De Betuwe

Heldring en zijn werk onder armen, ontwortelden en randfiguren

Een gemeente op een vluchtheuvel

Door K. van der Zwaag
Een sociaal bewogen prediker was ds. Ottho Gerhard Heldring (1804-1876). Veertig jaar lang stond hij in het Betuwse Hemmen. Vanuit dit vlakke land organiseerde hij tal van activiteiten voor armen, ontwortelden en randfiguren in de samenleving. In Zetten, vlak bij Hemmen, bevinden zich nog steeds de Heldringstichtingen, die nu dienst doen als particuliere justitiële jeugdinrichting. In Zetten is ook de door Heldring gestichte Vluchtheuvelgemeente, gebouwd op de enige (!) heuvel in de Betuwe. Ds. Heldring zag deze kunstmatige heuvel als toevluchtsoord tegen overstromingen. Het werk van Heldring leeft in de Betuwe voort.

De Betuwe kende een aantal jaren geleden het gevaar van een nieuwe watersnood. Toen ds. Heldring als jong 22-jarige predikant in Hemmen kwam, was dat aan de orde van de dag. In 1827 brak de Waaldijk bij Ochten door, precies dezelfde dijk die een aantal jaren geleden ook in gevaar kwam. Een en ander confronteerde Heldring met de nood in de samenleving. In zijn pastorie kreeg hij herhaaldelijk bedelaars op bezoek.

Ook geestelijk gebeurde er veel in de Betuwe. Heldring maakte daar de overgang van Verlichting naar de bevrijdende ontdekking van het Evangelie mee. Vlak voor de Kerst kwam hij tot het inzicht dat Christus als arm kind geboren werd, juist ten behoeve van armen. „Uitgegleden, uitgestreden, overwonnen!” zo typeert hij deze overgang. „Met de hoogste vreugde en vrede in Christus kon ik die drukke Kerstdagen het blijde evangelie verkondigen”.

Aangrijpend
De armoede in de Betuwe was ontstellend groot. Aangrijpend is het verslag dat Heldring gaf van de plaatselijke situatie. Het is werkelijk één aaneenschakeling van ellende: „Dertien huisvaders gevonden in ellendige hutten, zonder werk of met half werk. Tot mij gekomen een familievader in den laten avond, verdienende 16 centen daags voor 8 leden van zijn gezin. 400 bedelaars in 3 dagen voor Kerstmis aan de deur. Hongerige huisvaders aan mijne deur bij getale, zonder werk. Bezocht een aantal hutten, waar zonneschijn, regen en wind een gelijken toegang hadden, gevonden eene hut, waar eene half onnozele vrouw met twee kindertjes in een gat in den grond lag, op verrot stroo. De varkens liggen bij de boeren beter...”

Heldring ontwikkelde allerlei initiatieven. Hij maakte binnen de kring van het Réveil naam als christelijk filantroop. Hij kritiseerde de geest van Laodicea van de Nederlandse christenen. Zijn liefdadigheidswerk deed hij steeds vanuit de gemeente van Hemmen, die hij meer dan veertig jaar, tot aan zijn emeritaat, trouw bleef.

Gevallen vrouwen
Het werk begon in 1848 in Zetten, waar Heldring het Asyl Steenbeek opzette, bedoeld voor „gevallen vrouwen”, prostituees die bereid waren een nieuw leven te beginnen. Heldring was onder de indruk van de wantoestanden in de Goudse gevangenis voor vrouwen. Hij kwam eens op een zaal waar zeventig meisjes zaten en waar de bedorven lucht zo verschrikkelijk was, dat hij naar buiten moest om niet in zwijm te vallen. Voor deze groep richtte een soort doorgangshuis op.

Heldring zette zich ook in voor ongehuwde moeders, zodat in 1882 in Hemmen het Magdalenahuis verrees. In 1861 richtte hij zich op kinderen die het slachtoffer waren van een verwaarloosde opvoeding of zelfs verstoten waren. Tehuizen met de prachtige bijbelse namen van Bethel en Talitha Kumi verrezen in de Betuwse vlakte. Heldring ging er nuchter van uit dat kinderen niet met de prostituees moesten samenwonen. Daaruit ontstond ten slotte het werk ten behoeve van criminele en moeilijk opvoedbare kinderen, tot op de dag van vandaag een van de belangrijkste aspecten van het werk van de Heldring Stichting. Deze organisatie viert deze maand haar 150-jarig bestaan, gerekend vanaf de oprichting van het Asyl Steenbeek.

