De Betuwe

Juweeltje Zoelen haalde eens
de landelijke pers

Vier vergeelde bloknotevellen heeft Evert Cornelis van Kraaikamp volgeschreven klaarliggen. Over Zoelen, een landjuweeltje met twee woonkernen: de ene bij het kasteel Huis Soelen en de andere bij de hoogbejaarde hervormde Stefanuskerk. „Op tal van plekken verdwijnt het karakter van de Betuwe, maar dit dorp moet blijven zoals het nu is”.

In zijn Tielse woning overziet hij zijn leven. „Ik ben 89 jaar en geef nog lezingen over het Betuwse verleden. Ik heb al meer meegemaakt dan de mensheid tweeduizend jaar daarvoor. Ik herinner me nog de eerste auto op het dorp, het eerste vliegtuig, de zeppelin en de eerste motorschepen op de rivieren. Nu zit ik zelf achter de computer. Met elke verandering ben ik niet altijd even gelukkig, maar tegenhouden doe je het niet. Ik zou die oude tijd overigens ook niet meer terug willen hebben”.

Zijn wortels liggen in Dodewaard. Op zondagavond 4 oktober 1908 werd Evert Cornelis geboren, maar zijn vader liet hem pas twee dagen later inschrijven. Daarom viert hij zijn verjaardag steevast op de zesde.

Na de hbs en een bedrijfseconomische landbouwstudie kwam de Betuwenaar op het gemengde boerenbedrijf van zijn ouders. „Dat betekende zeven dagen per week werken. De landbouw was in de jaren dertig echt geen vetpot. Je beurde 1,95 gulden voor honderd liter melk”.

Van Kraaikamp besloot bij de Landbouwvoorlichtingsdienst te gaan werken. In die periode schreef hij onder andere toneelstukken over het rooien van oude fruitbomen, het selecteren van aardappelen en het oprichten van een coöperatieve melkfabriek. „Ze werden overal in de Betuwe opgevoerd. Op die manier maakten we de agrarische bevolking het overheidsbeleid duidelijk”.

De geschiedenis van de Betuwe en het dialect dat daar gesproken werd, boeiden hem van jongs af. „Waarom? Als ik dat maar wist. Bij ons thuis werd altijd over de Betuwe gepraat. Ik las graag de boeken van Attie Nieboer, zoals “Boerentypen en hun humor uit de Betuwe”, of “Pluksel-Blaodjes” van dr. A. H. de Hartog. De Betuwe is me met de paplepel ingegoten. Dat geldt ook voor het dialect”.

Sinds zijn pensionering houdt Van Kraaikamp lezingen over de Betuwe, desnoods in het Betuws. Voor Radio Tiel vertelt hij op dezelfde manier anekdotes van de streek. Onder de naam Kees van Kraaikamp publiceerde de Tielse Courant bovendien in de jaren tachtig wekelijks een verhaal van zijn hand over de geschiedenis van de Betuwe. Ongeveer 200 artikelen zitten keurig in een zwarte ordner gebundeld.

Waarom klom Van Kraaikamp nu voor Zoelen in de pen? „Met het tolpunt bij Herberg De Zoelensche Brug, dat in 1943 werd opgeheven, heb ik een emotionele binding. In Tiel was in maart 1937 een paasveetentoonstelling. Vier landbouwers uit Rijswijk gingen erheen. In Zoelen reed hun auto op onverklaarbare wijze door de brugleuning en viel op de kop in de Linge. Alle inzittenden lieten daarbij het leven. Een van de slachtoffers was een goede kennis van mijn vader en schoonvader. Deze gebeurtenis haalde de voorpagina's van de landelijke kranten. Altijd als ik over de brug rij, moet ik aan dat voorval denken”.

De tolbaas moest overigens elk jaar een pond bijenwas aan de kerk leveren, weet Van Kraaikamp. „Daarmee werd de eikenhouten preekstoel geboend”.