Binnenland 23 augustus 2000

Een „doortrapte plot” in Weert

Door J. Visscher
ROERMOND – Op Nieuwjaarsdag 2000, aan het eind van de middag, wordt de gefortuneerde John Meijers (42) dood aangetroffen in zijn Mercedes achter het appartement van zijn moeder in Weert. Wie haalde de trekker van het pistool over? Zat Johns Marokkaanse vriendin in het complot?

Tjokvol zit de rechtbank in Roermond. Tientallen bejaarde vrienden van de vermoorde John Meijers zijn naar de rechtszaal gekomen om meer te weten te komen over het mysterie op 1 januari. Gewillig bedient de bode de ouderen van een gehoorapparaatje dat in verbinding staat met de microfoons in de zaal.

John was geliefd. De directeur van een softwarebedrijf had, zo weten buren en kennissen, een warm hart. Hij was nooit te beroerd om in de buidel te tasten voor de minderbedeelde medemens.

John was verliefd. Stapel; op de 22-jarige Marokkaanse Halima S., een van zijn werknemers. Alles had hij voor de vrouw uit Venlo over. Werk, gunstige arbeidsvoorwaarden, vakanties, de bekering tot de islam. Maar was de liefde wederzijds? Of was het Halima te doen om het fortuin van 1 miljoen van John?

Een halfjaar na de dood van John zit Halima in de verdachtenbank, samen met 22-jarige Sharif K. uit het Limburgse Geysteren. Beiden doen er het zwijgen toe.

Officier van justitie P. van Hagen is ervan overtuigd dat het tweetal verantwoordelijk is voor de moord op John Meijers. Hij eist tweemaal vijftien jaar. Weliswaar is de bewijsvoering geen „eenvoudig abc'tje”, geeft de officier aan, toch is hij „voor 100 procent” overtuigd van de schuld van het tweetal.

Halima –„een koelbloedige vrouw”– had in de optiek van de officier de touwtjes in handen. Motief was het grote geld. Halima hield niet van John, zegt de officier. Haar hart was verpand aan een vriend in Nijmegen.

Een nauwgezette reconstructie van het –mobiele– telefoonverkeer op de dag van John Meijers' dood is de belangrijkste troef van de officier van justitie. Op een schema op grote vellen papier aan de witte wand zijn de telefoongesprekken van –met name– Halima afgebeeld. In de minuten voorafgaand aan de dood van de directeur blijkt de vrouw zich suf te hebben gebeld. Met John Meijers en met Sharif K. Dat kan maar één ding betekenen, vindt de officier: de Marokkaanse overlegde over het beste tijdstip van de moord.

Ook tal van leugenachtige verklaringen van de verdachten tijdens verhoren wijzen op hun schuld, stelt de officier. Zo beweerde Sharif op de dag van de moord niet in Weert te zijn geweest. Technisch onderzoek naar het gebruik van zijn mobiele telefoon wijst op het tegendeel. Een van de „doorzichtigste smoezen” van Halima vindt de officier haar verklaring voor de afkorting SK in haar mobiele telefoon. Scandinavian Airlines, zegt ze zelf. Onzin, meent de officier. SK staat voor Sharif K., haar handlanger.

Wat te denken van een document dat in Halima's computer is gevonden, daags na Johns dood, waarin ze haar verdriet uit over zijn dood? Allemaal nep, betoogt de officier. „Onderdeel van een doortrapte plot.”

De advocaten mr. David Moszkowicz, raadsman van Sharif, en mr. M. Heuvelmans, raadsman van Halima, vegen de vloer aan met de redenering van de officier. Moszkowicz: „Het openbaar ministerie wil koste wat het kost deze verdachten in een kwaad daglicht stellen.” Heuvelmans wijst erop dat onbekend is wat er tijdens de telefoongesprekken kort voor Johns dood is besproken.

En dan is er rond het appartement waar John is gedood nog een meteropnemer gesignaleerd op de bewuste Nieuwjaarsdag. Kan hij de moordenaar niet zijn?

De verdachten hebben, zoals de wet voorschrijft, het laatste woord. „Ik ben niet schuldig”, zegt Halima. „Ik heb oprecht van John gehouden.” Ongelovig schudt de oude moeder van John het grijze hoofd.

„Een gecompliceerde zaak”, vindt de rechtbank. Met enige spanning bellen we twee weken later de rechtbank. De uitspraak: vrijspraak. Het OM tekent meteen hoger beroep aan.