De Betuwe

Vuurvriendelijke slaapkamers

De 24 gasgestookte ovens van De Waalwaard heten vriendelijk “kamers”. Als de goeiendhete vlammen van meer dan 1000 graden Celsius het laatste vocht uit de kleibroodjes blazen om er handvormstenen van te maken, lijkt zo'n huiselijke term de plank volledig mis te slaan. En toch... Wie stiekem in de middagpauze naar binnen sluipt, ziet een vredig tafereeltje. Een handjevol vermoeide arbeiders is tussen nog nagloeiende muren volledig onder zeil. Over de hoekstenen en slaapkamers van een Betuwse steenfabriek.

Van de honderden steenfabrieken langs de Nederlandse rivieren zijn er niet veel meer over. Het gros is gesneuveld als gevolg van talloze saneringen. De verlaten ruïnes vormen een sinister en troosteloos gezicht, zeker voor een fabrieksbaas. Om die reden spreekt technisch directeur J. W. Willemsen van de Dodewaardse steenfabriek dan ook liever over de 45 bedrijven die het hoofd nog wel boven water weten te houden. Hoewel er opnieuw enkele collega's in de gevarenzone verkeren, zeker nu het slecht gaat in Duitsland. En dat heeft weer directe gevolgen voor de export van stenen.

De bijna honderd jaar oude Waalwaard heeft daar geen last van. Zijn afzetgebied is voornamelijk West-Nederland en daar wordt op dit moment flink gebouwd. Nieuwe woonwijken schieten in snel tempo uit de grond en de Betuwse steenfabriek profiteert daarvan mee. Toch is er meer nodig om de twintig man aan het werk te houden, waarschuwt Willemsen. Klei, bijvoorbeeld. En als het stuk uiterwaard tussen de kerncentrale en Hien om die reden niet in handen van de steenfabriek komt, dan gaat de zaak straks op slot. Want in het buitendijkse ligt nog voor vele jaren goede grond. Voldoende om een miljoeneninvestering in de steenbakkerij rendabel te maken. Voorlopig hebben provincie en Rijk nog geen toestemming gegeven.

Schrijnend
Weinig in De Waalwaard herinnert aan vroeger, toen alles nog met de hand moest en arbeiders door de hoge heren uitgebuit werden. Het boek “Steenovensvolk” verhaalt over de schrijnende situatie in de „oves” aan het begin van deze eeuw. Niets was heilig voor de fabrieksbazen, ook de kerkgang niet. „Die kerk blijft wel staan. Je moet nu komen en anders hoeft het morgenvroeg ook niet”. En ook kinderen moesten mee. „Ze werkten als een vent en kregen voor een kind uitbetaald”. Niet zelden werden jonge vrouwen, die net zo hard moesten aanpakken, door opzichters en bazen lastiggevallen.

Waar nu steenfabrieken gaten graven, ontstaat nieuwe natuur. Diepe plassen langs de rivieren trekken weide- en watervogels. Riet, bomen en struiken zijn een geschikte schuilplaats voor ander wild. En omdat vrijwel alle steenfabrieken voldoen aan de milieuregels, is de stampende herrie van binnen buiten nauwelijks te horen.

De buurman van de kerncentrale is met 27 miljoen stenen per jaar een van de kleinere steenovens in Nederland. Maar haar zogenoemde handvormstenen-met-de-scherpe-rand zijn een nationaal begrip. Door het toevoegen van zand of zaagsel aan de hompen klei, krijgt het eindproduct een bijzondere structuur die moeilijk na te bootsen is. De kleur –geel, rood, blauwzwart in allerlei schakeringen– ontstaat door de veredelde modder te mengen met mergel, kalk of kleurstoffen.

Worstmachine
Een ruwe mix hobbelt via een lopende band de fabriek binnen naar een kluts- en-mengtonrad. Diezelfde machine duwt de smurrie als een worstmachine door duizenden gaatjes naar buiten, waarna die vervolgens verwarmd en plastisch gemaakt wordt. Een grote machine met allerlei woest draaiende en herrie makende onderdelen werpt de klei dan in de steenmallen. En zo wordt het vroegere handwerk automatisch nagebootst. Een filmlaagje van zand moet overigens voorkomen dat de stenen straks aanbakken. Een horizontaal mes snijdt de overtollige materie los en een lopende rollerband zorgt ervoor dat die restanten opnieuw in de moederbak terechtkomen. Een andere machine draait de kunststofbakken om en een hefinstallatie of vingerwagen plaatst de nog ongebakken stenen in rijdende lorries. Die vervoeren de groenlingen, zoals de broodjes dan nog genoemd worden, naar de tunneldrogers. Daar stijgt de temperatuur langzaam naar zo'n 80 graden Celsius. Heftrucks rijden de steenpaketten uiteindelijk naar een van de 24 gasovens, die per kamer ruimte bieden aan 37.800 stenen.

De ovens blijven altijd branden. Zelfs met het hoge water van 1995, toen De Waalwaard een eilandje was en een boot het personeel naar huis moest varen. Het water bereikte de ingang van de fabriek en bijna was het misgegaan. De productie lag vier dagen stil, maar de kamers bleven op temperatuur. En het ging goed. Een financiële ramp werd voorkomen. Maar ook dat is allang weer verleden tijd.

Vuurgloed
Een manshoog kijkgat in de achterwand biedt een blik op een boeiend schouwspel. De constante oranje vuurgloed wordt steeds opgelicht als gasbranders hun vuurstralen door de ruimte spuiten. Een fascinerend gezicht. In 84 uur wordt de temperatuur opgevoerd tot boven de 1000 graden. Dikke wanden en plafonds van klei, zand en stenen houden de grootste hitte binnen. Ook buiten de muren is de warmte goed voelbaar.

Als uiteindelijk de keramisch-metalen deuren weer omhooggaan, is het eindproduct klaar voor de tussenhandel. De restwarmte in de muren van de 2,5 meter hoge en 12 meter lange ovens doet nog dienst; in de middagpauze van een handvol kleibakkers. Als het buiten kil en koud is, plaatsen zij hun ligstoelen in de weldadig warme ruimte. En zo wordt een vurige oven in korte en voor korte tijd tot een bijzondere slaapkamer.

Tekst: G. Th. A. Janssen
Foto's: J. Verboom