Binnenland20 mei 2000

Familie Bargeman raakt door explosie huis kwijt

Dagboek van
een rampweek

In één klap zat het gezin Bargeman uit Enschede zonder huis. Hun woning aan de Beekstraat is rijp voor de sloop. Van dag tot dag blikt de familie terug op de afgelopen rampweek. Moeder: „De Heere heeft ons wonderlijk gespaard. Ik kan niet anders zeggen.”

Door J. Visscher

MAANDAG 15 MEI
De Bargemans hebben onderdak bij oma Nuijen aan de Hofstedeweg. De dag is hectisch. Kennissen en kerkleden steken de getroffen familie een hart onder de riem.

De telefoon staat roodgloeiend. Bellers informeren bezorgd naar Marieke. Het gerucht gaat dat ze is vermist. Dat klopt niet. Marieke is levend uit de puinhopen gekomen. „We zien hierin de hand van de Heere. We zijn zo blij dat we elkaar nog hebben”, zegt moeder Bargeman.

Marieke is de schrik nog lang niet te boven. Ze reist 's middags naar Oldenzaal, naar de kennissen bij wie ze tijdens de explosie was. De twee jonge kinderen, waarvan Marieke er tijdens de vlucht één op de arm nam, maken het goed. Vader: „Onze dochter heeft een onverbrekelijke band met die mensen gekregen.” Marieke komt in Oldenzaal tot haar opluchting een poelier van de Roomweg tegen. Hij heeft de ramp overleefd.

Vader en moeder Bargeman gaan 's middags op bezoek bij een makelaars- en assurantiekantoor. Moeder Bargeman heeft bij een van de makelaars voorheen kraamverzorging gedaan. Binnen een paar uur weet de makelaar een tijdelijk huis voor de getroffen familie te regelen. Het is een woning aan de Varviksingel, elders in de stad. Afgesproken wordt dat er „een contractje” wordt opgesteld, zegt vader. Als het huis is verkocht, zullen de Bargemans het pand moeten verlaten.

's Avonds kan de familie het huis aan de Varviksingel in. De ontvangst is hartelijk. Op tafel staan een bos bloemen en een grote koek.

DINSDAG 16 MEI
De Bargemans zijn blij met hun nieuwe onderkomen. „Het is echt een heel mooi, ruim huis. Ik kijk mijn ogen uit”, zegt moeder.

Hartverwarmend vindt ze de hulp die van alle kanten wordt aangeboden. „We krijgen van alles. Een afwasmachine, bossen bloemen, kleren, een mand vol eten, een televisie. Je kunt het echt niet allemaal bedenken. Het is geweldig.” Zelf gaat moeder naar de winkel voor tandenborstels en andere toiletspullen.

De mobiele telefoon blijft gaan. Moeder: „We worden gebeld door mensen die we amper kennen. We kregen bijvoorbeeld een bemoedigend telefoontje van een verzekeringsagent die ooit eens een paar keer bij ons thuis is geweest.”

Ook vandaag houden de Bargemans zich –via TV Oost– uitvoerig op de hoogte over de nasleep van de ramp. Het napraten gaat door. „Aan het einde van de oorlog is Enschede gebombardeerd”, zegt vader. „De getroffen wijken moeten er toen hebben uitgezien zoals het rampgebied rond de vuurwerkfabriek.”

Een opvallend bericht. Van een kennis die met een busje in het rampgebied is gaan kijken, horen de Bargemans dat hun huis weliswaar zwaar beschadigd is, maar toch nog overeind staat. „Misschien vinden we toch nog wat persoonlijke bezittingen”, hoopt moeder.

's Avonds heerst er onrust aan de Varviksingel. De onweersbuien die over Enschede trekken, brengen Marieke in paniek. Het noodweer herinnert haar aan de angstige ogenblikken na de enorme explosies. Marieke: „Ik was helemaal in de war door dat onweer. Er reden allemaal brandweerauto's door de straat. Zonder sirenes, maar wel met zwaailichten. Ik werd er echt bang van.”

WOENSDAG 17 MEI
De Bargemans proberen er een ontspannen dag van te maken. Vader: „Ik heb mijn vrouw en Marieke naar een kennis in Deventer gestuurd: Ga er maar eens lekker uit.

Zelf houdt vader zich bezig in en rond zijn tijdelijke huis. „Ik heb de ramen gelapt en de straat geveegd en de zaak hier gestofzuigd. Ik ben de stad niet in geweest.”

Vader volgt het nieuws over de ramp op de voet. „Er wordt bijvoorbeeld bericht over zaken als aansprakelijkheid en eventuele sabotage bij het vuurwerkbedrijf. En dan roept een brandweercommandant weer iets over bunkerdeuren die openstonden. Zo krijg je wel een stroom van geruchten. En mensen gaan die geruchten handjes en voetjes geven. Maar bevestigd is er niets. Je vraagt je af: Hoe kan er vuur komen in die bunkers met dik gewapend beton?”

Nog steeds mogen de Bargemans geen poolshoogte nemen bij hun beschadigde huis. „Ik ben er niet gefrustreerd over dat ik mijn huis nog niet mag inspecteren. Het schijnt voor het verwerken van trauma's overigens goed te zijn om er te gaan kijken.” Marieke vertoont zich nog niet in de buurt van het rampgebied. Vader: „Ze wil er echt niet naar toe.”

Intussen maken moeder en Marieke er een gezellige dag van. „We hebben veel gelachen”, grinnikt Marieke. „Op een gegeven moment waren we bij een stoplicht en haalde ik per ongeluk de sleutel uit het contact. Maar de auto bleef in beweging. Wat hebben we gelachen.”

