De Betuwe

Bijna verlegen passeert de Linge plekjes om bij te blijven staan

„Zo'n onneuzel ding van 'n revierke”

Door G. Th. A. Janssen en W. H. Smith
„Als ge nooit van de Linge ien de Bêtuwe had geheurd, dan zou ge van 't hele ding heel gin erg hebben gehad, zo'n onneuzel ding van 'n revierke dat is”. De schrijver Jacobus Cremer had gelijk. De langste zuiver Nederlandse rivier kronkelt onopvallend door het Betuwse landschap. Bijna verlegen passeert het water plekjes om langer bij stil te staan.

De Linge kabbelt in westelijke richting, niet zonder eerst de slotgracht van kasteel De Doornenburg gevuld te hebben. Waar de 108 kilometer lange waterloop precies ontspringt, is wellicht het best bewaarde geheim van de Betuwe. Net voor de poort van De Doornenburg, had beheerder Derksen beweerd. Onder een mestvaalt bij het inmiddels verdwenen veerhuis van Jan van Driel, meldt een blauw bord bij een inlaatsluis in de Rijndijk.

Vergeet het maar! Een medewerker van het Archief- en Informatiecentrum voor de Betuwe dempt resoluut beide bronnen. „Leuk verhaal, maar er klopt niets van. Tussen Doornenburg en Drumpt is de Linge een gegraven kanaal. Vanaf Zoelen volgt de rivier pas haar eigen weg. Dáár wordt ze echt losgelaten. De Oude Linge begon bij de Oliemolenwal in Tiel, als een zijtak van de Waal”.

De Linge laat Bemmel links liggen. De “parel van Gelderland”, beroemd om de grootste ponymarkt van Europa, maakt met de Kinkelenburg goede sier. Huissen is bescheidener. Het dorp zet de bloemetjes niet buiten, maar in warme kassen.

Landhonger
Het overwegend rooms-oecumenische Elst is weinig spectaculair. Behalve de eeuwenoude hervormde bedevaartskerk heeft de gemeenschap vrijwel niets te bieden. De gemeente staat op het punt heringedeeld te worden met Valburg en Heteren. Lent is al afgestaan aan de landhonger van Nijmegen. Aan de andere kant van Elst vreet Arnhem aan het grondgebied van dit dorp. Zo'n zes jaar geleden probeerde de Maharishi Mahesh Yogi, beroemd geworden door The Beatles, er een voet aan de grond te krijgen met een 'transcendent' attractiepark van 1,2 miljard gulden. Elst dreigde wereldberoemd te worden. Op het laatste moment gingen de plannen niet door.

Over de Linge, langs de Rijn, ligt Driel. Er worden volop nieuwe wijken uit de grond gestampt om mogelijke annexatieplannen van Arnhem te voorkomen. Aan de binnenkant van de Drielse Rijndijk staat het Airborne-monument. In de nacht van 25 op 26 september 1944 werden 2400 Britse en Poolse militairen vanuit het bezette over-Rijnse geëvacueerd. In die nacht vluchtte het trieste restant aan luchtlandingstroepen onder zware Duitse beschietingen naar de min of meer veilige Betuwe. Een monument herinnert aan die gebeurtenis.

Even verder langs de dijk ligt het voet- en fietsveer van Driel. Het is zeker duizend jaar oud. In het vorige millennium ging de overtocht per zeilboot. De inwoners van Driel vielen kerkelijk onder het diaconaat Felua van het bisdom Utrecht en moesten in Oosterbeek hun kinderen laten dopen. Later, in de tijd dat er in Driel veel tabak werd verbouwd, braken er gouden tijden aan voor het veer. Aan de overkant, in Arnhem, werd markt gehouden. En zo werd de pont een onmisbare schakel tussen de portemonnee van de Drielenaar en de rokers aan de overkant. Inmiddels is de veerboot niet meer dan een toeristische attractie tussen de Westerbouwing en de Betuwe. Sinds vorige week vaart hij op zonne-energie.

