Binnenland20 mei 2000

Bedrijven en bestuur hebben invloed op herhaling 'Enschede'

Eén groot kruitvat

Door J. van Klinken
Chemische fabrieken, tankwagens, chloortreinen, vrachtvliegtuigen, gastankers – het gevaar veroorzaakt door industriële activiteiten loert overal. Nederland lijkt één groot kruitvat. Op papier zijn de risico's verantwoord en beheersbaar. De werkelijkheid is wel eens anders, zoals blijkt in Enschede. Over bedreigingen van onze veiligheid, de dollartekens van de directeur en het lintje voor de burgemeester.

plattekstOns land telt zo'n 250 bedrijven die zijn ingedeeld in de hoogste gevarenklasse. ”Post-Seveso-II-bedrijven” worden ze in de wandelgangen genoemd. Gemeenten dienen die bedrijven op grond van de wet aan te wijzen als bedrijfsbrandweerplichtig. Zo'n bedrijf moet dan aantonen dat zijn brandweer is afgestemd op de risico's van de activiteiten.

Stel dat zich op het bedrijfsterrein opslagtanks met gevaarlijke stoffen bevinden. Dan moet het bedrijf, bij een aangewezen bedrijfsbrandweer, kunnen aangeven dat de brandweer in staat is een eventuele brand adequaat te lijf te gaan of de omgeving te beschermen. Dat betekent dat de bedrijfsbrandweer binnen enkele minuten met een bluseenheid ter plekke moet zijn. Een dergelijk brandweerkorps betekent voor zo'n bedrijf een forse kostenpost.

De maatregel van de aangewezen bedrijfsbrandweer is in 1988 ingegaan. „We zijn nu twaalf jaar verder. Vraag maar eens bij Binnenlandse Zaken hoeveel bedrijven inmiddels verplicht zijn tot zo'n aangewezen brandweer”, adviseert Cees van Beek, die als voorzitter van de Onderzoeksgroep Brandweer Ongevallen is verbonden aan de Nederlandse Vereniging voor Veiligheidskunde (NVVK).
Vuurwerk

Risicovolle activiteiten mogen zich al decennialang verheugen in de bijzondere belangstelling van de rijksoverheid. Er is in de loop der jaren een woud aan regelingen gegroeid om allerhande gevaren te bedwingen. Uitgangspunt is de wet van Murphy: Alles wat fout kan gaan, gaat een keer fout. Het is aan de experts om maatregelen te bedenken waardoor de kans op een fataal moment zo klein mogelijk is.

De beveiliging van gevaarlijke industriële activiteiten is uitgegroeid tot een aparte tak van wetenschap. Die houdt zich bezig met het maken van risicoanalyses en het ontwerpen van veiligheidsprocedures. Daarbij spelen statistieken een belangrijke rol. Ze leren hoe vaak er in binnen- en buitenland iets misgaat.

Hoogleraar milieuwetenschappen Lucas Reijnders van de Universiteit van Amsterdam vindt dat de aanwezige kennis op veiligheidsgebied met name binnen de chemische industrie in ons land goed wordt toegepast. „Bedrijven zoals DSM en Akzo hanteren vrij goede systemen bij het berekenen van de kans op ongelukken. Zij kunnen met recht en reden iets over de risico's van hun activiteiten zeggen. In grote lijnen kloppen hun analyses wel.”

Minder te spreken is hij over het werken met gevaarlijke stoffen buiten de chemische sector. Hij noemt een wel zeer actueel voorbeeld: de opslag van vuurwerk. De beveiliging in deze branche is gebaseerd op proeven die door onderzoeksinstellingen worden gedaan.

„Aan de hand van die proeven zegt zo'n instelling: U moet het zus en zo doen en dan is het veilig. Over deze aanpak is al heel lang discussie. Ze is ontwikkeld door het leger, die bijvoorbeeld kijkt wat er gebeurt als er op een opslagplaats wordt geschoten. Invloeden van buitenaf dus. Waar de experts van het leger nauwelijks oog voor hebben, zijn de invloeden van binnenuit.”

Dat kan zeer dramatische gevolgen hebben, zoals in Enschede is gebleken. Wat daar plaatshad, was in vakjargon een detonatie. Die gaat gepaard met een enorme drukgolf.

Reijnders: „Volgens proeven kan vuurwerk niet detoneren. Dat zeiden ze ook van kruit. Als het maar op de goede wijze was opgeslagen, kon er niets gebeuren. Ik heb dat altijd absurd gevonden want er is ontzettend veel statistiek die zegt dat het wel kan detoneren. In China bijvoorbeeld is het veelvuldig voorgekomen. Daarom is daar voor een andere aanpak gekozen. In België is die overgenomen. Daar worden breukplaten in het dak van opslagbunkers aangebracht. Dan kan de druk weg en krijg je bij detonatie niet zo'n schokgolf. In de chemische industrie weten ze dat al sinds de jaren veertig. Maar in ons land wordt in de vuurwerkbranche nog steeds een achterhaalde veiligheidsfilosofie toegepast.”
Mentaliteit

Ook als er wel met verantwoorde risicoanalyses wordt gewerkt en als een bedrijf wel de juiste veiligheidsmaatregelen heeft getroffen, biedt dat nog geen garanties. Van cruciaal belang is de cultuur binnen een bedrijf.