In Apeldoorn gaan moeder en Marieke, samen met een kennis, een Egyptische man, uit winkelen. „Ik heb nieuwe schoenen gekocht”, zegt Marieke. „We hebben veel plezier gehad met die kennis. Een man en winkelen, da's lachen, zeg. Hij regelde van alles voor ons. Dan zei hij: Dit en dat. Zus en zo. Deze mensen zijn betrokken bij de ramp in Enschede. En dan zag je dat winkelpersoneel voor ons rennen. We hebben lekker gekletst en koffie gedronken. Zo vergeet je de ramp ook een beetje.”

DONDERDAG 18 MEI
Schokkende berichten sijpelen binnen. Marieke, na een onrustige nacht. „Je hoort allerlei verontrustende dingen. Een overbuurman van de kennissen waar ik zaterdag was, is overleden. En van een Turkse familie schijnen alleen het jongste en het oudste kind de explosie te hebben overleefd. En een oud vrouwtje in de straat. Waar is ze?”

Zoon Maarten, die tijdens de explosie groente en fruit verkocht op een markt in Duitsland, praat niet zo veel over de ramp. Vader: „Ik denk dat hij het op z'n eigen manier verwerkt. En hij was natuurlijk zaterdag ook niet in de stad.”

Vader en moeder mogen deze dag wel kijken bij hun huis, alleen aan de buitenkant. „De ravage viel me nog mee”, zegt vader. „De straten waren netjes schoongeveegd. Ik zag in de tuin alleen maar een rolluik liggen. Van het blok van vier huizen stond onze woning er nog redelijk bij. Het heeft waarschijnlijk te maken met de bouwconstructie. Bij de buren waren de daken afgebrand en ingestort.”

Marieke is blij dat haar parkietje de explosie heeft overleefd. „Ik was best gehecht aan dat vogeltje. Er zat gelukkig een grote voerbak in de kooi, dus eten heeft-ie wel gehad. Alleen, nu zit hij bij mensen die ook een kat hebben. En dat is lastig.” Marieke begint aan haar nieuwe huis te wennen. „Alles is nu niet meer zo vreemd. Eerst zei ik: We gaan naar de Varviksingel. Nu zeg ik: We gaan naar huis.”

's Avonds wordt via TV Oost de lijst met vermisten bekendgemaakt. „Je zou willen dat al die vermisten zich meldden”, zegt vader. „Maar dat is denk ik een ijdele hoop.”

Vandaag is er in huize Bargeman na de hectische dagen voor het eerst weer eten gekookt. Rauwe witlof met kipschnitzel. Vader: „Dat smaakte goed.”

VRIJDAG 19 MEI
Hoewel de gemeente het huis van de Bargemans nog niet heeft vrijgegeven, hebben moeder en Marieke er onverwacht toch een kijkje kunnen nemen. Binnen zelfs. Marieke aarzelde om naar de Beekstraat te gaan. Moeder: „Ze vroeg: Mam, is het niet eng?”

Moeder: „Alles was afgesloten met stevige planken. We keken wat over de schutting, toen er een man aan kwam lopen; een van de mensen die daar aan het werk waren. Hij zei: Mag u er niet in? Zal ik de deur voor u openmaken? Toen heeft hij met een accuboor de schroeven in de plank voor de voordeur losgemaakt. Dus konden wij erin.

Binnen was het een rommel. Overal glas, bloempotten met aarde ernaast, kapotte lampen. Toch is de ravage me nog meegevallen. Aan het begin van de week dacht ik dat er slechts een hoopje puin van ons huis was overgebleven. Maar de meubels en de kasten stonden nog overeind. Ik heb wat persoonlijke bezittingen meegenomen. Videobandjes, het rijbewijs van mijn man, polissen, een paspoort en dat soort dingen. Ik heb zelfs wat kleren te pakken kunnen krijgen.

Later kwam ik een gereformeerd vrijgemaakte overbuurvrouw uit de Beekstraat tegen. Ze zei: Wat is de Heere zaterdag druk geweest, hè? Ik zat haar een beetje raar aan te kijken. Wat bedoel je? Nou, zei ze, alle mensen van de kerk, alle buren, ook niet-kerkelijken, zijn gespaard gebleven. Dat is wel zo ja, God is heel erg druk geweest. Bij het Talmaplein en op de Lasondersingel, twee getroffen straten, wonen veel kerkelijke mensen. Ze leven nog. Alleen brandweerman Hans van der Molen, van de Nederlands gereformeerde kerk, is helaas omgekomen.

Je kunt wel zeggen dat de afgelopen week de meest bewogen week van ons leven is geweest. Je merkt wel dat je wordt geleefd. Je wordt doorlopend gebeld, je krijgt veel bezoek, je doet boodschappen en je komt aan eten nauwelijks toe.

Vandaag kwam een vriendin naar me toe, ze had het over de dood van brandweerman Hans van der Molen. Geertje, zegt ze, ik zie zo op tegen de begrafenis morgen. Ik zei: Probeer daar nou niet aan te denken. Ga nou niet in zak en as zitten.

Mijn man en ik gaan vrijdagavond niet naar de stille tocht. Onze zoon Maarten wel. Ik kan er de moed niet voor opbrengen. Net was ik in de Deurningerstraat, daar lagen allemaal bloemen opgestapeld. Ik vind dat zo aangrijpend, hè. Dat doet me veel meer pijn dan de aanblik van ons huis.”