De Betuwe

Tempel en kruis in Elst

Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog was er van de enorme gotische kerk van Elst –gebouwd in de 15e eeuw– weinig over. Het dak was verdwenen, het interieur was een puinhoop. Alleen de muren stonden nog overeind. Bij de ingrijpende restauratie die volgde, kwamen de fundamenten van eerdere heiligdommen aan het licht. Wie afdaalt in de ondergrondse gewelven, ziet de restanten van twee tempels en een kerk.

Elst dankt zijn roem aan Werenfried, de apostel van de Betuwe, die hier in het jaar 726 op de puinhopen van een heidense tempel de eerste christelijke kerk stichtte. Volgens de overlevering werd deze metgezel van Willibrord er ook begraven. Koster R. van den Berg toont de lege sarcofaag en vertelt het bijbehorende verhaal: „De Betuwse christenen maakten ruzie om Werenfrieds gebeente. Uiteindelijk legden ze het in een sarcofaag in de rivier –vandaar het bootje in het gemeentewapen van Elst–, maar de kist spoelde ergens in niemandsland aan. Twee ossen moesten toen het pleit beslechten. Ze trokken de kar waarop de sarcofaag lag regelrecht naar Elst, en daar werd Werenfried begraven”.

De heidense tempels die hier eerder stonden, werden door Romeinen gebouwd. „Het tweede gebouw was veel groter dan het eerste”, vertelt Van den Berg. „Het had rondom een zuilengalerij en de muren –gebouwd van stenen uit de Eifel die in bootjes werden aangevoerd– waren 1,80 meter breed. Dat is een enorme prestatie geweest, maar aan personeel hadden ze geen gebrek: Romeinen genoeg”. De tempel werd gefundeerd op eikenhouten palen, die nog steeds volkomen gaaf in het grondwater staan. Ze moeten er ook blíjven: daarmee staat of valt de hele kerk – zelfs nog na tweeduizend jaar.