J. S. Bach 1750-200018 april 2000

De Matthäus versus Johannes de Heer

Door E. van Dijkhuizen
„Bach is het begin en einde van alle muziek.” Die uitspraak willen de koordirigenten Cor de Haan en Johan van Oeveren beiden graag boven hun bed hebben. Toch zingt De Haan met zijn Deo Cantemus, een groot gemengd koor, weinig Bach. Van Oeveren doet met Cantica, een vocaal ensemble, bijna niet anders. Over Bach op de bok.

De overeenkomsten zijn frappant. Van Oeveren (50) studeerde orgel, koordirectie en schoolmuziek. Hij zag het niet zitten om z'n brood spelend te verdienen, werd daarom muziekleraar op een middelbare school en is in de avonduren koordirigent. Voor De Haan (55) geldt exact hetzelfde. „We lijken elkaars kopie wel.”

Van Oeveren hoeft niet lang te denken over de vraag wat hij met Bach heeft. „Zijn muziek is iedere keer nieuw. Bach is uitdagend, meer dan andere componisten.” Met het 26 leden tellende Cantica voert Van Oeveren al een aantal jaren Bach-cantates uit in de Oude Kerk van Zoetermeer. „We doen dat in een dienst, zoals dat in de tijd van de componist gebruikelijk was.” Op dit moment studeert Van Oeveren de Johannes Passion met zijn koor in. Hij is erdoor gegrepen. „Bach voegt met zijn verklanking van het Evangelie iets toe wat een predikant in woorden niet kan vatten.”

De Haan spreekt net zo bezield over Bach als Van Oeveren. In het verleden zong hij met kerk- en oratoriumkoren diverse grote werken van de Leipziger Thomascantor. Door zijn benoeming bij het 330 leden tellende Deo Cantemus in Rotterdam moest De Haan andere koren eruit doen. De wisseling betekende een forse verandering in zijn repertoire. De Haan zingt nog wel Bach, maar veel minder dan voorheen en op Deo Cantemus uitsluitend de eenvoudige koralen. „Dat is de grens voor mijn koorleden.”

„Kom je dan tot de gewenste interpretatie?” wil Van Oeveren weten. De Haan: „Je hebt je beperkingen met zo'n groot koor.” Van Oeveren: „Ik zou dat een probleem vinden. Bovendien zijn Bachs harmonisaties vaak moeilijk. Hoe krijg je dat uitgelegd op een doorsnee gemengd koor?” De Haan: „Toch genieten mijn mensen ervan. Bij een Bach-koraal is elke partij een melodie. Dat zingt fijn. Ik vertel ook altijd veel over de tekst én de noten, om de koorleden in de juiste sfeer te brengen.”

Deo Cantemus zingt voor 75 procent gewijde muziek: liederen uit Johannes de Heer, Opwekking en andere evangelische zangbundels. De resterende 25 procent van het repertoire is klassiek. Het koor geniet landelijke bekendheid door zijn jaarlijkse kerstconcerten in De Doelen, compleet met orkest en talrijke solisten. De Haan: „Onze doelstelling is zingend het Evangelie verkondigen. Dat stempelt de sfeer op de repetities.”

Cantica is totaal anders bezig. Van Oeveren: „Ik streef naar een authentieke uitvoering van Bachs muziek en luister veel naar mensen als Ton Koopman en Nicolaus Harnoncourt. Ik werk uitsluitend met oude instrumenten en met solisten die affiniteit met de barok hebben.”

Van Oeveren is maanden bezig met het instuderen van de Johannes. De Haan heeft net zo veel tijd nodig om zijn Doelenconcerten voor te bereiden. Niet omdat de koorpartijen zo moeilijk zijn, maar om er een aantrekkelijk programma van te maken. „Vooral het schrijven van een mooie orkestbegeleiding kost zeeën van tijd.”

Het uitvoeren van Bach-koralen in het Nederlands om daarmee de drempel te verlagen, vinden beide dirigenten geen oplossing. Van Oeveren: „De Duitse taal is zo eigen aan de muziek van Bach, daar moet je niet van afwijken. Liever geen Bach dan Bach in het Nederlands.” De Haan: „Je zou tekortdoen aan z'n muziek.”

Bach had geen moeite met het arrangeren van muziek van collega's. Zo bewerkte hij concerten van Vivaldi voor viool. De Haan arrangeert geen muziek van Bach, maar gaat er soms wel vrij mee om. „In het laatste Doelenconcert heb ik de inleiding van het Weihnachtsoratorium en een koraal van Bach verwerkt in een medley met internationale kerstliederen. Koor én publiek waarderen zulk knip- en plakwerk.”

Bachs muziek is zeer geschikt als studiemateriaal voor een koor, vindt het dirigentenduo. Van Oeveren: „Je kunt er prachtig het zingen vanuit het middenrif, het zogeheten martellato-zingen, mee oefenen.” De Haan: „Bach leent zich ook uitstekend om het zingen van één regel op één adem te leren. Daar hebben veel koorleden moeite mee.”

Koorzangers stimuleren om thuis Bach te luisteren of naar een Bach-concert te gaan, hoeft op Cantica niet. „De mensen smullen er uit zichzelf van”, zegt Van Oeveren. De Haan maakt op Deo Cantemus wel eens reclame voor de componist aller componisten. Het heeft effect. „Als ik met een van mijn andere koren een concert met Bach-werken geef, zitten er altijd leden van Deo Cantemus in de kerk.”

Om tot een mooie uitvoering te komen, is het nodig dat het hele koor achter Bach staat, vindt Van Oeveren. „Zowel wat tekst als muziek betreft.” De Haan: „De dirigent moet overdrachtelijk bezig willen zijn: de muziek uitbuiten om de boodschap over te brengen.”

Wat vinden de beide dirigenten het mooiste Bach-werk? Van Oeveren: „Mag ik er twee noemen? De Matthäus en de Johannes. Die staan voor mij aan de top.” De Haan: „Mee eens. Daar is zo ontzettend veel in te vinden.”

Nu staat Van Oeveren een keer voor Deo Cantemus en De Haan voor Cantica. Gaat dat goed? Van Oeveren: „Voor één avond wel. Maar ik zou na afloop zeggen: Eens maar nooit weer.” De Haan: „Ik zou die avond het eenvoudige geestelijke lied missen.”

Cor de Haan

Johan van Oeveren