Binnenland15 april 2000

Schutte en Vergunst nemen stelling tegen nazaten Franse Revolutie

Symbool en waakster
bij de gratie Gods

Door Bart Jan Spruyt en Bea Versteeg
Beiden doorzien de historische en ideologische achtergronden van de toenemende kritiek op het koningschap. Beiden verwerpen die. Maar uit eenzelfde liefde voor het huis van Oranje wil de een, de GPV'er, koningin Beatrix als lid van de regering de rol van hoedster van constitutionele rechten laten vervullen, terwijl de ander, de SGP'er, het met D66-leider De Graaf eens is en Beatrix haar politieke bevoegdheden juist wil ontnemen. Want dan zal zij geen politieke factor meer zijn en kan zij niet meer in opspraak kan komen. Tweede-Kamerlid G. J. Schutte (GPV) in debat met rechter mr. drs. D. Vergunst (SGP).

Halverwege het gesprek wil Schutte toch eventjes de puntjes op de i zetten. Je kunt met elkaar spreken over de wenselijkheid of onwenselijkheid van een modernisering van het koningschap. Je kunt historische en staatsrechtelijke argumenten wisselen. En wat hemzelf betreft, kan het op bepaalde punten wel anders.

„Het is best mogelijk om Beatrix niet langer voorzitter van de Raad van State te laten zijn. Want die functie gaat nog uit van het oude idee dat de Raad een lichaam is voor de koning en zijn raadgevers. Dat is al lang door de geschiedenis achterhaald. En bij een kabinetsformatie vind ik de wat schimmige figuur van de informateur een probleem. Dat is in feite een bode van de Koningin die in haar opdracht moet nagaan of zij aan iemand een formatieopdracht kan geven. Die informateur legt in tegenstelling tot de formateur geen verantwoording af in de Kamer. Daar kunnen we daarom maar beter mee stoppen.”

Deze punten kun je aanvoeren. Maar het koningschap als zodanig en Beatrix' lidmaatschap van de regering staan voor Schutte niet ter discussie. „Als je de leer van de volkssoevereiniteit tot uitgangspunt neemt, maak je een knieval voor de geest van de Franse Revolutie, zou ik met Groen van Prinsterer willen zeggen. Het overheidsgezag is door God gegeven, ook aan het Oranjehuis.”

„Daar ben ik het mee eens”, antwoordt Vergunst, „maar dat neemt niet het recht en de plicht weg om de manier waarop de Koningin haar taak vervult inhoudelijk kritisch te beoordelen.”

Opspraak
Beide heren hebben verrast kennisgenomen van het levendige debat dat ontstaan is in reactie op het mediagenieke pleidooi van D66-leider De Graaf om het koningschap te moderniseren. Schutte heeft weinig nieuwe argumenten gehoord. „De antimonarchisten van voor de oorlog –vooral sociaal-democraten en communisten– gebruikten argumenten die je nu ziet terugkeren. Alleen staan ze nu niet in het kader van een principiële discussie voor of tegen de monarchie, maar meer in het kader van de vraag naar de wijze waarop het koningschap moet worden ingevuld.”

Volgens Vergunst is er toch meer aan de hand. Het koningschap is in opspraak geraakt. Er zijn onthullingen en incidenten geweest die aanleiding tot de huidige discussie hebben gegeven. „Heeft de discussie ook niet veel te maken met de persoon van Beatrix en de manier waarop zij haar ambt vervult? Zij is toch veel gereserveerder dan haar moeder en doet haar werk op een technocratische wijze. Bij incidenten wordt de man in de straat zich blijkbaar bewust van een geringere sympathie voor de Koningin. Als haar mening over politieke kwesties uitlekt, zullen ze zich afvragen: Waar bemoeit ze zich mee?”

Fatsoen
Schutte is voorzichtiger. „Je kunt al die incidenten niet onder één noemer brengen en zeggen dat ze allemaal met de persoon van Beatrix te maken hebben. Een oorzaak van die incidenten is bijvoorbeeld ook de behoefte bij kamerleden, ministers en anderen om te lekken. Zij schenden bewust de regels die hier gelden en de onderwerping aan die regels lijkt mij een zaak van normaal burgerlijk fatsoen. En dan is er nog de rol van bepaalde media, die er alle belang bij hebben om geruchten op te blazen tot incidenten en affaires. Neem de vader van de mogelijk toekomstige echtgenote van de kroonprins. Als het kabinet een goedkeuringswet voorbereidt, zal diens verleden als minister in de Argentijnse junta zeker aan de orde komen. Moet je dan nu al de vraag stellen of de Koningin en deze man wel samen op één balkon kunnen staan en van die vraag nu al zo'n affaire maken?”

