J. S. Bach 1750-200018 april 2000

Luther prominent aanwezig

Door dr. A. A. Clement
Johann Sebastian Bachs bibliotheek bevatte veel composities van collegae. Zijn leven lang had hij grote belangstelling voor het werk van anderen, onder wie leden van zijn eigen familie, Frescobaldi, Buxtehude en een aantal Franse componisten, zoals Nicolas de Grigny. Een ander deel van Bachs bibliotheek werd gevormd door een eveneens omvangrijke verzameling geestelijke literatuur, liedbundels, bijbeluitgaven en commentaren.

Luther
Menig predikant uit Bachs tijd zou trots zijn geweest een dergelijke verzameling op het gebied van bijbelse, theologische en homiletische werken te bezitten. De 52 titels die we kennen, representeren minstens ruim tachtig, waarschijnlijk echter meer dan 110 banden. Deze titels zijn overgeleverd via de ”Specificatio” van Bachs nalatenschap. Deze lijst is na Bachs overlijden opgesteld, vermoedelijk op een moment waarop de erfgenamen onderling al een aantal boeken hadden verdeeld. In werkelijkheid was Bachs theologische-boekenverzameling dus nog groter. Boeken die dagelijks in gebruik waren en vermoedelijk snel onder de erven werden verdeeld, onder andere Bijbels, gezangboeken en Luthers catechismus, zijn niet vermeld.

Een blik op de genoemde specificatie leert dat een ruim aantal auteurs in Bachs theologische bibliotheek was vertegenwoordigd: naast Luther ontmoeten we August Pfeiffer, Johannes Müller, Heinrich Müller en Erdmann Neumeister, alsmede vertegenwoordigers van het piëtisme als Johann Gerhard, Philipp Jacob Spener en Johann Arndt.

Luther is de voornaamste auteur uit Bachs theologische bibliotheek. De componist bezat het volledige oeuvre van de reformator in maar liefst twee verschillende uitgaven. Daarbij kunnen we ook de drie banden van Abraham Calov(ius) rekenen, die een omvangrijk zesdelig bijbelcommentaar bevatten, stoelend op de geschriften van Luther. Van dit commentaar is Bachs eigen exemplaar in de twintigste eeuw in Amerika boven water gekomen. Het werk staat vol aantekeningen en onderstrepingen. De grondigheid van Bachs bijbelkennis, maar ook van zijn studie van Luthers geschriften, kan aan de hand van dit werk worden bewezen.

Een voorbeeld hiervan vinden we bij Genesis 3. In zijn bespreking van de zondeval geeft Calov uitvoerige Luther-citaten, vooral met betrekking tot Genesis 3:7. Calov kort Luthers commentaar hierbij in; Bach noteert vervolgens de ontbrekende woorden zorgvuldig in de marge. Op een andere plaats, bij 1 Kronieken 28:21, blijkt uit Bachs aantekening zijn vreugde over het feit dat, naast andere onderdelen, ook de muziek via David door de Geest van God zelf als onderdeel van de kerkdienst is verordend. Bach spreekt over „ein herrlicher Beweiß” met betrekking tot de bijbelse grondlegging van het kerkmuzikale ambt, dat hij zelf zo consciëntieus gestalte gaf.

Met de vondst van de Duitse theologe prof. dr. Elke Axmacher, inmiddels ruim twintig jaar geleden, dat een belangrijk deel van de door Bachs tekstdichter Picander geschreven teksten voor Bachs Matthäus Passion in feite is gebaseerd op een aantal passiepreken van Heinrich Müller, werd duidelijk hoe lonend de studie van Bachs bibliotheek voor de wetenschap kan zijn. Omdat Bach de desbetreffende preken zelf in zijn bibliotheek had, is het waarschijnlijk dat hij deze onder de aandacht van zijn tekstdichter heeft gebracht.

In recente publicaties heeft schrijver dezes getracht aan te tonen dat ook vier composities uit Bachs Clavierübung III op teksten van Müller zijn gebaseerd. Met zekerheid heeft Bach zich voorts in een ruim aantal gevallen laten leiden door teksten en commentaren van Luther. Wie op de hoogte is van zowel de teksten als de theologische context die Bach tot inspiratie dienden, is daardoor in staat Bach beter te begrijpen.