Enkele kilometers westelijker ligt Heteren. Bijzonder is de Kastanjelaan, evenwijdig aan en bijna even hoog als de dijk, met het oude gemeentehuis. De toren van de hervormde kerk staat zo'n 40 meter van het veel jongere gebouw vandaan. De oorspronkelijke kerk is allang afgebroken. Ooit bezat Heteren een van de oudste kastelen van de Betuwe, De Roode Tooren.

Lexkesveer
Randwijk, eveneens gemeente Heteren, is bekend door het Lexkesveer, dat de Midden-Betuwe met Wageningen verbindt. In de Romeinse tijd was die plek vermoedelijk doorwaadbaar en daarmee een ideale plaats voor allerlei ongeregelde stammen om het Romeinse rijk binnen te vallen. Door de komst van de brug (A50) bij Heteren ging het lange tijd niet goed met de pont. Automobilisten konden via die omweg vrijwel net zo snel in Wageningen komen als met de boot. Die tijd is inmiddels voorbij. Files voor de brug en tussen Renkum en Wageningen maken van de pont weer een aantrekkelijk alternatief.

Meest bijzondere dorp van de Midden-Betuwse gemeente Valburg is ongetwijfeld Hemmen, dat tegen het kerndorp Zetten is aangebouwd. Een tiental huizen rond de kerk vormt het centrum. Het heeft zelfs een station. Buiten de bebouwing liggen de ruïnes van het 12e-eeuwse landgoed. Tijdens de slag om Hemmen in 1945 werd het kasteel verwoest. Op dit moment worden de restanten gerestaureerd. Kniehoge muren moeten de vroegere indeling van de begane grond straks zichtbaar maken.

De oude hervormde Onze Lieve Vrouwe van de Brug-kerk heeft een geschiedenis die teruggaat tot de 13e eeuw. Ooit schijnt er, net als in Elst, een heidens heiligdom te hebben gestaan. Oud-predikant O. G. Heldring beschrijft dat in zijn boek “Leven en Arbeid”. In het jaar 1838 ontdekte de doodgraver een stenen sarcofaag aan de noordzijde van de kerk. Daarin lagen drie doodshoofden. De stenen kist staat nog steeds tegen de buitenkant van het bedehuis.

Pelgrims
De kerken van Dodewaard, Andelst, Herveld en Valburg vormden in vroeger eeuwen een rustplaats en tussenstop voor pelgrims. Op hun bedevaart naar Elst gebruikten zij de kerken om er te bidden. Voor de parochies vormde die gestage groep reizigers een aardige bron van inkomsten. De kerken van Herveld, Hien en Dodewaard dienden bovendien als vluchtplaats voor het hoge water. Als de dijken doorbraken, vluchtte de bevolking met het vee naar de hoger gelegen godshuizen. De zondagse diensten gingen echter gewoon door. De aanwezigheid van koeien en schapen zal overigens niet echt bevordelijk zijn geweest voor de aandacht. In Herveld ontstond er door de aanwezigheid van het vee in de kerk tijdens de watersnood van 1784 zelfs grote schade aan de kerkvloer.

Het romaanse schip van de kerk in Andelst dateert uit de 10e eeuw. Het gebouw was ooit gewijd aan de 'heilige' Vitus. Bijzonder is de zuidmuur, die bij de restauratie van 1930 weer uit veldkeien werd opgetrokken.

Grafkelder
De meest oostelijk gelegen gereformeerde-bondsgemeente van de Betuwe is te vinden in Valburg. Het dorp heeft een geschiedenis die teruggaat tot in de Romeinse tijd. Archeologische vondsten tonen dat aan. In een schenkingsoorkonde uit 793 wordt voor het eerst gesproken over Falburc Marca. In de 11e eeuw werd het oude houten kerkje uit de 9e eeuw vervangen door een tufstenen gebouw. In de kerk, gewijd aan de apostel Jacobus, zijn nog steeds diverse muurschilderingen te zien die herinneren aan de tijd van voor de Reformatie. Tijdens de restauratie van 1971 werd de grafkelder blootgelegd, waarin de vroegere kasteelbewoners, de familie Ingen Nulandt, begraven liggen. Ook deze kerk bezit restanten van een stenen sarcofaag. Het gehucht Homoet, dat kerkelijk bij Valburg hoort, bezit een van de kleinste kerkjes van Nederland.

