Binnenland11 april 2000

De invloed van de Koningin

D66-fractieleider De Graaf wil de monarchie moderniseren. Macht heeft het staatshoofd sinds 1848 niet meer, wel invloed.

ONSCHENDBAAR– In de Grondwet staat sinds 1848 dat de koning onschendbaar is en de ministers verantwoordelijk zijn. De laatsten kunnen op hun beurt door het parlement ter verantwoording worden geroepen.

RECHTEN– In de constitutionele monarchie bezit de monarch het recht om ingelicht worden, om te waarschuwen en om aan te dringen. Van deze rechten maakt koningin Beatrix zeer actief gebruik.

REGERING– De Koningin is lid van de regering, maar de ministerraad, ook wel het kabinet genoemd (de premier en de ministers), maken het beleid en zijn daarvoor verantwoordelijk.

WETTEN– De Koningin maakt wetten aanhangig bij het parlement. Ze ontwerpt ze niet, dat doet het kabinet. De wetten die het parlement heeft goedgekeurd en Koninklijke Besluiten, waaraan de volksvertegenwoordiging niet van pas komt, worden door de Koningin en een minister ondertekend (het zogenaamde contraseign). De eerste verleent er daardoor als staatshoofd zijn gezag aan, de tweede zijn staatsrechtelijke verantwoordelijkheid.

ONDERTEKENEN– In principe dient de Koningin de haar voorgelegde wetten en benoemingen te ondertekenen. Bij benoemingen hebben zich onder koningin Juliana wel eens verschillen van mening voorgedaan. Er zijn dan vier mogelijkheden: de Koningin blijft bij haar weigering; het kabinet maakt er een halszaak van; de Koningin tekent alsnog; de Koningin zit stil, ofwel houdt de ondertekening op tot er een oplossing is gevonden.

RAAD VAN STATE– Van dit hoogste adviesorgaan van de regering is koningin Beatrix voorzitter. Het is een puur formele rol. In de praktijk heeft de vice-voorzitter, Tjeenk Willink, de leiding. Prins Willem-Alexander en prins Claus zijn lid van de Raad van State, maar onthouden zich van stemming. In de Proeve van de nieuwe grondwet (1966) is al bepleit de monarch het voorzitterschap te ontnemen. De regering heeft dat voorstel toen niet overgenomen.

KABINETSFORMATIE– De Koningin wijst op grond van adviezen van de fractievoorzitters, voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer, de vice-voorzitter van Raad van State en soms een minister van staat een informateur dan wel een formateur aan. Bij tegenstrijdige adviezen moet de Koningin een knoop doorhakken. Bij de formaties van het kabinet-Van Agt/Den Uyl in 1981 en kabinet-Kok in 1994 deed zich deze situatie voor. In 1971 heeft de Tweede Kamer geprobeerd een formateur te kiezen, wat mislukte. Het had eerder daartoe de motie-Kolfschoten aangenomen.

KONINKLIJK HUIS– Niet te verwarren met koninklijke familie. Tot het Koninklijk Huis behoren koningin Beatrix, prins Claus en hun zonen, prinses Juliana en prins Bernhard, prinses Margriet, mr. Pieter van Vollenhoven hun zonen en hun schoondochter. Zij zijn allen niet verder dan in de derde graad verwijderd van de Koningin. Als Willem-Alexander koning wordt, vervalt het lidmaatschap van de zonen van prinses Margriet. Zij zijn dan niet meer troongerechtigd. Pogingen in de jaren zeventig om het aantal leden van het Koninklijk Huis te beperken, stuitten op afwijzing bij koningin Juliana. Prinses Irene en prinses Christina verloren het recht op de troon door te huwen zonder parlementaire goedkeuring. Zij en hun kinderen horen wel tot de koninklijke familie.

OVERLEG– Koningin Beatrix praat iedere maandagmiddag met de premier. Twee keer per jaar ontvangt ze de ministers, één keer de staatssecretarissen. Tweede-Kamerleden komen eens in de zoveel jaar langs. Verder maken onder meer burgemeesters van grote steden, commissarissen van de Koningin en voorzitters van adviescolleges hun opwachting op Paleis Noordeinde.

UITKERING– Vijf leden van het Koninklijk Huis –de Koningin, prins Claus, prins Willem-Alexander, prinses Juliana en prins Bernhard– krijgen een inkomen, uitkering, uit de schatkist. Op de begroting voor 2000 staat daarvoor een bedrag van ruim 14 miljoen gulden.