J. S. Bach 1750-200018 april 2000

Eerherstel voor verloren
gegaan ambacht

Door ir. W. J. Eradus
„We zijn door de hele cd-cultuur, door al het wetenschappelijk onderzoek en door dingen volgens regels te doen, te veel bezig met het indammen van muzikaliteit”, vindt Geert Bierling. „Veel musici vragen zich onvoldoende af wat voor persoon ze zijn.” De arrangeur propageert geen platgetreden paden.

„Gebruik je oren en laat je niet inkapselen door (al te) strakke regels”, adviseert Geert Bierling. „Leer daarboven te staan. Wanneer je graag virtuoos speelt, dan moet je dát ontwikkelen. Voel je meer voor doordacht spel, volg dan je hart. Speel zoals je bent.”

Op de tafel voor Bierling ligt het manuscript van de ”Sinfonia in e”, een bewerking van het Preludium in e BWV 855 van Johann Sebastian Bach. Het muzikale handschrift vol grote krullen en bogen verraadt een gedreven iemand. „Bach maakte voor zijn zoon Wilhelm Friedemann een Klavierbüchlein met etudes. Een van deze vingeroefeningen werkte hij verder uit tot dit Preludium in e. Zo gaat het vaker. Het ontstaan van een muziekstuk is een proces, dat vaak begint als een soort casco, een schets met een becijferde bas, waaraan steeds meer muzikale elementen worden toegevoegd: een oude, ambachtelijke benadering. Je zou het kunnen vergelijken met het maken van een schilderij.

Wanneer je mijn Sinfonia naast de oorspronkelijk etude in het Klavierbüchlein legt, dan valt op dat ik het bestaande stemmenweefsel gedeeltelijk heb herschreven en daarbij een extra melodiestem heb gevoegd. Mij stond namelijk voor ogen het oorspronkelijke barokke concept te vertalen naar een welluidende 19e-eeuwse aanpak.”

Is Bach dan Bierling geworden?
„Ja, als ik een compositie van Bach bewerk, wordt het een stuk van Bierling, net zoals Bachs bewerkingen van Vivaldi échte Bach-stukken zijn. Daarbij is wel van de oorspronkelijke harmonieën gebruikgemaakt. Het enige verschil met Bachs bewerkingen van Vivaldi is, dat hij veel dichter bij de stijl van deze componist blijft, omdat ze tijdgenoten zijn. Wanneer ik met Bachs muziek bezig ben, moet ik er eerst wat laagjes afpellen, omdat de vertaalslag veel groter is.”

Arrangementen van oorspronkelijke muziekwerken worden vaak als tweederangs muziek beschouwd...
„Bewerken, het maken van transcripties heeft vaak een slechte, negatieve klank, mensen halen er hun neus voor op. Dat is vaak terecht. Ik heb veel opnames gehoord die ik pulp, bagger vind. Ze komen meestal niet boven het niveau van een zoetelijk fluitje in de Johan-de-Heer-stijl uit. Voor mij is dat geen bewerken. Wanneer ik een transcriptie voor orgel maak, zorg ik dat het een echt orgelstuk is.”

Stellig: „Het bewerken van bestaande muziek, het maken van transcripties, is een ambacht dat in feite verloren is gegaan in Nederland. Nu is het tijd voor eerherstel. Juist door te bewerken, word je een andere muzikant, omdat je in de huid van de componist moet kruipen. Ook door het intensief bestuderen en bewerken van instrumentale werken wordt de uitvoering van originele orgelwerken positief beïnvloed.”

Een bewerking maak je niet zomaar op een achternamiddag, weet Bierling. „Je moet er hoge muzikale eisen aan stellen. Bach maakte veel transcripties, onder andere de briljante bewerking van Vivaldi's Concerto in d voor 2 violen, cello en orkest. Als ik iets van Bach in zijn stijl bewerk, behoort het resultaat zo te zijn, dat Bach mij –bij wijze van spreken– op de schouder kan tikken: Bierling, goed gedaan!.”

Hoe bent u ertoe gekomen zich in het bewerken te specialiseren?
„Toen ik 22 was, deed ik op het conservatorium eindexamen. Ik speelde onder meer een Bach-bewerking van Vivaldi, wat in feite niet bleek te kunnen, omdat het geen oorspronkelijke orgelmuziek was. Toch werd ik steeds meer geboeid door de bewerkingen die Bach voor orgel maakte. In 1975 werd ik organist op het 19e-eeuwse Witte-orgel in Rotterdam-Delfshaven, een instrument waar destijds in feite geen enkele organist trek in had. Op dit orgel ontdekte ik steeds meer muzikale expressiemogelijkheden. Door dit instrument leerde ik bijna vanzelf met bestaande orgelmuziek op een andere manier om te gaan.”

Hoe kijkt u tegen eigentijdse muziek aan?
„Velen bezien de muziekgeschiedenis vanuit een historisch perspectief. Het is een ontwikkelingslijn die loopt van Sweelinck naar Bach, vervolgens naar Mendelssohn en naar Franck. Moderne Fransen als Messiaen en Alain of Duitsers als Hindemith, Reda en Pepping volgen. We moeten niet de denkfout maken dat alle nieuwe muziek vernieuwend en beter moet zijn dan het voorafgaande. In feite zijn nu alle muzikale vormen al zo ongeveer bedacht. Wat moet je dan doen? Atonale muziek maken? Ook dat is al veel beoefend. Ik kies voor bewerken en improviseren. Of dat creatief is? In ieder geval ambachtelijk. Met mijn improvisaties in Delfshaven wil ik ook mensen bereiken.

Of ik daarbij een eigen gezicht heb? Mijn 'gezicht' is dat ik mij volledig in een ander verplaats. Ik maak me bijvoorbeeld Bachs stijl eigen om daarin mooie psalmvoorspelen te maken. Wanneer ik op een 19e-eeuws orgel speel, ga ik daar ook naartoe schrijven, kruip ik in de huid van componisten uit die tijd.”

In onze tijd is in feite sprake van een zap-cultuur, vindt Bierling. „Je kunt de stijl kiezen die je maar wilt. Natuurlijk hebben ook musici die typisch eigentijds willen componeren hun bestaansrecht. Mijn eigentijdse manier van spelen is dat ik zelf mijn stijl kan kiezen.

Hoe dan ook, je moet als 21e-eeuwse organist zo spelen dat het instrument uit de verf komt. Behalve als specialist in allerlei stijlen kun je ook profileren als specialist in de interpretatie van het instrument. Ik wil het instrumént laten spreken en tot zijn recht laten komen. Het orgel in Delfshaven heeft mij nadrukkelijk op dit spoor gezet. Daarom lijkt het mij interessant om Bach ook eens door een 19e-eeuwse bril te zien en te beluisteren hoe mooi zijn werken op een orgel uit die tijd klinken.”