Slechts een woonwijk herinnert nog aan het oude kasteel van Valburg. Wel staat er buiten het dorp nog een landgoed, de Mellard. De dichter/schrijver Adriaan Walraven Engelen is er geboren. In de 18e eeuw deed het buiten dienst als zomerverblijf voor rijken uit de stad. Het verhaal gaat dat er tussen de Mellard en het oude kasteel ooit een onderaardse gang heeft gelopen. Maar net als bij meer van dit soort spannende verhalen, is daar nog nooit enig bewijs voor gevonden.

De gemeente telt twee standerdmolens. Een staat er in Herveld, molen De Vink van de familie Methorst. Het bouwjaar is 1722. In 1649 stond er op die plek al een andere molen, eigendom van Bartold van Gendt, heer van Wolferen. In oktober 1969 werd de Herveldse molen gerestaureerd. Zijn evenbeeld in Valburg, de standerdmolen Nieuw Leven, is rond 1750 gebouwd. Daarbij werd gebruikgemaakt van materiaal van een ouder exemplaar uit 1647. De molen is bijna een eeuw in het bezit van de familie Hooijer geweest. Enkele jaren geleden overleed de laatste eigenaar, Gerrit Hooijer. Een jaar daarvoor werd het gebouw verkocht aan de Stichting Opnieuw Leven. Beide exemplaren behoren tot de vijf oudste molens van Nederland.

Kaarsrechte bomen
”Bumpkes” zijn het belangrijkste handelsmerk van Opheusden. Het smalste punt van de Betuwe noemt zich het laan- en sierboomcentrum van Europa. In werkelijkheid strekt het teeltgebied zich uit van Elst tot het Amsterdam–Rijnkanaal. Op de klei laten ongeveer 200 kwekers, voornamelijk uit Opheusden en omstreken, miljoenen bomen kaarsrecht tot wasdom komen. Het uitplanten, oculeren, stokken steken, aanbinden en snoeien is vooral een kwestie van de handen laten wapperen.

Als de mannen stevig aanpoten, verdienen ze nog steeds een beste boterham. Lagelonenlanden en de harde gulden maken de productie in Nederland echter minder rendabel. Verdere schaalvergroting is bijna niet mogelijk. „Goede gronden zijn sterk in eigendom versnipperd of vallen ten prooi aan stads- en dorpsuitbreidingen”, zegt G. Arends. Het voormalige rayonhoofd van de Nederlandse Algemene Keuringsdienst Boomkwekerijgewassen verwacht dat de kwekers zich meer op de handel zullen storten en zich juist zullen toeleggen op teelten die specialistische kennis vereisen.

Zijden Hempje
Dankzij het brede assortiment spreken velen intussen al menig woordje Latijn. Arends: „Latijnse namen moet je consequent gebruiken, want dan heet het boompje in Japan of Peru hetzelfde”. Het gros van de kwekers beschikt over een goede plantenkennis, is zijn ervaring. „Ze weten goed hoe een boom behandeld moet worden. Klanten nemen geen genoegen met tweede keus”.

De handel kiest steeds meer voor de gemakkelijkste weg. „De kweker krijgt de orders thuis via de fax binnen”. Veel bomen verdwijnen naar het buitenland. Arends, zelf afkomstig uit een „boomkwekersnest”, taxeert de export op 60 procent. „Het zou me niet verbazen als het meer was. Duitsland is de grootste afnemer. Dat was in de oorlog al zo”.

