De Betuwe

Arend Datema Instituut is pakhuis van Betuwse geschiedenis

Bloempotspul bleek
Romeins aardewerk

Door Enny de Bruijn
De vloer is door vrijwilligers gelegd, de keuken door een enthousiast lid geïnstalleerd en de kluis is een gift van een sympathiserende notaris. Het oude stationsgebouw van Kesteren herbergt sinds enkele jaren het Arend Datema Instituut. Allerlei belangwekkends over de geschiedenis van de Betuwe is hier samengebracht: potten, sieraden, munten, twee bronzen sikkeltjes en natuurlijk vele meters archief.

De leden van de Historische kring Kesteren en omstreken vormen een gemengd gezelschap. Arend Datema, naamgever van het instituut, vervult nog steeds een voortrekkersrol. De voormalige onderwijzer is „van Friese afkomst, Zeeuwse geboorte en Gelderse opvoeding”. In de 'herenkamer' van het stationsgebouw zetelt hij aan de keukentafel, een kring van medewerkers om zich heen. Sommigen houden zich bezig met onvervalst monnikenwerk: het letter voor letter overzetten van eeuwenoude akten in de computer.

Behalve archiefmensen, huishoudelijke medewerkers en drie allochtone jongeren van het Jeugdwerkgarantieplan zijn er twee belangrijke personen: Jaap van Dam, die al tientallen jaren wekelijks in de bodem van de Betuwe wroet, en Hans van den Hatert, beter bekend als Hannes, columnist in het Dagblad Rivierenland. Hij schrijft verhalen in onvervalst Betuws dialect. „Hannes is een rooie”, legt Datema uit, „en híj daar –wijzend op Van Dam– is een SGP'er. De een zingt het liefst psalmen, de ander houdt het bij de Internationale. Daaraan zie je hoe breed het draagvlak van onze kring is”.

Dominee Heldring
Hoewel er geen reclame wordt gemaakt, komen er bezoekers genoeg: zo'n drie- tot vierduizend per jaar, groepen niet meegerekend. „We krijgen hier geregeld schoolklassen. Volgende week komt er bijvoorbeeld een hele afdeling van het Van Lodensteincollege in Kesteren – daar zit een docent die veel belangstelling heeft voor regionale geschiedenis. Veel meer leerkrachten zouden zoiets moeten doen. Maar de meeste mensen die hier op bezoek komen, zijn op zoek naar hun voorgeslacht. We hebben de gegevens van burgerlijke stand, doop-, trouw- en begraafboeken, maar ook oud-rechterlijke archieven op microfilm. Die hebben we voor een habbekrats van de mormonen in Salt Lake City gekocht”.

De leden van de historische kring –opgericht in 1967– ontplooien vele activiteiten. Ze vormen diverse werkgroepen voor regionale geschiedenis, organiseren tentoonstellingen, geven cursussen en lezingen en houden zich bezig met archeologie. „Ds. Heldring was, in de vorige eeuw, een van de eersten die hier aan het graven sloegen”, vertelt Datema. „In zijn tijd waren er meer mensen met belangstelling voor bodemonderzoek, al bleef het wat aan de oppervlakte. Maar toen wij begonnen –in de jaren zestig– was het misschien wel veertig jaar geleden dat iemand zich in dit gebied om archeologie had bekommerd”.

Ervaring hadden ze niet, Datema en Van Dam. „We gingen aan de slag alsof we het wiel opnieuw moesten uitvinden. Museumbezoek leverde niet veel op. Alleen in het Nijmeegse Museum Kam vonden we een paar dingetjes uit Kesteren. We moesten het dus hebben van onze eigen vondsten. Die beginperiode was misschien wel de mooiste. Weer of geen weer, iedere zaterdag gingen we op stap. Juist in die tijd werden er veel kersenboomgaarden gerooid en wegen aangelegd. Overal waar mensen in de grond bezig waren, gingen we kijken”.

Grafvelden
„In het begin wisten we nergens van. We vonden fragmenten van Romeins aardewerk –terra sigelata– maar we zagen het voor gewoon bloempotspul aan. Glazen La Têne-armbanden lieten we liggen, omdat we dachten dat ze van de Hema waren. Later hebben we honderden van die restanten gevonden, toen we –via allerlei cursussen– hadden geleerd ze te herkennen”.

