De Betuwe

Molukkers in Opheusden

Door W. H. Smith
Het gemeentebestuur van Kesteren probeert in zijn beleid de Molukkers een plaats te geven, waardoor ze zichzelf kunnen zijn. „Het biedt ons ruimte, zodat we onze afkomst niet hoeven te verloochenen”. Dick Papilaja, actief lid van de Moluks-evangelische kerk in Opheusden, wacht en hoopt ondertussen op een toenadering vanuit de andere protestantse kerken in het boomkwekersdorp. „Dat zou het wederzijds begrip bevorderen”.

In 1951 maakte de familie Papilaja deel uit van een groep van ruim 4000 Molukse militairen en hun gezinnen die „onder dienstbevel” naar Nederland werden overgebracht. „Toen vader en moeder gedwongen uit voormalig Nederlands-Indië vertrokken, was ik één jaar. Met hen, drie broers en een zus, kwam ik in een opvangkamp in het Limburgse Well terecht”.

Met handgebaren geeft hij aan met welke krappe woonruimte het gezin genoegen moest nemen. „De voorzieningen waren erbarmelijk. Daarbij komt ook nog dat m'n ouders van de Nederlandse regering niet mochten werken. Mede door toedoen van de vakbonden werden Molukkers buiten het arbeidsproces gehouden. Als kind ervoer je deze beperkingen niet zozeer als een probleem, omdat iedereen in hetzelfde schuitje zat”.

De roep om terugkeer naar een zelfstandige republiek der Zuid-Molukken, waarop de loyale strijders van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en hun gezinnen vurig hoopten, vond bij de Nederlandse regering geen gehoor. Het „tijdelijke” verblijf kreeg een permanent karakter. „Dit leverde ontzettend veel spanningen op. In de jaren zestig besloot de overheid de opvangkampen op te heffen en ons over te plaatsen naar nieuwe woonwijken”.

Met 36 Molukse gezinnen uit Randwijk, Ochten en Opheusden werd de familie Papilaja geacht in Opheusden, een van de aangewezen opvanggemeenten, een nieuw bestaan op te bouwen. „Ook dat gaf spanningen, mede omdat binnen de groep verschillende politieke opvattingen heersten. De Moluks-evangelische kerk speelde een bemiddelende rol. Zij bracht alle tegenstellingen bij elkaar en had een belangrijke bijdrage in het verwerkingsproces. Veel was ons afgenomen, echter één ding niet – ons geloof”.

Identiteit
Behoud van hun identiteit hebben de Molukkers hoog in het vaandel staan. In Opheusden blijkt de “Geredja Indjili Maluku” daarbij nog steeds een bindende factor. De cursussen en thema-avonden, doordeweeks in het kerkgebouw aan de Lijsterbesstraat, voorzien in een behoefte. De zondagse samenkomst wordt zowel in het Moluks-Maleis als in het Nederlands gehouden. „Voor jongeren wordt het namelijk steeds moeilijker om de diensten te volgen wanneer uitsluitend onze moedertaal wordt gehanteerd”.

Papilaja merkt op dat de gemeente Kesteren er alles aan doet om de Molukkers een plaats binnen de gemeente te geven. Het oprichten van een Molukse partij vindt hij op dit moment niet noodzakelijk. „Zolang de politieke partijen naar ons willen luisteren, is dat niet nodig”.

De Molukse gemeenschap kampt volgens hem met een aantal specifieke problemen. „De ouderenproblematiek bijvoorbeeld. Onze kerk heeft het voornemen om binnenkort een projectgroep in het leven te roepen. Die moet onder meer de mogelijkheden onderzoeken om in de buurt van de Molukse kerk seniorenwoningen neer te zetten”.

Respect
De 173 Molukse gezinnen en de Opheusdenaren leven vreedzaam, maar gescheiden van elkaar. „Ik kan me geen grote conflicten heugen”, zegt Papilaja. „We leven ieder ons eigen leven. In het begin was er geen toenadering en nu ook niet. Steeds wordt er geroepen dat de Molukkers zich moeten aanpassen. Wanneer neemt de Nederlander echter zelf de moeite om naar ons toe te stappen? Ons lukt het niet daar doorheen te breken. Jammer, want daardoor blijven de groepen gescheiden”. Papilaja hoopt op een toenadering vanuit de plaatselijke kerken. „Dat zou het wederzijds begrip bevorderen”.

Gevoelens van vooroordelen en discriminatie zijn er volgens hem altijd geweest. Ook in Opheusden. „Ze worden alleen niet hardop uitgesproken. Hierin kunnen de kerken een belangrijke rol spelen. Gezamenlijk zouden ze dit bespreekbaar moeten maken. Op grond van de Bijbel verwachten we een houding van respect. Daarop moet ons samenleven geënt zijn”.