Behalve bomen met blad heeft de Betuwe ook bomen met vruchten. Daarvan werden de stammen steeds lager. „Een economisch verhaal, want de struik- of spilvorm vergemakkelijkt het plukken”. Arends kan zich nog goed herinneren dat in de streek uitsluitend hoogstambomen stonden. „In de jaren dertig kocht je tien appelbomen voor een gulden. Je kon kiezen uit ik weet niet hoeveel rassen en smaken. Nu is het assortiment verarmd tot pakweg tien soorten”.

Boomkwekerij De Batterijen in Ochten is gespecialiseerd in „soortechte” en „virusvrije” vruchtbomen. Eigenaar Floor Peters levert aan de fruittelers de nieuwste rassen. Het kweken van oude soorten is meer een hobby, waar hij vooral particulieren een plezier mee doet. De catalogus vermeldt het Zijden Hempje en het Eijsdener Klumpke. Het oudste appelras, de frisse Gravensteiner uit 1600, ontbreekt evenmin.

Rooisubsidies
De Betuwe neemt nog ruim eenderde van de vaderlandse fruitteelt voor haar rekening. Volgens Arends snoept de oprukkende bebouwing steeds meer goede grond van het gebied af. „Maar fruittelers krimpen zelf ook in. De consument kan tegenwoordig de meest exotische vruchten kopen. Daardoor daalt de consumptie van appels en peren. De Europese Gemeenschap probeert door rooisubsidies de overproductie in te dammen. Telers stoten daardoor vooral oude boomgaarden af”.

De Nederlandse Fruittelers Organisatie (NFO) lanceert dit jaar een campagne om de bevolking vaker in een Jonagold of Elstar te laten happen. Toch zijn bepaalde ontwikkelingen niet tegen te houden. Zo verliest de kersenteelt door hoge pluklonen steeds meer terrein. Arends: „De teelt van kersen is te extensief. Je kunt die praktisch niet intensief maken. Vroeger kregen schoolkinderen landbouwverlof. Drie weken lang mochten ze helpen bij het plukken. Ik heb jaar op jaar op sprauwen (spreeuwen, red.) gejaagd. Met ratelaars en rammelende blikken verjoeg je die kersendieven”.

De vernieuwingen in de fruitteelt zetten door. „Een volautomatische appelplukker bestaat nog niet, maar er komt steeds minder handwerk. Men is nu bezig met de ontwikkeling van een kersenboom met een zwak groeiende onderstam. Het moet een laag boompje worden dat toch veel kilo's vrucht kan dragen. Ook bioteelt wordt steeds belangrijker. Kwekers willen zelf ook van de giftige spuitmiddelen af. Vaak ontkom je er niet aan, want vergeleken met het buitenland hebben we hier minder zon en dus meer last van luis en schurft”.

Gaat er niets boven Betuws fruit? „De kersen smaken in het rivierengebied het lekkerst. Bij het overige fruit, dat ook elders in het land groeit, proef ik echter geen verschil”.

Winterslaap

Achter chauffeursrestaurant de Goudreinet in Ochten, pal tegen de A15, ligt de jonge Groenten- en Fruitveiling RWM. „Als verlengstuk van de teler proberen we aan de eisen des tijds te voldoen”, vertelt A. H. van der Kolk, hoofd financiën. De nieuwste ontwikkelingen zitten in de bewaar- en sorteertechnieken. „Als enige veiling in Nederland beschikken we over laadperrons met een constante koeltemperatuur. Ook de langetermijnkoeling wordt steeds verder geperfectioneerd”. Wijzend op kistjes met rode bessen: „Die gingen in augustus de koeling in en kunnen nu geveild worden. Ook appels en peren brengen we in een kunstmatige winterslaap. De lage temperatuur, die per ras varieert, remt hun ademhaling”.

