Zenuwweefsel is dood, waardoor het slachtoffer geen pijn meer heeft. De huid is bruin of geel, maar kan soms ook wit of zwart geblakerd zijn.

Slachtoffers van wie meer dan 10 procent van de huid door brand is aangetast, horen volgens de regels thuis in een brandwondencentrum. Voor kinderen geldt een percentage van 5. Slachtoffers van wie meer dan 5 procent van de brandwonden derdegraads is, gaan ook naar een brandwondencentrum. Hetzelfde geldt voor alle patiënten met bijkomend letsel, zoals luchtweg- en longbeschadigingen.

WATER– „Eerst water, de rest komt later.” Dat is de belangrijkste vorm van eerstehulp bij doorsnee brandwonden. De koeling vermindert de pijn. Een informatieve brochure over de eerstehulp bij brandwonden (De Brandwondenwijzer) onder auspiciën van de Brandwondenstichting is voor een tientje verkrijgbaar bij apotheken.

SNELLE AANPAK– Voor slachtoffers van ernstige ongelukken is in de Verenigde Staten het systeem ontwikkeld van Advanced Trauma Life Support (ATLS). Het bevat richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van ongevalsslachtoffers, opgesteld op basis van de jongste medische inzichten. Een variant daarvan voor slachtoffers van ernstige brandwonden is het Emergency Management for Severe Burns (EMSB), een protocol voor de diagnostiek en eerstehulpbehandeling van ernstige brandwonden. Dit systeem is ontwikkeld in Nieuw-Zeeland en Australië.

Hulpverleners die werken volgens deze richtlijnen behandelen de slachtoffers volgens een vast protocol waarbij een goede longventilatie en shockbehandeling op de eerste plaats staan. Tevens moeten hulpverleners goed kunnen beoordelen of een slachtoffer wel of niet in aanmerking komt voor overplaatsing naar een brandwondencentrum.

DONORHUID– Totaal verbrand weefsel wordt vervangen door huidtransplantaten van andere lichaamsdelen en donorhuid. Flinterdunne plakjes ongeschonden eigen huid worden afgeschaafd en dienen na transplantatie als bedekking van de brandwond. Als er weinig goede eigen huid meer over is, kan door middel van oprekking van de huid nog veel worden bereikt. Het geheel wordt afgedekt met donorhuid, die als een beschermlaag fungeert. Daaronder kan de eigen huid uitgroeien en zich ontwikkelen. Na een week of vier, vijf begint het afstotingsproces en kan de donorhuid als een soort korstje worden verwijderd.

Een jonge ontwikkeling is het gebruik van donorhuid die in glycerol, een soort suikeroplossing, is geconserveerd. Deze methode is ontwikkeld in het Brandwondencentrum in Beverwijk. Met glycerol snijdt het mes aan twee kanten. Het doodt eventuele ziektekiemen in de dode huid, afkomstig van een overleden donor. Bovendien zorgt het voor een vertraagde afstoting.

De nieuwste ontwikkeling is het kweken van eigen huidcellen van de patiënt op de onderhuid van een overleden donor. Die methode kan in de toekomst voor patiënten met uitgebreide brandwonden voordelen bieden omdat de chirurg minder goede huid hoeft weg te halen.

INFECTIERISICO– Om het grote infectierisico bij brandwondenslachtoffers terug te dringen, worden forse hoeveelheden antibiotica gegeven. Die aanpak is er tevens op gericht darmbacteriën te doden. Die in normale omstandigheden ongevaarlijke bacteriën kunnen bij ernstige brandwondenslachtoffers via de darmwand en later via ontlasting en beschadigde huiddelen het lichaam binnendringen. De bij brandwondenslachtoffers sterk verlaagde lichaamsafweer is niet in staat die bacteriën uit te schakelen.

OVERLEVINGSKANSEN– Door al deze maatregelen heeft een gezonde volwassene bij wie 80 procent van het huidoppervlak is verbrand, waarvan de helft derdegraads, een reële overlevingskans.