De Betuwe

„Noem hem
desnoods Flip”

Door Jeannette Donkersteeg
Flipje staat met een bronzen buik vooruit midden op het plein in zijn woonplaats. Aan z'n gezicht te zien, zit hij er niet mee dat zijn jamfabriek, De Betuwe, inmiddels uit Tiel verdreven is. Zijn eigen naam blijft toch wel aan het Betuwse verbonden. Want: „Flipje Breda, dat kán niet”, zegt Flip-expert C. P. H. Soetens, ook wel Mr. Flip genaamd. En: In het Betuwse dorp Wadenoijen vind je een heuse Flipje-kamer, die voller en voller wordt.

Toen de 'levende' framboos met de witte muts in 1935 jamfabriek De Betuwe ging vertegenwoordigen, moest hij vooral voorkómen dat andere fabriekjes de goede naam van De Betuwe (die als geografische aanduiding vrij te gebruiken was) op hun etiket zouden zetten. De directeur meende dat een mascotte de herkenbaarheid van zijn bedrijf goed zou doen. Hij schakelde het Amsterdamse reclamebureau Van Alfen in om er eentje te ontwerpen. Het resultaat was een grappig figuur met het lijf van een framboos en armen en benen van bessen. De naam leverde directeur Philip van Alfen er gratis bij: „Noem hem desnoods Flip”.

Flipposcoop

Aanvankelijk verscheen het framboosbaasje alleen op verpakkingen van De Betuwe, maar al snel kwam hij tot leven. Nog in zijn geboortejaar 1935 nam hij zelf het woord in een jubileumlied tijdens de viering van het vijftigjarig bestaan van De Betuwe:

„'t Is daarom dat u Flip hier ziet.
Uw Flip, Uw eigen bloed, die biedt
U hier een kleine gave aan
Van allen die met u tesaam
Zich willen werpen in de strijd
En die de crisistijd ten spijt
Met U steeds voorwaarts zullen gaan.
Totdat de Betuwe zal staan,
Zoals een rots staat in de zee
Immuun voor elk malaise-wee,
Terwijl zij blijft de allerbest
En... heel wat beter... dan de rest!”

Het lijkt erop dat Flip hier refereert aan wat eens de leus van De Betuwe was: „Héél wat anders, héél wat beter”. Vanaf dit moment zou Flipje meer gaan zeggen en meer gaan beleven, in eerste instantie vooral op de verhalenstrookjes die in de wikkels om de jampotten zaten. Binnen de kortste keren wisten alle jametende kinderen hoe Flip geboren werd:

„Lieve meisjes, lieve jongens,
Wat of hier wel volgen gaat?
't Is een film van Flipjes leven,
't Is Tiels Flipje, die hier staat!”

De 'poëzie' verhaalt verder hoe in de tuin van Tuinman Pip een prachtige framboos groeide...

„Tuinman Pip en zijn zoontje
Kregen toen een goed idee,
Samen brachten zij die prachtvruchten
Naar de lieve zomerfee”.

Pip blijft eten, maar als hij bij het toetje de framboos krijgt voorgeschoteld, barst hij in tranen uit. De zomerfee toont begrip:

„Even raakt zij de prachtvrucht
Met haar gouden stafje aan.
„Kijk”, zei Zomerfee, „hier zie je
Nu Tiels Flipje voor je staan”.

In het Streekmuseum De Groote Sociëtiet te Tiel –dat veel materiaal met Flipje erop in depot heeft, maar slechts een zeer beperkt deel daarvan aan het publiek kan tonen– is een zogenaamde Flipposcoop te zien. Daarin dienden de verhalenstrookjes vertoond te worden. Kinderen moesten het kartonnen apparaat zelf in elkaar zetten en konden de rolprent daar vervolgens doorheen draaien en bekijken. Bij elke pot kregen de kopers een nieuwe 'film'.

Gedaantewisseling

Tekenaar en tekstschrijver van de Flipje-verhalen was het echtpaar Ten Harmsen van der Beek, dat in 1939 voorstelde ook een verzamelalbum voor de stroken uit te geven. Het begin van een indrukwekkend lange rij Flip-artikelen was gemaakt.

Tielenaar C. P. H. Soetens –gedurende veertig jaar hoofd van de financiële afdeling van De Betuwe– weet daarover mee te praten. Hij zorgde ervoor dat het omvangrijk geworden archief van de jamfabriek werd veiliggesteld in de depots van het Tiels museum. „Er zijn tegenwoordig zelfs Flipje-veters en Flipje-bretels”, vertelt hij. „Alle oude verpakkingen en blikken bevinden zich nu in het museum. Dat is helaas niet in de gelegenheid om alles te exposeren. Er lopen in Tiel mensen rond met ideeën voor een speciaal jammuseum, want dat bestaat nog niet”.