De veiling Rijn Waal Maas ontstond in 1985, na een fusie van de veilingen van Tiel en Kesteren. Ruim 750 kwekers (ook uit Limburg, Noord-Brabant en Flevoland) zijn inmiddels lid en zetten in Ochten hun producten onder de klok. „Op jaarbasis gaat het om 60 miljoen kilo fruit. We zijn in ieder geval de grootste pruimenveiling van Europa”.

In een hal maken werknemers een partij appels van een teler veilingklaar. Met fust en al verdwijnt het fruit onder water. De vruchten drijven in de richting van een transportband, waarna ze –inmiddels drooggeborsteld– een voor een keurig in een krat worden gelegd. „De aanvoer verloopt soepeler dan op een lopende band en beschadigingen worden voorkomen. We doen al het mogelijke om het fruit zo mooi mogelijk bij de klant te krijgen”. Van der Kolk heeft een bewaartip: „Leg thuis niet alle appelen in de fruitschaal. In de koelkast blijven ze langer vers”.

Testament

Anderhalve eeuw geleden dacht baron Frederik Louis Willem van Brakell van Den Eng eveneens vooruit. Welgeteld 29 mensen in en rond Lienden profiteren daar nu nóg van. Op een eilandje, pal naast het Heemkundig Museum in Ommeren, ligt een grijze grafsteen. De plek, via een bemost brugje bereikbaar, markeert de laatste rustplaats van de edelman en z'n vrouw. Wie er geen weet van heeft, raast er op de provinciale weg zo aan voorbij.

De baron „met 't pijpke in de bek” vond het maar niets dat Betuwse boeren primitief in de taaie klei ploeterden. Dat moest efficiënter! De herenboer bedacht het Van Brakells handploegje en de eerste kunstmeststrooier van Nederland. Beducht voor werkloosheid, liet hij echter zijn landerijen ook een poosje met de hand spitten en de mest met draagbaartjes aanvoeren. Als eerste bracht hij de rijenteelt van granen in de praktijk. Ook op het gebied van stalvoedering, overdekte mestvaalten en verticale drainage (met elzenhout) deed hij van zich spreken.

De vermogende en kinderloze baron bedacht in een eigenhandig geschreven testament niet z'n neven en nichten, maar stopte zijn duiten in het “Fonds tot Hulpbetoon aan de Arbeidende Klasse in de Buurtschap Meerten”. Een rechthebbende moest voor zijn/haar 25e in staat zijn op goed verstaanbare wijze een hoofdstuk uit de Bijbel te lezen en belijdenis des geloofs afleggen in de hervormde kerk van Lienden. Men kreeg dan bijvoorbeeld voor vijf gulden „onderkleederen” uitgereikt.

Ooievaars

Cornelis Timmer is 94, stokdoof en de oudste rechthebbende. Hij voldoet aan alle voorwaarden om jaarlijks in aanmerking te komen voor de uitkering van 750 gulden. De jongste rechthebbende, Jirne, het vierde kind van Henk en Karin van Olderen, moet daarvoor nog zestig jaar geduld hebben. Op 18 december vorig jaar werd hij geboren; hij kwam daardoor nog in aanmerking voor een kerstpakket. Zijn verre voorouders pachtten een stukje grond van de baron.

Tegenover het grafeiland staan zes ooievaars op een poot. Op dezelfde plek stond ooit modelboerderij Den Eng van baron Van Brakell. In de bakkerij en de kruidenierswinkel op het erf mochten alleen arbeiders en behoeftige lieden tegen kostprijs het nodige aanschaffen. Het „oprigten” van een jeneverstokerij werd de Liendenaren op zondag 6 november 1825 na de preek bekendgemaakt.

In de oorlog gebruikten de Duitsers het witte landhuis als stafkwartier, reden waarom de geallieerden er een bom op lieten vallen. Achter de huidige woning bevindt zich sinds 1985 een buitenstation van ooievaarsdorp Het Liesveld in Groot Ammers, een idee van de fondsbeheerders. Ze beraadslagen binnenkort over een verruiming van de statuten, want de kleine kring van rechthebbenden slinkt. Over 25 jaar moeten de penningen van de baron nog steeds een goede bestemming krijgen.

