J. S. Bach 1750-200018 april 2000

Gepuzzel voor het carillon

Door drs. H. Vermeulen
Regelmatig zet beiaardier Boudewijn Zwart een hele stad onder de paraplu van Bach. Dat lijkt vreemd, want Bach schreef geen carillonmuziek. Er moet dus gearrangeerd worden voor het zover is. Dat is volgens Zwart echter geen probleem. „Als Bach hier op straat zou lopen, zou hij zeggen: Hé, grappig dat ik hier in Schoonhoven m'n eigen muziek hoor.”

Sinds jaar en dag spelen beiaardiers muziek die niet speciaal voor beiaard geschreven is: Vivaldi, Couperin, maar ook Bach. „Als ik een stuk muziek arrangeer, is het de bedoeling dat het stuk in z'n geheel overeind blijft. Als er hele happen uit moeten, moet je er niet aan beginnen. Dan wordt het commercieel: er blijft alleen een deuntje van Bach over.

Ik kijk eerst welke partituren er van Bach zelf beschikbaar zijn om te zien wat hij met zijn muziek deed. Dat is soms heel verrassend: hij liet veel dingen weg of voegde iets toe. Kijk maar hoe hij een aria bewerkt tot een trio voor orgel, of aan een cellosonate een continuopartij toevoegt. Zo probeer ik ook uit de partituren een mix te maken die op beiaard gespeeld kan worden.”

Vorig jaar zette Zwart samen met Henry Groen vier luitsuites van de grote meester op cd. In vier verschillende steden werden de sprankelende Bach-tonen gevangen voor een zilveren schijfje. Die suites kunnen meestal zonder ingrijpende veranderingen op een carillon gespeeld worden. Soms moet de toonsoort veranderd worden wanneer die niet goed klinkt in de middentoonstemming waarin de meeste speelwerken staan. „Ze zijn pittig om te spelen, want Bach is nu eenmaal geen oppervlakkig componist. Technisch en muzikaal wordt alles uitgebuit. Ze komen muzikaal ook volledig tot hun recht, omdat op de beiaard enorme dynamische verschillen mogelijk zijn, nog veel meer dan op de piano.

Ik ben momenteel veel bezig met de orgelwerken van Bach, zoals de Passacaglia. Vroeger dacht ik: Dat kan niet, dan moet je zo veel uitdunnen, maar het kan wel. Je hebt natuurlijk al je handen en voeten nodig en het is een heel gepuzzel om de stemvoering goed te verdelen. Het voordeel van een carillon is echter dat elke noot –ook een lange– maar heel kort wordt aangeslagen. Dan heb je je hand of je voet weer vrij voor een volgende. Een keer per jaar geef ik samen met Henry Groen een Bach-concert en dan spelen we vierhandig een heel vioolconcert. Dat spelen we natuurlijk niet zo uit de partituur, dat wordt eerst op papier gezet. Dat geschrijf aan tafel –potlood, gummetje, koffie erbij– is gezellig werk.”

..in actie..
De mensen op straat waarderen die huisvlijt meestal meer dan moderne composities. Zoals de man die aan de voet van de Westertoren van z'n fiets stapte en de hele cellosonate mee floot die Zwart hoog boven zijn hoofd op de klokken liet horen. Daarvoor moet je wel in de stad zijn. Een carillon op cd geeft die sensatie niet.

Mede n.a.v. ”Johann Sebastian Bach (1685-1750), Vier luitsuites voor carillon”, Henry Groen & Boudewijn Zwart. Uitg. Eurocarillon TMN 19992. Verkrijgbaar bij de Stichting Torenmuziek Nederland, Lange Gelderse Kade 4, 3311 CJ Dordrecht.