„Voorbeeldgedrag van managers en directeuren legt enorm veel gewicht in de schaal”, zegt veiligheidskundige Cees van Beek. Hij legt uit dat veiligheid niet alleen een kwestie is van procedures en van papier maar ook van mentaliteit. Er zijn directeuren met grote dollartekens in de ogen en een geweten waarin een paard en wagen royaal kan keren. „Die knijpen een oogje dicht als er de hand wordt gelicht met veiligheidsmaatregelen omdat de productie bij hen voorgaat. Er zijn ook directeuren die zich ten volle hun verantwoordelijkheid bewust zijn en die integer zijn tot op het bot. Veiligheid gaat bij hen voor productie. In Amerika is dat nu ook bij kleinere chemische bedrijven sterk in opkomst.”

„Dat komt”, vult Lucas Reijnders van de Universiteit van Amsterdam aan, „door de aansprakelijkheid die daar anders is geregeld. Als een bedrijf daar iets fout doet, kan het gigantisch de klos zijn. Het verschil in cultuur is niet in cijfers terug te vinden. Daar kun je ook niets mee in discussies met de overheid. Die baseert zich op berekeningen. Hoe een bedrijf in de praktijk werkt, mag je nooit aan de orde stellen. Dat is een kwetsbaar punt.”
Kijfhoek

Behalve de cultuur binnen bedrijven bepaalt ook de cultuur bij de overheid de veiligheid van de omgeving. Cees van Beek noemt als voorbeeld het rangeerterrein Kijfhoek bij Zwijndrecht. „Het bestaat veertig jaar. Er rangeren voortdurend treinen met gevaarlijke stoffen. Toch heeft het openbaar bestuur toestemming gegeven een woonwijk te bouwen in de buurt van Kijfhoek. Je moet er niet aan denken wat daar gebeurt als er een ongeluk gebeurt met een chloortrein. Dat is een calamiteit zo groot, dat wil je niet weten. En wat zegt iedereen dan? NS is de schuldige. Maar dan zeg ik: De kat is daar door het openbaar bestuur op het spek gebonden.”

Lucas Reijnders noemt een heel rijtje: Hengelo, waar een woonwijk grenst aan een vestiging van chemiereus Akzo; de Kop van Zuid in Rotterdam, die volgebouwd wordt met kantoren terwijl dagelijks gastankers komen langsvaren; de Veluwe, waar op verschillende plaatsen gebouwd is in de buurt van gasbollen met lpg.

Het sprekendste voorbeeld vindt Reijnders Geleen in Limburg, waar de gemeente een woonwijk plande onder de rook van DSM. „Een planologische blunder van jewelste. Er is bij de bestuurders exact bekend wat de risico's in de wijk zijn. Maar het openbaar bestuur wil ze niet weten. De burgemeester vindt de cijfers stigmatiserend. De woningen in die wijk worden dan minder waard.”

Enschede lijkt inmiddels aan het rijtje te kunnen worden toegevoegd: een brandweer die niet weet met welke risico's ze te maken heeft, een gemeentebestuur dat toestemming verleent voor het opslaan van vuurwerk in veertien zeecontainers, een provinciebestuur dat in een rapport aangeeft hoe veilig de desbetreffende vuurwerkfabriek wel niet is.

Is de integriteit van het openbaar bestuur zo langzamerhand niet in het geding?

Reijnders: „Het heeft meer te maken met het denken over risico's. Dat gaat schoksgewijs. Als er een grote klap valt, is iedereen er vol van. Over twee jaar is het al een stuk minder en over vier jaar, als er een belangrijke beslissing moet worden genomen, is de schok helemaal weggeëbd. Het onderwerp is te abstract. Kijk maar naar Enschede. De discussie beperkt zich tot de opslag van vuurwerk en gaat niet over het omgaan met risico's in het algemeen.”

Een andere belangrijke factor is dat een bestuurder aan het verlenen van vergunningen en het verbinden van voorwaarden geen eer kan behalen. Een prestigieuze sporthal of een fraaie woonwijk levert een burgemeester eerder een lintje op dan het hanteren van een streng regime voor risicovolle industriële activiteiten.

Van Beek: „Een enkeling onderscheidt zich. Wijlen Ien Dales (ex-minister van Binnenlandse Zaken, JvK) stuurde ieder jaar een zwarte lijst rond met namen van gemeenten die nog geen rampenplan hadden. Reken maar dat dat effect had.”
Angsthazen

Terug naar de aangewezen bedrijfsbrandweer. Het ministerie van Binnenlandse Zaken slaagt er niet in de gevraagde informatie aan te leveren. Cees van Beek van de NVVK houdt het op „zeker minder dan 50 procent” van de 250 post-Seveso-II-bedrijven die een aangewezen brandweer hebben. Dat betekent, zoals hij dat noemt, „dat er geen garantie is voor voldoende slagkracht op locatie.” In gewoon Nederlands: de gemeenten weten niet of de desbetreffende bedrijven bij een calamiteit voldoende kunnen optreden.

Oorzaak? „De gemeenten vertonen gebrek aan innerlijke dapperheid”, zegt Van Beek. „Bedrijven vinden dat het te veel kost en dreigen met vertrek. Dan komt de werkgelegenheid in gevaar en dat is een toverwoord. Ik zou zeggen: Je zorgt maar dat je je zaken voor elkaar hebt en anders kras je maar op. Helaas ontbreekt daar bij veel bestuurders het lef voor.”

Reijnders: „Ik hoop dat het openbaar bestuur leert van Enschede en dat er ook aandacht komt voor zaken waaraan bestuurders weinig eer kunnen behalen. Het is toch een kwestie van elementair fatsoen tegenover de burgers dat zulke zaken goed geregeld worden?”