Oude duiken

„Een vol bord. Dat willen ze in de Betuwe”. Die ervaring van Henk de Heus komt tot uitdrukking op de menukaart van De Oude Duikenburg. Geen liflafjes, maar degelijke Hollandse kost. Het witte hotel-restaurant naast de A15 bij Echteld is berekend op grote bruiloften en partijen. En tot voor twee jaar geleden ook op grote groepen jongeren, maar De Heus zette daar een punt achter. Hij hoopt in juli het eerste lustrum van de Duikenburgse Dagen te vieren. De driedaagse familiemarkt blijkt een gat in de markt.

De Oude Duikenburg zou overigens kunnen figureren in een spannend jongensboek. „In de tuin stond vroeger een boerderij met dezelfde naam. Vanuit de kelder zou een onderaardse gang, een duiken, naar kasteel Wijenburg lopen. Tot nu toe zijn er geen aanwijzingen die dat gerucht bevestigen”.

Ook Johan Huisman, assistent manager van het piekfijn gerestaureerde congrescentrum, kent de legende. „Ik heb in onze kelder het bewuste luik echter nooit kunnen ontdekken”.

Betuwse praatjes

Hans van den Hatert is tuk op verhalen. „Er bestaan veel vertelsels over de Betuwe, want de Betuwenaar houdt van gezelligheid”. Z'n woning aan de Stationsweg ligt pal tegen de spoorlijn. Elk uur denderen er enkele treinen voorbij. Het getal 25, in koeienletters op de zijmuur, wijst de machinist op het aantal resterende kilometers tot Elst.

Al dertig jaar rammelt Van den Hatert op een ouderwetse tikmachine z'n “Betuwse praatjes van Hannes” voor Dagblad Rivierenland. De krantencolumn in dialect gaat over alledaagse gebeurtenissen. „Mensen tippen me en ik vermeng de voorvallen met dingen uit het verleden”.

Vandaag staat een verhaal over een bestolen dominee in Ochten op de rol. „Ze hadde bij hum de heele gruunthof léeg geplunderd”. De predikant vermoedde dat iemand het gedaan had die een hekel aan spitten had. „Un luije kjel dus. En ut was ôk un bekende gewies, waant er liep un kruiwage spoor dwars deur den hof. Alléen de knolderaap hat de struikroover laote staon”. De volgende zondag sprak de dominee over de wijze koning Salomo; hij legde een koolraap op de rand van de preekstoel en zei: „Ik pak hem nu en slinger deze de kerk in. Diegeen die de knol tegen zijn hoofd krijgt, is de dader”. Op het moment dat de predikant wilde gooien, klonk er ineens een stem: „Bukke Jaonus, hij gôj je hartstikke dood”...

Molenmuseum

Bennie den Biezen probeert op een andere manier het verleden te bewaren. Hij krijgt twee jaar onbetaald verlof van zijn baas om de T-boerderij “Grootmeer” in Echteld af te breken en in Wamel, in het land van Maas en Waal, weer op te bouwen. De 200 jaar oude en nu onbewoonde hofstee moet wijken voor het tracé van de Betuwelijn. „Ik vond het een prachtig pand en heb met de heren van NS contact gezocht. Ik verwacht binnen drie weken te kunnen beginnen”.

Den Biezen liet zich niet door Arie Timmer inspireren, die in Kesteren iets dergelijks wil presteren. De eigenaar van een enorm meubel- en babyartikelenbedrijf stuitte in 1995 in de buurt van Bremen op een 26 meter hoge molen, die ongeveer 225 jaar geleden in Friesland z'n wieken had laten draaien. Hij kocht het vervallen pand en brak het steen voor steen af.