Onderwijs
Ook het onderwijs lag Heldring na aan het hart. Wie Zetten binnenrijdt, ziet direct al het Hendrik Pierson College, genoemd naar de opvolger van Heldring. Heldring zette zich voorts in voor een opleiding voor onderwijzeressen en een normaalschool. In 1864 werd de normaalschool voor meisjes ingewijd. Er stond in Zetten ook een Heldring-college, dat opgegaan is in het Pierson-college.

Een van de scholen op het terrein van de Heldring Stichting heeft de naam De Brouwerij gekregen. Een typerende naam. Heldring keerde zich tegen het kwaad van het alcoholisme en schreef ooit een brochure onder de titel “De jenever erger dan de cholera”. De gevaarlijke drankduivel was óf de oorzaak óf het gevolg van de armoede. In zijn volksverhalen schilderde hij in felle kleuren de gevolgen van overmatig drinken, maar al te goed bekend in Zetten en omgeving. Hij zag dronkenschap gepaard gaan met luiheid en dagdieverij.

Om de bevolking af te brengen van de jenever, leerde Heldring hen, haast in arren moede, bier te brouwen. Dat was in ieder geval minder gevaarlijke kost dan de ongezonde aardappeljenever. Toch is deze brouwerij nooit goed van de grond gekomen. Wel is de school ernaar genoemd.

Vluchtheuvel
Heldring liet in 1867 een kerk bouwen die op dit ogenblik ongetwijfeld een van de meest interessante kerken in de Betuwe is. Waarschijnlijk is de kerk gebouwd naar het voorbeeld van tekeningen die Heldring eens uit Bohemen meenam. De kerk is opgetrokken op een kunstmatig gemaakte terp en bevindt zich te midden van de verschillende hulpverleningsinstellingen te Zetten. Een groot contrast is er tussen deze unieke kerk en de gesloten afdeling van de Heldring Stichting, pal naast de kerk. Deze afdeling oogt, door de hoge prikkeldraadafzetting, als een gevangenis.

Op het terrein van de kerk is ook het graf van Heldring te vinden. Voor Heldring moest de kerk een vluchtheuvel zijn, niet alleen voor de sociaal en psychisch misdeelden en verwaarloosde mensen, maar ook voor degenen die het slachtoffer waren van overstromingen. Het kerkgebouw heeft een zolder waar een groot aantal vluchtelingen geherbergd kan worden.

Bewogenheid
Ds. Heldring deed zijn werk vanuit christelijke bewogenheid. Hij distantieerde zich van de liberale Maatschappij tot Weldadigheid, omdat hij niet gericht wilde zijn op beschaving maar op bekering. Toch was armenzorg gelijk aan evangelisatie. Zijn stelregel was dat armoede bestreden moest worden door de mens te veranderen. In zijn geschriftje “Christendom en armoede” schreef hij dat er voor de arme niets nuttigers was dan zelfverdiend brood te eten. Wie zelfverdiend brood ontvangt, is een reuzenschrede vooruit op degene die dit van de diaconie ontvangt, schreef hij.

Hij wilde voorts ook een dam opwerpen tegen de invloed van het Nut van 't Algemeen. De Betuwse predikant raakte later betrokken bij het Réveil en was een goede vriend van mensen als Groen van Prinsterer en Da Costa. Hij behoorde tot de initiatiefnemers van de Confessionele Vereniging.

Heldring voelde zich echter minder thuis bij de Afscheiding. Misschien omdat de volgelingen van deze groepering te weinig bewogen waren met de noden van de maatschappij? Volgens Heldring waren de Afgescheidenen steil en leerstellig. Ze verwarden openbaring met bevindingstheorieën, vond hij. We lezen dit verwijt in een lezenswaardige artikelenserie in Hervormd Weekblad die G. van der Stouw over Heldring schreef. Van der Stouw noemt Heldring een confessioneel bevrijdingstheoloog, om daarmee beide kanten van Heldring te typeren.