Een enkel Flipje-voorwerp, zoals een oude aardewerken jampot met perkamenten deksel, wordt door Soetens zelf ook zuinig bewaard. Zijn kleine collectie laat zien dat Flipje door de jaren heen enkele gedaantewisselingen heeft ondergaan. Voor Soetens is het frambozenmannetje uit de jaren vijftig dé Flip: „Die heeft in mijn ogen de leukste uitstraling en die heb ik ook het langst meegemaakt bij De Betuwe. Je ziet hem overigens nog steeds veel – ook op de huidige bonnetjes van de jam, dacht ik. Het eerste Flipje zag er anders uit en in de jaren '80 is er weer een nieuwe ontstaan, maar die vind ik oubolliger”.

Standbeeld
Het doet Soetens goed dat hem in 1993 gevraagd werd, samen met burgemeester E. van Tellingen op de Groenmarkt in Tiel een standbeeld van Flipje te onthullen. Dat De Betuwe zelf in de tweede helft van de jaren '80 door Hero werd overgenomen en naar Breda verhuisde, heeft hem genoeg hartzeer bezorgd. Met het standbeeld lijkt Flipje definitief voor Tiel te zijn bewaard, „gelukkig, want Flipje Breda, dat kán niet”. Ook de lezingen over Flip en de jam uit Tiel die Soetens in het hele land voor verenigingen geeft, houden de traditie overigens in ere.

Flipje-rugzak
Vlakbij Flip z'n woonplaats, in Wadenoijen, is sinds een jaar of drie een kamer voor hem ingericht waar Flip-fans “u” tegen zeggen en waar harten van niet-fans ook even opengaan voor de vertederende framboos. Weinig reclamefiguurtjes hebben op zoveel artikelen hun afbeelding nagelaten als Flip. Ad en Ria Dufourne kochten enkele jaren geleden op een rommelmarkt een blik met Flipje erop. Op zolder vonden ze tussen oude spullen van de kinderen nog wat materiaal. De vlam sloeg over en inmiddels is er een kamer voor nodig om alles wat ze verzamelden uit te stallen. De Dufourne's hebben dat gedaan met de vakmanschap van een professionele etaleur.

Op de planken prijken de meest uiteenlopende voorwerpen. Alles wat met De Betuwe te maken heeft, schaffen ze aan, van de kleine boekjes (over “Zuster Agnes” bijvoorbeeld) die aan de komst van de Flipje-verhalenstroken voorafgingen tot de Flipje-rugzak, waar je nu jambonnetjes voor kunt sparen. De verzamelaars kopen complete dozen met oude kranten of tijdschriften op, in de hoop daarin een advertentie van De Betuwe te ontdekken die ze nog niet hebben.

Al het platte materiaal gaat soort bij soort in albums. Aan de muur hangen een handdoek en een door Ria ontworpen borduurwerk van Flipje. Er is een klok in de vorm van Flip. Op de planken staan glazen met zijn vrienden erop, potten, flessen, theelepeltjes. Er zijn puzzels, kleurplaten, stickers, placemats. „Je kunt het zo gek niet bedenken”, weet Ria. „En dan hebben wij nog steeds niet alles. Dat weten we dankzij andere verzamelaars. Er zijn er tussen de tien en de twintig in heel Nederland”.

Met de jamfabriek zelf hebben Ad en Ria ook contact: „Daar vinden ze ons soms wel een beetje vreemd. Laatst vroegen ze: „Hebben jullie de “Yammie, Yammie” al geproefd”. „Nee”, zei ik. „Heb je die dan nog niet?” „Jawel, maar hij staat in de vitrine”...

Inmiddels staat het uitbreiden van hun collectie gelijk aan het zoeken naar een speld in een hooiberg, maar de Wadenoijers houden vol. Tot de topstukken behoren de Flipposcoop die ze onlangs op de kop hebben getikt en de vrij unieke plaatjes op doorschijnend papier, die ooit in een lantaarn werd gestopt om bekeken te worden. Nadat ze het deksel van de pot gehaald heeft, toont Ria het merk van De Betuwe, dat eronder verstopt zit: „Op markten en beurzen kijken we overal op en in”.

Streekmuseum De Groote Sociëtiet, Plein 48 in Tiel, dat twee kleine vitrines aan Flipje wijdt, is dinsdags tot en met vrijdags van 13.00 - 17.00 uur geopend en 's zaterdags van 13.30 - 16.30 uur. De toegang is gratis.