Timmers idee om de molen naast z'n bedrijven op het industrieterrein 't Panhuis in oude luister te herstellen, wacht op het fiat van de gemeenteraad. Ik ga ervan uit dat het doorgaat. Het Molenpad ligt er al”. De achtkante stellingkorenmolen komt achter Meubelpark De Bongerd te lihfdggen en gaat “De Zwaluw” heten. „Zo heette de molen van opa Cornelis van Tuyl uit Brakel ook”.

De molenaarszoon wil in het monument een molenmuseum vestigen en een ruimte met oude boerenwerktuigen. „De molen zal ook tarwe malen en onderdak bieden aan een bakkerij, die op rietbossen stookt. Onze klanten kunnen dan het ambacht van de Betuwe bekijken”.

Kozakken

Aan Zoelen lijkt het gewoel van de wereld voorbij te gaan. „Het dorp valt onder de gemeente Buren, maar is gelukkig nog geen aanplaksel van een stad”, zegt Marco Sloot van Antiekhandel Hoekenburg. „Het is betrekkelijk weinig veranderd. Zoelen heeft iets eigens, iets intiems”. Zelf vraagt hij zich af voor hoe lang. „Ze willen van Maurik, Lienden en Buren een supergemeente MaLiBu maken. Die naam alleen al. Het lijkt wel een pretpark!”

Zoelen heeft geen centrum. Noch rond de hervormde kerk, noch bij het kasteel. Een detachement kozakken vond het Lingedorp in 1814 ook een prima stek. De zwervende en stropende soldaten besloten met 180 paarden en een kameel te blijven. Tot opluchting van de burgers werden ze ruim een week later in de kraag gepakt.

Het zeventiende-eeuwse Huys tot Soelen ligt vredig op een eilandje, in een parkachtig bos met hoge bomen en orchideeën. De zorg voor het 157 hectare grote landgoed is toevertrouwd aan Staatsbosbeheer.

Reformatie

Slot Den Aldenhage bood ooit jonker Dirck Vijgh onderdak. Deze ruigpoot, die in 1575 openlijk de kant van Willem van Oranje koos, liet al een jaar eerder een troep Spanjaarden van het voorplein verwijderen. Om z'n eigen hachie te redden, stak de dorpsheer een dag later zowel het slot als Huis Soelen in brand en vluchtte naar Buren. Tegelijk met de herbouw van het kasteel in 1578 stelde hij frater Cornelis van Utrecht als gereformeerd predikant aan. Deze monnik was in gezelschap van een non de abdij van Egmond ontvlucht.

Vijgh had de bijnaam “de koning van Tiel”. Als ambtman van Neder-Betuwe verwijderde hij de meest opvallende „paepsche superstitiën” uit de Sint-Maartenskerk. De heer van Zoelen beriep voor de Hanzestad ook een vaste predikant: Johannes Vredens. Het verhaal gaat dat alle pastoors in de streek op één dag hervormd werden door zijn toedoen. In ieder geval liet hij de dekens van Avezaath en Echteld in 1592 de eed afleggen de kerken in hun gebied niet meer te visiteren en de „nije leer” niet te hinderen. Als Vijgh niet zo autoritair was opgetreden, was de hele Betuwe waarschijnlijk nog rooms geweest.

Arbeidsvreugde

Bij Kerk-Avezaath kregen juist de ideeën van Rudolf Steiner navolging. Een laantje vol kuilen voert naar Zorgboerderij Thedinghsweert, waar het gezellig rommelig is. Varkens steken knorrend hun moddersnuit omhoog, kippen pikken naar onze schoenen en koeien laten zich in de open potstal op vers stro zetten. Op het gewezen landgoed van Van Beuningen draait sinds eind 1993 een agrarisch productiebedrijf voor verstandelijk gehandicapten.

De zeventien „deelnemers” telen op biologisch-dynamische wijze, volgens het antroposofische gedachtegoed, aardappelen, tarwe, penen, spruiten en fruit. De koeien leveren melk voor de kaasmakerij. In de bakkerij wordt een breed asssortiment aan brood en koek gebakken. Een deel gaat in de eigen winkel over de toonbank, met de rest doen natuurvoedingswinkels hun voordeel.

