Binnenland16 mei 2000

Identificatieteam zoekt per centimeter

Al 23 jaar een
dankbare taak

Van onze binnenlandredactie
DRIEBERGEN – Ze redden geen levens en leuk kun je hun activiteiten nauwelijks noemen, maar ze vinden zelf wel dat ze een dankbare taak hebben. Ze bieden nabestaanden duidelijkheid bij wurgende onzekerheid over het lot van hun geliefden na een ramp. Al bijna 25 jaar kwijten de leden van het Rampenidentificatieteam (RIT) zich van hun macabere taak. Zo ook nu in Enschede.

Het RIT is een onderdeel van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD). Het bestaat uit een vaste kern van politiemensen en deskundigen, zoals pathologen-anatomen, forensisch orthodontisten (tandartsen), een vingerafdrukkenexpert en een vertegenwoordiger van het Waarborginstituut die sieraden voorziet van bepaalde merktekens en helpt bij het traceren van versierselen. Het team kan waar nodig worden uitgebreid en is uitgerust voor de berging en identificatie van circa 500 doden.

In Enschede werken momenteel 144 mensen die te maken hebben met de tientallen ingestorte huizen waarin brand heeft gewoed. Het RIT heeft echter voor nog hetere vuren gestaan. In 1977 werden de politiemensen ingezet op Tenerife, waar meer dan 500 mensen omkwamen bij een botsing tussen een Nederlandse en een Amerikaanse Boeing 747. De KLPD beschouwt die ramp als de officieuze aanzet tot de oprichting van het RIT.

Tien jaar later waren de deskundigen in Zeebrugge, waar 193 passagiers van de veerboot Herald of Free Enterprise omkwamen in zee. In 1992 zochten de RIT'ers naar delen van lichamen in de vernietigde Bijlmerflat. Bij die ramp kwamen 43 mensen om het leven. In tegenstelling tot Enschede boden daar de huizen geen uitsluitsel over de identiteit van de doden. De flat was in elkaar geklapt en alles en iedereen lag erin verspreid.

Haarspelden
In gevallen waarin de vindplaats geen aanknopingspunt biedt, moet het RIT zijn toevlucht nemen tot andere methoden. Onderzoek van het gebit bijvoorbeeld. De kiekjes uit het familiealbum, informatie over de haardracht van vermisten, over de kleding of over andere speciale kenmerken. Het RIT haalt vingerafdrukken van instapkaarten om dode vliegtuigpassagiers te identificeren, van een stuk gereedschap dat door een vermiste veel werd gehanteerd, of van schoolschriften van verdwenen kinderen. Ze vergelijken gevonden haarspelden met foto's waarop mogelijke slachtoffers de versieringen dragen; ze kijken naar de stand van tenen, speciale steunzolen of de sok of schoen die nog aan een los been zitten. Als alles faalt, kan het RIT de lichaamsdelen nog vergelijken met 'levend' DNA van ouders, broers of zussen van vermisten.

„Je graaft gigantisch diep in iemands privé-leven”, verklaren voormalig leider L. van der Pols en zijn collega R. Klement. „Soms op een haast gênante manier.” Alles om nabestaanden zo spoedig mogelijk duidelijkheid te geven met zo min mogelijk kans op vergissingen. „We willen 100 procent zekerheid.”