Volgens Schutte moeten wij helemaal niet willen weten wat de Koningin vindt en wat zij in vertrouwelijke gesprekken als haar privé-mening naar buiten brengt. „De regering –Koning en ministers– regeert en is via de ministers verantwoording verschuldigd aan de Staten-Generaal. Zo liggen onze staatsrechtelijke verhoudingen. Hoe een minister tot zijn standpunt komt en welke rol de Koningin daarbij speelt, is niet van belang. Als Beatrix iets wil, dan moet zij een minister tot haar standpunt zien over te halen. En als een minister het niet met de Koningin eens is, dan zegt hij dat en dan gebeurt het niet. Tenzij hij een slappeling is, maar dat wordt dan wel weer door de kiezers afgestraft.”

Geïmponeerd
„Dat lijkt wel overtuigend”, vindt Vergunst, „maar dat is het niet helemaal. Ik ben maar een gewone jongen en als ik tegenover Beatrix zou zitten, zou ik toch geïmponeerd zijn door haar persoon en de tradities die zij vertegenwoordigt. Dat geeft een oneigenlijk gewicht aan de stellingnames van de Koningin als lid van de regering. Ze kan bovendien met een veto dreigen. Misschien dat ministers zich meer door dat soort zaken laten leiden dan door zakelijke argumenten.”

En juist dat maakt de monarchie op termijn zo kwetsbaar, vindt Vergunst. Daarmee zijn we bij de kern van zijn kritiek op de wijze waarop het koningschap functioneert. Als iedereen zich aan de regels zou houden, als de mening van de Koningin over tal van (politieke) kwesties geheim zou blijven, als –kortom– het geheim van het Noordeinde zou functioneren, was er niets aan de hand. Maar het functioneert niet en als gevolg daarvan komt de Koningin regelmatig in opspraak. En dat is weer een bedreiging van het koningschap, dat in Nederland vooral moet blijven bestaan.

„De Koningin neemt deel aan politieke discussies. En die komen vroeg of laat naar buiten. Wij herinneren ons Wilhelmina als nationaal symbool, als de vorstin die ons tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft geïnspireerd. Zo kijken we naar Juliana en zo zal Beatrix in de geschiedenisboekjes terechtkomen. Als nationaal symbool. Als je die functie, die ik hier graag wil onderstrepen, op lange termijn wilt waarborgen, moet je de Koningin en haar opvolger zoveel mogelijk weghouden uit de politieke arena.”

Spelregels
Maar voor Schutte is de Koningin meer dan een symbool van eenheid. Voor hem ligt haar functie vooral in het „bewaken van de constitutionele spelregels.” Hij benadrukt daarmee een punt dat ook de vice-voorzitter van de Raad van State, Tjeenk Willink, in de discussie heeft ingebracht.

„Over die eerste en belangrijkste functie wordt vaak meesmuilend gesproken, maar dat is ten onrechte. Want we moeten voorkomen dat een persoon of een partij de Grondwet naar zijn hand kan zetten. Kabinetten en afspraken –ook afspraken over de omgang met de Grondwet– komen tot stand via een regeerakkoord dat in een kamertje achteraf wordt gesloten. Fractiewoordvoerders spreken daar bijvoorbeeld met elkaar af hoe zij een voldoende meerderheid in Tweede en Eerste Kamer organiseren om wijzigingen in de Grondwet door te voeren, bijvoorbeeld op het punt van het referendum of de burgemeestersbenoeming. Tegenwicht wordt nu uitsluitend geboden door de Raad van State en de discussie in het parlement. Maar de Koningin kan dat al in een eerdere fase doen. Ze kan erop wijzen dat zij de eed op de Grondwet heeft afgelegd en lid is van de regering en daarom het recht heeft te vragen hoe het kabinet met de rechten van minderheden denkt om te gaan. Komt de afspraak die in de kabinetsformatie is gemaakt, niet in strijd met die rechten?”

„Maar uit de incidenten die naar buiten komen, hoe pietluttig die soms ook zijn”, reageert Vergunst, „blijkt dat de Koningin zich niet tot deze zaken beperkt, maar zich ook met allerlei andere zaken bezighoudt. En dat irriteert mensen en daarom gaan ze lekken, en daardoor komt de Koningin weer in opspraak en daardoor kan ze haar symboolfunctie niet meer vervullen.”