De inzet van haar werknemers noemt directeur Inge te Velde hartverwarmend. „Het is ontroerend hoe gemotiveerd en met hoeveel arbeidsvreugde deze mensen werken. Dat blijkt ook uit het lage ziekteverzuim. Dit project bewijst dat deze mensen iets kunnen en vergroot hun gevoel van eigenwaarde. Het zou in de maatschappij meer navolging moeten krijgen”.

Tin en Tiel

Niet ver daarvandaan, in Kapel-Avezaath, trekt de Tielse Tinindustrie “Rio” zodanig de aandacht, dat buurman McDonald's dat ook aan de hamburgerafzet merkt. Met busladingen tegelijk stappen bezoekers over de drempel van deze toeristentrekker om het hedendaagse tingietersgilde op de vingers te kijken. De ambachtslieden worden er niet koud of warm van. De rondleiding eindigt vanzelf in de showroom, waar 2500 verschillende tinnen voorwerpen geduldig op een koper wachten.

Tiel, dat onlangs zijn gemeentewapen bij een Haagse antiekhandelaar terugvond, koestert het laatste Oudhollandse tinbedrijf. „Tin en Tiel horen bij elkaar”, zegt Jan Kragt. „De Hanzestad was in de vroege Middeleeuwen al een belangrijke overslaghaven voor dit metaal. Vorig jaar zijn er resten van Vikingschepen en een goudschat gevonden. Noormannen vonden de stad blijkbaar interessant”.

De ruim 1500 jaar oude Waalstad vertoont slijtageverschijnselen, maar volgens de VVV-directeur pakt de gemeente de vernieuwing van de binnenstad voortvarend aan. Soms te rigoureus, want tot ongenoegen van buurtbewoners wil een projectontwikkelaar bij de Waterpoort een appartementencomplex „neerpoten”. De blokkendoos lokte inmiddels 250 bezwaarschriften uit.

De conservenindustrie mag dan uit Tiel verdwenen zijn, een bronzen Flipje en het jaarlijkse fruitcorso houden het vruchtgehalte van de stad kunstmatig op peil. En in juli houden de winkeliers hun Kersenweek, een variant op de mosseldag in Yerseke. Het publiek mag dan gratis kersen eten.

Jomanda
Zonder ophouden somt een 'sprekende' muur in de St. Agnietenstraat joodse namen op. „Slachtoffers van nazi-vernietigingskampen”, verduidelijkt Wim Veerman. Vanuit zijn kantoor heeft de streekarchivaris net zicht op het dak van de voormalige synagoge, die nu als moskee dienst doet. „Tijdens de bezettingsjaren verdwenen nagenoeg alle Tielse joden. Omdat de korpschef van politie uit het goede hout was gesneden, hebben naar verhouding velen de oorlog overleefd”.

Veerman noemt Asser Benjamin Kleerekoper. „Dit beruchte SDAP-Tweede-Kamerlid schreef een prachtige bewerking van Salomo's Hooglied”. En: of we vooral de dames Spiering niet vergeten. „Deze vrijgezelle zusters, multimiljonairs, waren een weldaad voor Tiel en omstreken. Ze bouwden het protestantse Bethesda-ziekenhuis, de Eben Haëzerkerk en twee scholen. Naast haar drukke bezigheden schreef Henriëtte Wilhelmina tientallen zondagschoolboekjes. Haar overbekende Bijbels dagboek beleefde zeker 32 herdrukken. Informeer maar bij uitgeverij Callenbach”.

Onder het motto “Leuk voor later” heeft hij inmiddels voor Jomanda een archiefdoos gereserveerd. Voordat dit Tielse 'licht' de Betuwe echter iets goeds zal brengen, moet er nog heel wat water door de Linge stromen.