De Betuwe

Buren biedt tal van attracties op loopafstand

Vlammen in de vesting

Door L. Vogelaar
Het verdwenen kasteel van Buren telde ooit evenveel ramen als er dagen in het jaar zijn. Willem van Oranje vierde er in 1551 zijn huwelijk met Anna van Buren. Sindsdien zijn het Betuwse stadje en het Oranjehuis onafscheidelijk met elkaar verbonden. Tussen de vestingwallen zijn her en der sporen van het koningshuis te ontdekken.

De kerktoren heeft een rood-geel bovenstuk. Dat is het eerste wat opvalt tijdens de VVV-stadswandeling “ ; Buren – een schatje van een stadje ” ;. De rode gloed zal niet veroorzaakt zijn door de grote stadsbrand van 1575, die een deel van het vestingstadje verpulverde. Daaraan herinnert de naam Rodeheldenstraat, een verbastering van „ Rode Hel ” ;. De pomp bij de kerk heeft het er ook nog altijd over: „ Crassanta flamma sum civibus solatio ” ;: Als de vlammen hoog oplaaien, ben ik de burgerij tot troost.

Het carillon klinkt helder over het minuscule marktplein. Aan de overkant is in het voormalige stadhuis het Museum Buren en Oranje ondergebracht. Het museum treft voorbereidingen voor twee herdenkingen: 500 jaar geleden kwam het Graafschap Buren tot stand en honderd jaar geleden werd koningin Wilhelmina ingehuldigd. Er wordt een munt geslagen, er verschijnt een gedenkboek over het graafschap en er wordt aandacht besteed aan koninklijk speelgoed.

Het kleine Buren heeft alle ingrediënten van een stad, meldt de museumbrochure: „ stadsmuren en wallen, grachten, een prachtige kerk met een even mooie toren, een raadhuis, een waag, een poortgebouw, een weeshuis, een synagoge, muurhuizen en musea, geschenkenhuizen en leuke 'snuffelwinkeltjes', restaurants, stadspompen, oude kanonnen en de molen Prins van Oranje ” ;.

Muurhuizen
Het oude karakter van Buren is zeldzaam mooi bewaard gebleven. De aaneengesloten rijen historische geveltjes dragen nog de sfeer van weleer. Voortuintjes zijn er niet. De mensen aan de Kniphoek hebben echter allemaal eenzelfde boompje in eenzelfde potje voor de deur staan. Ze bewonen muurhuizen, die deel uitmaakten van de stadsmuur. Daarom kregen de woningen aan de achterkant geen ramen. Een van de muurhuizen deed dienst als synagoge. Het pand aan het Jodenkerkplein is vanaf maart weer voor het publiek geopend. Bij de begraafplaats buiten de vesting is ook nog een klein jodenkerkhof te vinden.

De Culemborgse of Huizenpoort werd vier eeuwen geleden gebouwd en is in 1961 gerestaureerd. Een eindje buiten de poort ligt het stadspark, waar een gedenksteen herinnert aan het vroegere kasteel, dat eind vorige eeuw ten onder ging. De fundamenten liggen er nog onder de grasmat.

Aan de rand van de vesting zoeven de wieken van molen Prins van Oranje, daterend uit 1716. Een zeil klappert. De bedrijvigheid in het pand is op deze wolkeloze winterdag een van de weinige tekenen van leven in het stadje.

Weeshuis
Evenals het Oranjemuseum zijn het Marechausseemuseum en het Boerenwagenmuseum 's winters gesloten. Laatstgenoemde attractie ligt pal naast de stadspoort, op Achter Boonenburg 1. De verzameling wagens van F. Wilkens werd na verloop van tijd beheerd door een club enthousiastelingen en wordt sinds 1965 aan het publiek getoond. Het gaat hoofdzakelijk om wagens die in het Gelderse en Zuid-Hollandse rivierengebied hebben rondgereden en die versierd zijn met beschilderd houtsnijwerk. In het museum zijn ook een complete wagenmakerij en een smederij te zien.

Een van de fraaiste panden is het vroegere weeshuis, dat nu onderdak biedt aan het Marechausseemuseum. Prinses Maria, dochter uit het huwelijk van Willem van Oranje en Anna van Buren, stichtte het imposante gebouw in 1612. Het pand, dat werd opgetrokken in renaissancestijl, bood tot 1953 onderdak aan wezen, daarna tot 1971 aan een voogdij-instelling en sinds 1972 aan de museale collectie van de militaire politie.

De wezen van Buren kregen een indrukwekkend onderkomen. De streng ommuurde tuin blijkt nu gedeeltelijk als parkeerplaats dienst te doen. Prinses Maria werd in 1616 in het voorvaderlijke Buren begraven. In de St.-Lambertuskerk is haar laatste rustplaats te herkennen aan een marmeren graftombe op een hellend plint, afgezet met paaltjes en kettingen.

Kanonnen
De gedeeltelijk begroeide stadswallen waren tot 1853 nog twee meter hoger. De oude vesting werd aan twee zijden omsloten door het riviertje de Korne en aan twee zijden door een gracht. Wandelaars kunnen via het Begijnenpoortje in de stadswal bij de oevers van de Korne komen. Even verderop houden twee kanonnen de boze buitenwereld onder schot.

Het Oranjemuseum is van paas- tot en met herfstvakantie geopend, het Boerenwagenmuseum van Pasen tot 1 november (13.00-16.30 uur) en het Marechausseemuseum van 1 mei tot 1 oktober (10.00-16.30 uur, 's zaterdags 13.30-17.00 uur).