Uitstraling
De Heldring Stichting heeft een grote uitstraling op het dorpje Zetten. Ds. H. J. Niemeijer, verbonden als predikant aan de Vluchtheuvelgemeente en tot voor kort geestelijk verzorger bij de Heldring-stichtingen, zegt dat de Heldring Stichting veel mensen heeft aangetrokken die nu in Zetten en omgeving woonachtig zijn. De oorspronkelijke christelijke intentie van Heldring is in de loop der tijd wel geseculariseerd, erkent de predikant. Toch staat er in de statuten nog steeds dat de stichting bij de uitoefening van haar werkzaamheden zich op de grondslag van het Evangelie van Jezus Christus stelt, „voortbouwende op de traditie der Heldringstichtingen”.

Geloof en sociale bewogenheid behoren helemaal bij elkaar, vindt de predikant. Het verlorene zoeken is de kern van het Zettense werk. Ds. Niemeijer preekte deze maand over dit onderwerp bij de herdenking van het 150-jarig bestaan van de Heldring-stichtingen. Op de gemaakte liturgie staat een afbeelding van de vrouw die de verloren penning heeft gevonden.

Het kerkelijk zegel van de Vluchtheuvelkerk heeft als spreuk: „Weest blijde met mij”. „De verloren penning is het waard om gezocht te worden. Een zondaar te redden, daar gaat het om”, zegt ds. Niemeijer.

Zwaar werk
„Het zoeken van verlorenen spreekt de medewerkers hier aan. We moeten niet vergeten dat het heel zwaar werk is. Het vergt veel uithoudingsvermogen en liefde voor de bewoners om het vol te kunnen houden. Je vindt bij de huidige medewerkers iets van de oorspronkelijke inspiratie van Heldring”.

Rond de honderd jongeren verblijven momenteel in de Heldring-stichtingen. De instellingen richten zich momenteel op de verzorging van verwaarloosde en verlaten jongeren. Verder wordt er psychiatrische hulp verleend en zet de stichting zich in voor scholen voor kinderen met gedragsstoornissen.

„Er zullen altijd mensen zijn die het niet op eigen kracht redden en die georganiseerde hulp nodig hebben. Onze hulp heeft zich ontwikkeld in de richting van justitie. Het had ook gekund naar het terrein van de gezondheidszorg. Hier komen veel jongeren die met de justitie in aanraking zijn gekomen. Je kunt de Heldring-stichtingen vergelijken met een redelijk open instelling, hoewel er ook gesloten afdelingen zijn. De instellingen vormen een open inrichting. Vanuit Den Haag zien we wel een tendens tot strengere aanpak en een neiging tot herstel van de gezagsverhoudingen”.

De Vluchtheuvelgemeente, waar ds. Niemeijer predikant is, is een oecumenische gemeente, die een regionale functie vervult. De laatste tijd is er zelfs een goed contact met de hervormde gemeente van Zetten, die vanouds een gereformeerde-bondssignatuur draagt.

Moeizame verhouding
Hoe functioneren de Zettense inrichtingen binnen de Betuwe? Is het in de volksmond niet een 'boevennest'? Ds. Niemeijer spreekt van een soms wat moeizame verhouding. „Het waren natuurlijk wat aparte circuits in zo'n dorpje als Zetten. Toen de inrichtingen vooral uit meisjes bestonden, trok het jongens aan in de omgeving, maar nu het gemengd is, is er wat dat betreft meer rust gekomen”.

„Het is in verleden wel eens gebeurd, als er problemen waren, dat de jongens van de Heldring-stichtingen sowieso de schuld kregen. Nu is het ook zo dat de stichtingen een belangrijke economische factor zijn geworden. Het gebeurt vaak dat het wel en wee van de Heldring-stichtingen via de medewerkers het onderwerp op verjaardagsfeestjes wordt. Het werk van Heldring in Zetten lijkt steeds meer ingeburgerd te raken”.