Twee bronzen sikkeltjes ontdekten ze, in hun begintijd. Bijzonder was ook de vondst van vier grote grafvelden in de Betuwe. Hoe kwamen de amateur-archeologen uit Kesteren die op het spoor? „Je hebt natuurtalenten, zoals deze man”, zegt Datema, terwijl Van Dam bescheiden glimlacht. „We stonden naast een hoop grond bij Zoelen, er was ongeveer een meter afgegraven. Hij zegt: „Crematie!” En dat bleek zo te zijn. We hadden ons dikwijls afgevraagd: waar werden die Romeinen toch begraven? Hier lag het antwoord: urnen met crematieresten, een veld vol”.

De Betuwe vormde voor de Romeinen een grensgebied; aan de overkant van de Rijn begon het barbarendom. Geen wonder dus dat er véél Romeinse sporen terug te vinden zijn. Behalve in Zoelen werd ook in Heteren een grafveld ontdekt. In Kesteren lagen er zelfs twee. Bij de afgravingen voor het eiland Maurik kwamen grote hoeveelheden munten en gebruiksvoorwerpen aan het licht. Datema: „We hebben hier ruim vijfhonderd veilingkisten met scherven. Als we álles restaureren, kunnen we het niet meer kwijt. Het is de bedoeling dat Museum Kam in Nijmegen onze vondsten gaat inventariseren en beheren, maar het blijft wél hier aanwezig, zodat mensen 't eens kunnen bekijken”.

Drankzucht
Een duizenden jaren oude schedel, een paar schaatsen uit de zeventiende eeuw, Romeinse dakpannen, potten, schrijfstiften, munten, Van Dam en Datema willen alles tegelijk laten zien. „Kijk, die godin heeft een maan op d'r kop – op het hoofd, bedoel ik. Dat wijst op verering van de maan”. Als de tentoonstelling voldoende is bezichtigd, zegt Datema: „Kom, we gaan de honderdste vieren”.

Dat vergt enige uitleg. De historische kring wil graag een nieuwe computer met modem kopen en dus zijn de leden op zoek gegaan naar honderd bedrijven die elk honderd gulden willen geven. Vandaag is de laatste binnen en dat moet gevierd worden. De aanwezige medewerkers verzamelen zich rond de keukentafel. Er komt een batterij flessen uit de koelkast. De keus beperkt zich tot alcoholhoudende dranken, maar is binnen die grenzen royaal te noemen: citroenbrandewijn, gewone jenever en rode wijn.

Illustreert dit de befaamde drankzucht van de Betuwenaren? Opheusden schijnt het grootste jeneververbruik van heel Nederland te kennen. „O, ik weet wel waar dat verhaal vandaan komt”, zegt Datema. „In de oorlog moesten de cafés opgeven hoeveel drank ze verbruikten, en inderdaad stond Opheusden bovenaan de lijst. Maar je kunt natuurlijk ook zeggen: de mensen waren hier zo eerlijk dat ze álles netjes opgaven”.

De glaasjes raken leeg, de stemming stijgt. „We zijn echte Batavieren, maar we drinken in ieder geval nog niet uit de schedel van onze vijanden”, bedenkt Datema. Voor het evenwicht zal Van den Hatert onder de borrel een van zijn verhalen –in onvervalst Betuws dialect– voorlezen. „'t Gaat over Pasen, en 't is een bietje een vroom stukske”, waarschuwt hij. De verzamelde aanwezigen zwijgen verwachtingsvol. Als het uit is, lacht iedereen welgemeend, want –eerlijk is eerlijk– de slotzinnen van Hannes zijn ijzersterk.

Het Arend Datema Instituut (Archief- en informatiecentrum voor de Betuwe), Stationsstraat 40, Kesteren is woensdag van 14.00-17.00 en 19.00-21.00 uur, donderdag van 10.00-12.00 uur en op afspraak geopend. Inlichtingen: 0488-482205.