J. S. Bach 1750-200018 april 2000

Doorleefde muziek

Door ds. C. J. Droger
Toen Bach zijn ”Orgelbüchlein” uitgaf, liet hij op het titelblad daarvan zetten: „Ter ere van de hoogste God alleen, en voor de naaste om eruit te leren.” Met het eerste deel van deze zin geeft Bach aan wat de diepste intentie van al zijn composities is geweest. Hij wil niets anders dan met de gaven die God hem geeft zijn Schepper eren. Dat blijkt uit heel zijn oeuvre. Op veel van zijn composities schrijft hij de letters S.D.G. (Soli Deo Gloria). En daarmee geeft hij aan dat hij zijn compositie maakt tot eer van God alleen en dat als mensen genieten van de samengevoegde klanken, zij alleen God de eer daarvan moeten geven. Hoe is het in Bachs leven zo geworden?

Bach is geboren in Eisenach, waar hij in de schaduw van de Wartburg is opgevoed en onderwezen. Niet alleen in lezen en schrijven, maar ook in de Bijbel. Voor het godsdienstonderwijs werd het boek ”Compendium locorum theologicorum” van Leonard Hutter gebruikt, waarin de orthodoxe lutherse leer wordt behandeld. Uit zijn latere leven is op te merken dat dit onderricht Bach tot zegen is geweest. Door Gods genade heeft hij mogen komen tot een hartelijke aanvaarding van de lutherse leer en heeft hij het als zijn taak gezien zijn leven in de dienst van de HEERE te besteden.

Daarom kiest hij aan het einde van zijn opleiding in Lüneburg voor het organistschap en niet voor een functie in de stad of aan het hof, hoezeer hij daarvoor ook geschikt is. Stellig zal deze keuze ook samenhangen met zijn voorliefde voor het orgel. Maar het zal meer geweest zijn. Zijn gelovige hart zet hem aan zijn leven te besteden in de dienst van kerk en liturgie.

Als we proberen te achterhalen hoe Bach zijn geloof in zijn werk gestalte geeft, kunnen we allereerst kijken naar zijn levensgang. Telkens blijkt dat in de eredienst zijn hart ligt en dat in de begeleiding van de gemeentezang en in het componeren en uitvoeren van cantates zijn hart meetrilt. Wie goed naar Bachs muziek luistert, hoort dat ze gemaakt is door iemand die weet waarover hij het heeft.

Luister eens naar het koraalvoorspel ”Durch Adams Fall ist ganz verderbt” (BWV 637). In de pedaalpartij beeldt Bach op indrukwekkende wijze de val van de mens in het paradijs uit, terwijl de middenstemmen telkens over elkaar struikelen. En luister ook eens naar de openingsaria van de cantate ”Widerstehe doch der Sünde” (BWV 54). Dan denk ik, als ik muziek en tekst goed op me laat inwerken: Hier is iemand aan het componeren geweest die weet wat de macht van de zonde werkelijk inhoudt. En wat te denken van de aria ”Es ist vollbracht” uit cantate 159? De koude rillingen lopen over de rug bij het horen van die aria. Doorleefde muziek. Bijna bovenaardse klanken...

Wie Bach in het hart wil zien, moet ook zijn h-moll Messe eens beluisteren. Bach schrijft dat werk zonder opdracht, het is tijdens zijn leven nooit uitgegeven noch uitgevoerd. Bach zal geweten hebben dat dat niet gebeuren zou. Het hoeft van hem ook niet. Blijkbaar heeft hij aan het einde van zijn leven de behoefte gevoeld om een soort geestelijk testament achter te laten. En dat wordt de h-moll Messe. Terecht is opgemerkt dat de gehele compositie een lutherse geloofsbeleving weerspiegelt.

Dat begint al bij het Kyrie, waarvan het eerste deel ernstig en duister van toon is, het derde een klagen is in geloof en hoop. Het middengedeelte, waarin Christus gebeden wordt om ontferming, is zeer innig van toon. Hier horen we een samenspel van klanken dat opwelt uit het hart van iemand die de gemeenschap met Christus kent. Wat een warmte! Ook andere delen van de Messe ademen die warmte en innigheid.

Indrukwekkend is ook de opbouw van het Credo-gedeelte. Centraal staan daarin de woorden „Die gekruisigd is.” Bach laat daarmee zien dat dit voor hem het hart van het christelijk geloof is. Daar ligt het rustpunt van ons aangevochten hart.

Er kunnen nog heel wat meer voorbeelden gegeven worden van treffende geloofsverklanking. Dwars door alles heen is te beluisteren dat Bach zijn muziek maakt tot eer van God.

En dat hij die eer bedoelt in zijn leven, blijkt ook uit zijn levenshouding. Zijn zonen herinneren zich dat deemoed de hoofdtrek in het leven van hun vader is. En waaraan ontspringt deze anders dan aan de ontmoeting met een heilig God, Die nochtans om Christus' wil naar zondaren wil omzien?

Vlak voordat Bach sterft, dicteert hij nog een koraalvoorspel. Het is een bewerking van het koraal ”Wenn wir in höchsten Nöthen sein”. De stervende meester wil echter dat er een andere titel boven komt te staan. Het moet een bewerking zijn van het koraal ”Vor deinem Thron tret' ich hiermit”, dat dezelfde melodie heeft. En zo horen we hoe Bach alles loslaat. Hij wist: Nog even, en dan treed ik voor Gods troon. Om daar in te stemmen met het mooiste lied dat er is en waarbij al mijn muziek in het niet valt: het lied van Mozes en het Lam. En als Bachs muziek over dat Lam in de Matthäus Passion al zo mooi is, hoe zal het dan in de hemel wel niet klinken!