J. S. Bach 1750-200018 april 2000

De geloofswereld van
Clavierübung III

Door J. C. Karels
Tot drie uur 's nachts was en is dr. A. A. Clement (1962) bezig met Bach. Na acht jaar noeste arbeid ligt het resultaat op tafel: een lijvige Duitstalige studie over Bachs belangrijkste verzameling composities voor orgel, ”Der dritte Teil der Clavierübung”. Voor het eerst is een totaalvisie op deze bundel ontwikkeld die niet blijft steken in een puur muziekwetenschappelijke benadering. „Het gaat mij om de theologische achtergronden, om een plaatsing van de composities in de geloofswereld van Bach”, licht Clement toe.

Albert Clement
Muziek, theologie en de relatie daartussen zijn de voornaamste thema's die Clement als wetenschapper intrigeren. Sinds hij in 1989 cum laude promoveerde is hij steeds dieper gedoken in de Bachforschung. Als voorlopig hoogtepunt kreeg hij eind vorig jaar de voorzittershamer van de Internationale Arbeitsgemeinschaft für theologische Bachforschung aangereikt. Zijn vrouw, de organiste Margreeth de Jong, vervult een „zeer ondersteunende” rol, verzekert de Middelburgse onderzoeker vanuit zijn werkkamer in Utrecht. Op zijn beurt helpt hij haar tijdens de ongeveer vijftien orgelconcerten die zij jaarlijks in binnen- en buitenland verzorgt.

Wat Clement fascineert is de „uiterst scherpzinnige manier waarop Bach de essentie van koraalteksten in muziek wist te vatten.” Zijn onderzoek betreft vooral de „verbanden tussen de puur muzikale en de puur theologische aspecten.”

”Der dritte Teil der Clavierübung”, kortweg Clavierübung III genoemd, maakt deel uit van een serie van drie bundels. De eerste twee delen bevatten werken voor klavecimbel. Het derde deel verscheen in 1739 en omvat 27 composities, waarvan het grootste deel uit koraalvoorspelen voor orgel bestaat. Dat Clavierübung III echter uitsluitend voor orgel zou zijn bedoeld, bestrijdt Clement. „Bij de vier duetten zal Bach in de eerste plaats aan het klavecimbel hebben gedacht.”

In zijn boek zet Clement van elke compositie de aard en structuur van het stuk uiteen, behandelt de eerdere interpretaties en geeft ten slotte een eigen visie. Daarbij gaat hij uit van de stelling dat Bach met een koraalvoorspel niet alleen het eerste couplet muzikaal vertolkt –zoals onderzoekers vaak beweren– maar de essentie van de gehele liedtekst tot uitdrukking heeft willen brengen, zodat ook andere coupletten in aanmerking komen. „Dit is aan de hand van de maatsoorten vast te stellen. Als Bach overgaat van een 6/4 op een 12/8 maat in twee gelijknamige koralen, een verdubbeling dus, veronderstelt dit bij hem een relatie tussen beide composities. Kijken we naar de tekst, dan zien we dat die doorloopt.”

Clavierübung III is een bouwwerk, een microkosmos, legt Clement uit. „De taak van een componist in Bachs tijd is het volmaakte van de schepping terug te laten keren in de muziek. Evenals de structuur van de koraalvoorspelen op zichzelf is de structuur van de bundel theologisch bepaald, zo blijkt uit zijn onderzoek. Clavierübung III zet in met een groots preludium en eindigt met een even groots opgezette fuga, beide in dezelfde toonsoort. Deze composities vormen als het ware de hoekstenen. Daartussenin bevinden zich de overige composities, die als een drieluik zijn op te vatten. Het eerste deel bevat de koraalvoorspelen die deel uitmaken van de ”Missa”, de lutherse mis. Het tweede deel bevat zesmaal twee koraalvoorspelen over de lutherse catechismus: de tien geboden, het geloof, het onze vader, de doop, de boete en het avondmaal. Het derde deel bevat de vier duetten voor klavier.

De vier duetten aan het eind van de bundel hebben eerder Bach-onderzoekers heel wat hoofdbrekens gekost. De vraag was altijd of deze niet-tekstgebonden composities wel in een verzameling koraalvoorspelen thuishoorden. Volgens Clement horen ze er helemaal bij en vormen ze een zelfstandig geheel. „Het eerste deel van de Clavierübung, de lutherse mis, is bedoeld voor gebruik in de kerk. Het twee deel, de catechismusliederen, is bedoeld voor zowel de kerkelijke als de huiselijke praktijk. Het derde deel, de vier duetten, vertegenwoordigt dan logischerwijs het zelfstandig onderdeel voor de huiselijke praktijk.”

Als bewijs voert Clement aan dat de vier duetten gezien moeten worden in de context van de zogenaamde ”Hausandachten” – korte teksten met een geestelijke inhoud, die men ter stichting las. „Het is bekend dat Bach in zijn bibliotheek een boek met 300 ”Haus– und Tisch-Andachten” heeft gehad. Een van die 300 Andachten draagt als titel: ”Von vier süßen Dingen” (Gods Woord als voedsel, het kruisdragen, de dood als doorgang, de hemel). Het is mogelijk een relatie te leggen tussen deze vier ”süßen Dingen” en de vier duetten, die daarmee in het kader komen te staan van de huiselijke vroomheid.”

„Ik heb mijn visie ooit op een congres naar voren gebracht, en die heeft toen algemeen bijval gevonden”, zegt dr. Albert Clement, die met Bach voorlopig nog niet klaar is. Zijn volgende boek gaat over het ”Orgelbüchlein” of de ”Hohe Messe”, dat is nog niet precies duidelijk. Van 11 tot 14 september dit jaar organiseert hij in de Raadszaal van Utrecht een internationaal congres met als thema's ”Bach en Nederland” en ”Bach en de Theologie”. Om de horizon van het wetenschappelijk onderzoek te verbreden, wil Clement het congres graag toegankelijk maken voor publiek. In dat kader past ook de expositie over Bach en Nederland die voor het najaar wordt voorbereid.

Mede n.a.v. ”Der dritte Teil der Clavierübung von Johann Sebastian Bach. Musik, Text, Theologie”, door Albert Clement; uitg. AlmaRes, Middelburg, 1999; ISBN 90 805164 1 4; xii + 450 blz., gebonden met stofomslag; de monografie kan worden besteld via overschrijving van ƒ 148,50 (inclusief verzendkosten) op postbanknummer 7172346 ten name van Edita AlmaRes, Middelburg.