Schutte: „Het kan zijn dat ze zich met nog veel meer zaken bemoeit. Maar door haar uit de regering te halen, ontneem je haar de mogelijkheid om haar eerste en belangrijkste functie uit te voeren.”

Paradox
Schutte noemt een regering zonder Koningin een „verarming”, voor Vergunst zou die situatie juist een „versterking” van de monarchie betekenen. „In de vorige eeuw werd het koningshuis juist versterkt ten tijde van koning Willem II, die buiten de politieke arena werd gehouden. Dat wordt de ”paradox van 1848” genoemd. Juist toen kon hij als symbool van nationale eenheid functioneren. Voor die samenbindende functie heb je geen politieke invloed nodig.”

Beiden zouden er geen problemen mee hebben als de Koningin afstand zou doen van haar voorzitterschap van de Raad van State. Maar Schutte noemt haar rol bij kabinetsformaties „zeer waardevol, omdat de Koningin een nuttige rol kan spelen in het proces waarin minderheidspartijen elkaar moeten vinden”, terwijl Vergunst hier aarzelt, omdat keuzes al snel een „zware politieke lading” krijgen. „Nogmaals: houdt haar uit deze vuurlinie als je de monarchie wilt waarborgen.”

Voor Schutte komt bij al deze zakelijke argumenten nog een andere, meer fundamentele kwestie, „waar we in onze kringen niet aan voorbij moeten gaan. Ik ben niet van mening dat iets wat historisch gegroeid is, altijd zo moet blijven. Maar Beatrix is Koningin bij de gratie Gods en het huis van Oranje heeft onder Gods leiding een bepaalde positie in onze samenleving gekregen. Als je veranderingen in de positie van het koningshuis wilt aanbrengen, moet je wel toetsen of dit gebeurt met respect voor vier eeuwen geschiedenis of als knieval voor de Revolutie. Het oude adagium van Groen van Prinsterer: Tegen de Revolutie het Evangelie!, is ook vandaag nog een belangrijke leidraad. Als De Graaf met zijn voorstellen komt en bijval vindt bij enkele PvdA'ers en een enkele VVD'er, dan gebeurt dat toch vanuit de overtuiging dat alle ambten in een democratie moeten worden vervuld door burgers die door hun medeburgers zijn gekozen en door hen ook weer weggestuurd kunnen worden. Dat is dus de idee van de volkssoevereiniteit, waar Groen zich principieel tegen gekeerd heeft.”

God-Nederland-Oranje
Vergunst: „Dat dat denken erachter zit bij deze mensen, zie ik ook. Maar ik voeg daaraan toe: Wanneer je het koningshuis vanuit de geschiedenis zo wilt positioneren, als een door God gegeven instituut, houdt Beatrix juist dan uit die politieke arena weg. In wezen heeft ze daar niets te zeggen, want de ministers zijn verantwoordelijk. In de beeldvorming speelt zij tegelijkertijd een merkwaardige rol achter de schermen. Houdt haar daarom uit die discussie, om haar als symbool van nationale eenheid te kunnen handhaven.”

„Bovendien erken ik wel dat het gezag van het Oranjehuis door die notie van de gratie Gods en door het verleden gelegitimeerd is, maar ik acht mijzelf vrij –en hier spreek ik waarschijnlijk namens een deel van mijn generatie– om dat gezag inhoudelijk te beoordelen. Vanuit het schibbolet ”God, Nederland en Oranje” is het Oranjehuis wel eens wat te gemakkelijk sacrosanct verklaard. Je moet open en vrij, buiten een sfeer van taboes, over deze zaken kunnen praten. Ik denk dan ook dat wij als kleine christelijke partijen de discussie niet alleen vanuit onze geloofsvisie moeten voeren, maar ook in technische zin een bijdrage moeten leveren. En iets bescheidener graag, meer in de geest van de Amerikaanse president Lincoln, die, toen hij op het punt stond de burgeroorlog te winnen, waarschuwde voor de gevolgtrekking dat God dus aan de kant van het Noorden had gestaan.”

Schutte: „Dat bestrijd ik niet. Er zijn legitieme punten van discussie, maar we moeten bedacht zijn op de geestelijke achtergronden die daarin meespelen. Het erfgoed van de Franse Revolutie zit bij De Graaf in zijn vezels.”