Binnenland16 mei 2000

Beklemmende sfeer onder teruggekeerde wijkbewoners

„Erger dan de oorlog”

Door J. van Klinken en J. Visscher
ENSCHEDE – Het bijna 3 meter brede kozijn is in zijn geheel uit de muur gezogen en ligt verwrongen voor de gevel. De verbogen schroeven steken uit de stenen. De constructie was duidelijk niet opgewassen tegen zoveel geweld. Boven blijkt de gevel losgerukt te zijn van de binnenmuren. Op zolder is te zien dat de luchtdruk de kap enkele centimeters heeft opgetild.

In de vooroorlogse woning van mevrouw Fiselier aan de Kottendijk in de Enschedese rampwijk Mekkelholt ligt overal glas. In een hoek van de kamer is een stuk plafond naar beneden gevallen. Zelf is de bewoonster er niet. De bejaarde dame kon de terugkeer naar haar zwaar gehavende woning niet aan.

Haar zoon neemt hoofdschuddend de schade op. „Komt dit ooit nog goed?”, vraagt hij zich af. Zijn moeder heeft het er betrekkelijk goed afgebracht. Haar gezicht zit onder de blutsen omdat ze een dakpan op haar hoofd kreeg. Daar komt ze wel over heen, schat de zoon in. „Erger is de emotionele schade. Ze is haar gevoel voor veiligheid kwijt.”

Het is maandagmiddag vier uur en de buitenste ring van de wijk is zojuist vrijgegeven voor de bewoners. Het glasgerinkel in de straten is niet van de lucht. De meeste van de 2500 bewoners laten er geen gras over groeien. Nog geen uur zijn ze thuis en iedereen is al koortsachtig bezig de ravage op te ruimen. Overal staan karren met houten platen om de glasloze kozijnen dicht te timmeren. Een enkeling heeft een glaszetter kunnen regelen. Ruiten zijn niet aan te slepen in Enschede.

Er heerst een beklemmende sfeer. Velen zijn opgelucht dat ze weer terug zijn, maar er is tegelijkertijd weinig om blij mee te zijn. In gedachten wordt meegeleefd met de wijkbewoners die zo veel ernstiger zijn gedupeerd en die soms al dagen op zoek zijn naar man, vrouw of kinderen.

Fluitend geluid
Hoe dichter bij de nog steeds hermetisch afgesloten binnenring, hoe groter de schade aan de woningen. De finale explosie heeft een drukgolf veroorzaakt, die als door een onzichtbare hand gestuurd het ene gebouw is voorbij gegaan en het andere in een bouwval heeft veranderd. Iemand zegt dat hij de drukgolf zag aankomen. „Ik hoorde een fluitend geluid op me afkomen en zag dat pannen van daken werden afgerukt. Het leek wel een windhoos die door een korenveld raast. Heel onwerkelijk.”

Aan het eind van een afgesloten straat rijzen de contouren op van het Grolsch-complex. Zelfs op afstand is te zien dat de klap er hard is aangekomen. Verderop stapt een oud baasje uit een auto om aan een ME'er uit te leggen dat hij door de afrastering wil. Zijn ziekenhuiskaart ligt nog thuis en hij moet woensdag op controle komen maar hij weet niet hoe laat. De ME'er strijkt de hand over zijn hart en begeleidt hem naar zijn woning. „Wat is die man blij”, zegt zijn zoon, die in de auto blijft wachten. „Daar heeft hij al twee dagen pijn in zijn buik van.”

Zelf woonde Hans Stuivenberg, de zoon, aan de andere kant van de wijk. Met de nadruk op woonde. Het gebied lijkt op Kosovo en de woning van Hans is volledig vernield. „Ik was bij de brand gaan kijken. Dat ik nog leef, is een wonder. Urenlang heb ik gewonde mensen uit de woningen gehaald. En toen was ik mijn vrouw kwijt. Vier uur lang heb ik gezocht. In het opvangcentrum heb ik ze gevonden.”

Verontwaardigd is hij dat de aanwezigheid van de vuurwerkfabriek niet algemeen bekend was. „Ik zit in buurtcomités en in een commissie die betrokken is bij de verplaatsing van bedrijven uit de wijk maar ik wist van niets. Rara, hoe kan dat?”

Huilend
Bij een controlepost van de politie aan de rand van de wijk zijgt de 59-jarige Germa Joostens huilend op een stoel neer. Ze kan niet meer, ze heeft het even helemaal gehad. Ze had zo gehoopt dat ze naar haar huis mocht maar van een van de politiemensen krijgt ze te horen dat daar onder geen enkele voorwaarde sprake van kan zijn. Ze woont in de binnenste ring en daar wordt nog volop naar slachtoffers gezocht. Bovendien is er instortingsgevaar en ligt er asbest.

