Auto | 16 februari 2001 |
Oog in oog met omstreden opvolger van brok Engelse nostalgieDe Mini is de Mini niet meerDoor G. ten Voorde De reacties op de dag dat de Autorai de 75 miljoenste bezoeker sinds '61 ontvangt, lopen uiteen. Het publiek verdringt zich om de ster van de show. Alsof het een Rolls of een Morgan betreft. Iedereen is laaiend enthousiast, vertelt Mini-medewerker Wilbert. Móét hij ook wel zeggen. Enkelen moeten nog wennen, relativeert hij even later zijn iets te doorzichtige optimisme. Maar als ze de tweede keer langskomen zijn ze overtuigd. Jong en wild Op de stand staan vier exemplaren opgesteld. Drie voor, een achter. In frisse outfit. Het publiek streelt, klopt en knuffelt de goedverzorgde auto's aan alle kanten. Behalve aan de binnenkant. Het spul wil helemaal niet open, moppert vader Voortjes uit 's-Heerenberg. Je kunt niet eens even zitten, voelen, ervaren. Of onder de motorkap kijken. Daar snap ik niks van, vult zoonlief Voortjes aan. Ook over de prijs zijn ze niet te spreken. Mini is onbereikbaar geworden, klinkt het dubbelzinnig. Volgens Mini zijn de auto's bewust afgesloten. Het zijn stuk voor stuk handgemaakte voertuigen voor deze voorpremière. Peperduur, zegt de Mini-man. Daar kunnen we niet iedereen in laten zitten. Bovendien is Mini bang voor gespuis. Het eerste embleem van een auto is al ontvreemd. Voor de echte geïnteresseerden hebben de Duitse Mini-makers een verrassing in petto. Achter de stand staat nóg een exemplaar. Onzichtbaar voor het gewone volk. Dáár gaan klepjes en kapjes gewillig open. Het dashboard van de vierzitter ziet er in eerste oogopslag uit als vanouds. Kilometerteller midvoor, toerenteller boven op de stuurkolom. Keurig verzorgd. De ruimte is opvallend groot in zo'n klein ding. Zelfs bestuurders van bijna 2 meter zitten riant achter het stuur. Dat de passagier op de achterbank zijn benen vervolgens moet dubbelvouwen, is een detail. Rammeltjes Ik ben teleurgesteld, geeft hij eerlijk toe. De Mini is destijds ontwikkeld om Engeland op de wielen te zetten, doceert Bombeek. Eenvoudige auto van weinig geld voor de gewone man. Van dat principe heeft BMW niets overgelaten. Dit is te groot, te zwaar. Een Mini hoort leuk, lekker, klein te zijn. Een breedte van plus 356 en een lengte van plus 457 millimeter is onverteerbaar voor de échte fans. Een collega-kenner valt hem ongevraagd bij. Een Mini moet hier en daar een rammeltje, een piepje hebben. Dat is met deze voorbij. Dit is geen slechte auto. De prijs zit ook te hoog, oordeelt Bombeek, eigenaar van een goudgele 850 uit '73. Ik had een betaalbare opvolger verwacht. Ze hadden onder de 30.000 moeten blijven. Voor 40.000 gulden heb je zat andere auto's. Dit heeft niets meer met Mini te maken, zegt hij zuur. Het concept klopt niet. Het is een BMW geworden. Té veel Duits. Dat de auto 55 procent Engels en 45 procent Duits is, kan hem niet overtuigen. De opvolger van de nostalgische Mini is een nette auto, vindt Roel Voortjes. Ze hebben geprobeerd de stijl te behouden. Vergeet niet dat er een kloof van veertig jaar tussen zit, waarin de ontwikkeling van de Mini heeft stilgestaan. 50 ruggen In de ouwe tijd begin jaren '80 was ze verwoed Mini-rijder. Zo'n Specialtje, weet je wel. Dertienhondertje. Je kon 'm altijd zo lekker parkeren tussen de Amsterdammertjes, als het Leidseplein vol was. Vriend Cor tuurt taxerend tussen z'n wimpers door. Dat kan niet meer met deze. De prijs van de Mini nieuwe stijl valt het duo mee. Voor 50 ruggen heb je tegenwoordig een kaal Golfje. Dan klinkt 37.500 voor een nieuw Coopertje toch wel effe iets anders. |
![]() |