J. S. Bach 1750-200018 april 2000

Knokpartij met een „broekje”

Door G. de Looze
Een indrukwekkende orgelkeuring, een opstootje met studenten, teleurstelling over ondermaatse zangers en onbegrepen orgelspel: Bachs eerste job, in Arnstadt. De jeugdige organist ontpopt zich tot een virtuoos speelman, maar weet geen raad met lastige pubers.

Een jeugdige Bach
Voor zijn komst naar Arnstadt verblijft Johann Sebastian in Ohrdruf, Lüneburg en Weimar. Zijn oudste broer, de in Ohrdruf wonende Johann Christoph, neemt hem in 1695, na het overlijden van hun vader, in huis. Deze organist van de Michaeliskirche en leerling van Pachelbel, leert Johann Sebastian toetsinstrumenten bespelen. In Ohrdruf bezoekt Bach de Latijnse school. Hij is slim, want op zijn veertiende verovert hij al een plekje in de eerste klas, drie jaar eerder dan normaal. Het geld dat hij als lid van het schoolkoor met het zingen op straat verdient, draagt hij aan zijn broer af.

Aangezien het voor zijn broer geen vetpot is, reist Johann Sebastian in 1700 met zijn vriend Georg Erdmann naar het 300 kilometer noordelijker gelegen Lüneburg. Daar is hij hartelijk welkom vanwege zijn „ongewoon mooie sopraanstem.” Als lid van het jongenskoor van de Michaeliskirche krijgt hij gratis onderdak en onderwijs. Als na een jaar zijn stem breekt, verdient hij er waarschijnlijk de kost met viool- en orgelspelen. In zijn vrije uren geniet hij van Georg Böhms orgelspel in de Johanniskirche. Deze adviseert hem zijn oor ook in Hamburg, bij de organist Johann Adam Reincken, te luisteren te leggen. Deze vertegenwoordiger van de Noord-Duitse orgelschool is leerling van Scheidemann, die op zijn beurt bij de Hollander Sweelinck in de leer is geweest. Gretig als hij is, maakt Bach de voetreis van 50 kilometer naar Hamburg en drinkt er de improvisatiekunst van de bejaarde speelman in. In Celle maakt hij kennis met de Franse muziek van onder anderen Couperin.

Met Bachs sollicitaties wil het aanvankelijk niet lukken. Hij vangt bot in Sangershausen en Eisenach. In 1703 treedt hij in Weimar als hofmuzikant in dienst van Johann Ernst van Sachsen-Weimar. Halverwege het jaar houdt hij het er voor gezien. Arnstadt lonkt.

Arnstadt
De keuring van het Wender-orgel in de Neue Kirche in Arnstadt verloopt succesvol. De heren zijn verrukt over Bachs spel en bieden hem de organistenpost aan. In zijn aanstellingscontract van 9 augustus 1703 verzoeken ze hem onder meer „niemand zonder voorkennis op het orgel toe te laten” en „in zijn dagelijks leven de vreze Gods te beoefenen.”

Een zware job is het niet. Drie keer in de week dient Bach de eredienst met zijn spel op te luisteren. Alle tijd dus om te componeren en op zijn tweeklaviers instrument te studeren. Hoewel het niet in de overeenkomst staat, stelt het kerkbestuur het op prijs als Bach een koortje vormt uit leerlingen van de Latijnse school. De cantor van de Liebfrauenkirche heeft de beste zangers echter al ingepikt. Bach kan het met het aftreksel doen. Dat frustreert. Wrijvingen tussen de meester, koor en orkestleerlingen zijn niet van de lucht.

Wanneer Bach op de avond van de vijfde augustus 1705 huiswaarts keert, grijpt student Geyersbach zijn kans en gaat hem met zijn knuppel achterna: „Waarom Bach hem steeds beledigt en hem als fagotspeler een broekje noemt?” Bach ontkent en trekt zijn degen. In de consistorie doen beide partijen later hun verhaal. Wie gelijk heeft, blijft onduidelijk. Met Bach heeft het kerkbestuur geen zachtgekookt eitje, maar een zelfbewuste jongeling binnengehaald.

In 1705 krijgt hij vier weken verlof om naar Lübeck te reizen. Daar draagt Dietrich Buxtehude, organist van de Marienkirche, zijn steentje aan de muzikale vorming van Johann Sebastian bij. Bach is diep onder de indruk van Buxtehudes spel en van de Abendmusiken die in de Marienkirche worden gehouden. Drie maanden te laat meldt hij zich weer in Arnstadt. Na zijn reis regent het klachten over het orgelspel. De kerkleiding heeft geen behoefte aan Bachs „wonderlijke variaties” en aan de „vreemde tonen” die hij toevoegt: de gemeente raakt volslagen van de wijs.

In november 1706 moet Bach nogmaals op het matje komen, want hij heeft zonder toestemming te vragen een „vreemde jongedochter” op de koorgalerij van de kerk laten zingen. De stemming wordt er niet beter op. Het wachten is op de ene druppel die de emmer doet overlopen. Bach laat het zover niet komen. Hij pakt in 1707 zijn biezen en vertrekt naar Mühlhausen.

Arnstadt biedt vandaag de dag een flink portie Bach. Vanaf de van het slot Neideck overgebleven toren blies Caspar Bach ooit de uren. De weduwe van Bachs oom Johann Christoph woonde aan Kohlgasse 7. Mogelijk heeft Johann Sebastian hier enige tijd gewoond. Voor Bach in Arnstadt zijn hielen licht, bivakkeert hij waarschijnlijk in het nog bestaande Haus zu Krone. In het museum Haus zum Palmbaum kun je grasduinen in documenten over Bach. Veel liever zou ik er de bewaarde speeltafel van Bachs orgel aanraken, maar helaas vormt plexiglas een barrière.

Bachs standbeeld uit 1985 op de Markt is een verrassing. Hier geen steng kijkende oude heer, zoals in andere Bach-steden, maar een jeugdige Johann Sebastian, die nonchalant achteroverleunt.

Hoogtepunt van het bezoek aan de Thüringer stad is de Neue Kirche, de huidige Bachkirche. De bescheiden kerkruimte biedt door de witgeverfde banken en galerijen een serene aanblik. Het gereconstrueerde Wender-orgel, waarvan eenderde van het pijpwerk origineel is, vormt het stralende middelpunt.

Dornheim
Ook de dorpskerk in Dornheim verrast door haar uiterlijk en innerlijk. In dit knusse kerkje geeft Johann Sebastian op 17 oktober 1707 zijn jawoord aan zijn achternicht Maria Barbara. Nog steeds zijn ze gastvrij in het gehucht net buiten Arnstadt. Een begeleider is in de bakkerij om de hoek te vinden. Wie wil, mag in de toetsen van het deels 18e-eeuwse orgel grijpen. Orgelboeken meenemen dus.