Herman, haar 64-jarige eega, lijkt minder aangedaan. „We willen heel graag weten hoe ons huis eraan toe is”, legt hij uit. Zijn vrouw herneemt zich en vult aan: „Al onze spullen hebben we achter moeten laten. Onze foto's, persoonlijke bezittingen, sieraden. Zou het er nog zijn?” Hij: „En hoe zwaar is de schade aan ons huis? Ik weet alleen dat het zeer zwaar is beschadigd.”

Ze hebben een stoffeerderij maar koesteren niet de illusie dat er nog veel van over is. Zij: „Door de explosie liggen alle spullen in de openlucht. Zodra het begint te regenen, kunnen we alles weggooien. Maar ach, wat zeuren we. We zijn er nog.”

Herman: „Met buurtbewoners stond ik bij de brand te kijken. Gelukkig nieuwjaar, grapten we tegen elkaar toen we het eerste vuurwerk zagen ontploffen. Pas toen ik de eerste zware explosie hoorde, realiseerde ik me dat zich daar een vuurwerkfabriek bevond. Dat had ik wel eens van iemand gehoord. Ik ben snel naar huis gegaan. Bij de tweede explosie werd ik opgetild en meters verder het huis ingesmeten. Wat er daarna gebeurde, leek net een film. Ik heb in de Tweede Wereldoorlog een bominslag meegemaakt maar dit was veel erger.”

Puinhoop
In het centrum van Enschede stromen de hele dag mensen toe op het plein voor het stadhuis om zich te vergapen aan het camerawoud van de vele televisiejournalisten, die uit alle windstreken zijn neergestreken. De dag komt al vroeg op gang. Om acht uur 's ochtends is er een eerste persconferentie.

Tientallen camera's zijn gericht op burgemeestser Mans en zijn collega's. Een halfuur later vertrekken vier bussen met journalisten naar de buitenste ring van het rampgebied. De persconferenties gaan met de regelmaat van de klok door. Om twaalf uur verzamelen zich opnieuw vele tientallen journalisten in de snikhete raadszaal.

Honderden Enschedeërs zijn door de enorme explosie van huis en haard verdreven. Overal in de stad en wijde omgeving zijn ze te vinden. Eén van hen is de 68-jarige Gezina Coelingh. Van haar huis aan de zwaargetroffen Tollensstraat rest hoogstwaarschijnlijk niet veel meer dan een rokende puinhoop. Deze dagen logeert ze bij haar 72-jarige broer Paul op een rustige boerderij in Overdinkel, een tiental kilometers buiten Enschede.

Binnen op een tafel liggen de prints van e-mails van familie uit Amerika. Het woord in het vakje subject (onderwerp) laat niets aan duidelijkheid te wensen over: horrible (verschrikkelijk). „We are so thankful you are all safe (Wij zijn zo dankbaar dat jullie allemaal veilig zijn)”, laten de Amerikanen weten, die de tv-beelden uit de rampstad hebben gezien. En: As if a bomb hit Enschede. (Alsof een bom Enschede trof).

Hellenbroek
Gezina Coelingh reed tijdens de explosie in het rampgebied. Rondvliegend puin sloeg deuken in het autodak. Totaal overstuur wist de vrouw, die net van een kerkhofbezoek terug was gekomen, de rokende straten te verlaten. Broer Paul: „Doordat het huis van mijn zus is afgebrand, heeft ze spullen verloren waar ze een emotionele band mee had. Denk aan een serie unieke poppen, of boeken van Hellenbroek, die onze overgrootvader had verzameld.”

Ook de 72-jarige A. de Jonge, die aan de Oldenzaalsestraat woont, kreeg afgelopen zaterdagmiddag de schrik van zijn leven. „Ik had wat gestofzuigd, m'n vrouw zou zo weer thuiskomen, en ik was daarna ter ontspanning wat gaan lezen, uit het blad Stavast, van het veteranenlegioen. Om twee minuten over drie hoorde ik ineens een dreun. Het leek wel een duizendklapper. Ik liep naar de buurman en zou hem net vragen: Ben jij zo gek om dit af te steken. Toen zag ik veel meer vuurwerk de lucht ingaan. Ik greep mijn fototoestel en richtte dat naar boven. Toen klonk een daverende knal. Het zonnescherm viel om. Even later kwamen politieauto's ons waarschuwen dat we moesten vertrekken. Een buurman en ik zijn weggerend. Mijn buurman bleef staan voor een grote etalage. Ik zei: Je kunt zien dat je de oorlog niet hebt meegemaakt, want je staat daar veel te gevaarlijk.”

Kort na de explosies ging De Jonge op inspectie. Vergeleken met de zwaarstgetroffen gebieden viel de schade alleszins mee. „Ik moest wat papieren opruimen. Die lagen verspreid door de kamer.” De Jonge mocht zijn huis niet in en logeerde tot gisteren bij familie. Afgelopen zondag moest hij noodgedwongen in werkschoenen naar de kerk. „Als ze er wat van zouden hebben gezegd, zou ik me hebben verontschuldigd. Ik kom liever wat minder uitgedost, dan dat ik een kerkdienst moet overslaan.”