Theocratie: Tussen ideaal en praktijk16 juni 1999

Theocratie onder
vuur genomen

Door dr. C. P. Polderman
Als ik de verhalen in het Reformatorisch Dagblad goed heb begrepen is alleen ir. Van der Vlies en misschien dr. Op 't Hof ingenomen met de het onderwerp van de studie. De anderen reageren van zuinig tot zuur. Teleurstellend is dat, niet alleen voor Van der Zwaag maar ook voor de theocraten die Nederland rijk is. Omdat ikzelf tot de laatsten behoor wil ik reageren op wat de commentatoren naar voren hebben gebracht. Voordat ik dat doe wil ik eerst dr. Van der Zwaag gelukwensen met zijn promotie!

Prof. De Jong stelt dat er in het Nieuwe Testament geen gedetailleerde leer over de overheid te vinden is. Dus waar praten we eigenlijk over? Christenen leefden in de verwachting van de komst van het koninkrijk van God. „Hun houding tegenover de overheid werd van geval tot geval bepaald”, aldus De Jong. Volgens hem is het advies van de apostel Paulus aan de christenen geweest: „Geef geen aanstoot, dan krijg je ook geen last van de overheid”.

Volgens dr. Op 't Hof, die ongeveer op hetzelfde uitkomt(!), moet de norm van de theocratie „vlammend overeind worden gehouden.” Omdat het koninkrijk van God niet van deze wereld is, betekent het dat je er niet naar hoeft te streven. „Theocratie beklijft niet in onze werkelijkheid”, aldus Op 't Hof. SGP'ers die denken dat ze ook een politieke opdracht hebben, kunnen zich volgens hem niet op het Nieuwe Testament beroepen. Ook is het niet heilzaam om naar het verleden te kijken en te jeremiëren. „We moeten af van ons(?) machtsdenken en erkennen dat we politiek en maatschappelijk niets meer zijn.”

Ir. Van der Vlies stuurt zijn(?) mensen wel met beginselen op pad, maar niet met de last van artikel 36, omdat de werkelijkheid steeds verder verwijderd raakt van het ideaal (sic). Het ideaal mag echter volgens hem niet worden opgegeven, want „dan raken we los van ons(?) bestaansrecht en het geloofsbevinden dat God recht heeft op ieders eer.” Zijn hoop is dat de studie van Van der Zwaag zal leiden tot vervolgstudies.

CDA-ideoloog dr. Klop vindt dat politieke partijen de publieke gerechtigheid moeten handhaven „door alle godsdiensten gelijkwaardig te behandelen.” Daarom kiezen christen-democraten voor een neutrale(?) staat. Volgens hem is de discussie over artikel 36 aangewakkerd door ds. Kersten, die de SGP wilde profileren ten opzichte van de ARP. Guido de Brès, de opsteller van de NGB, heeft volgens Klop „krampachtig de ene voor de andere theocratie willen inruilen.” De taak van de overheid beperkt zich volgens Klop tot zaken als: ”gelijke behandeling”, ”recht doen aan zwakken”, ”respect voor de schepping” en dergelijke. Met andere woorden: tot de tweede tafel van de wet. De overheid moet daarbij volgens hem tot compromissen bereid zijn.

Een kerk
Prof. Van Deursen plaatst het ontstaan van artikel 36 in een historisch kader. Guido de Brès hield geen rekening met het feit dat er verschillende kerken zouden zijn. Artikel 36 is toegespitst op een situatie waarin de overheid met slechts één christelijke kerk te maken heeft(?). De taak van de overheid is volgens De Brès dat de overheid de kerk beschermt en ondersteunt in haar strijd tegen afgoderij en valse godsdienst.

Omdat we in een andere tijd leven is de discussie over artikel 36 volgens Van Deursen een theoretische geworden. Mét Klop is hij van mening dat de twintigste-eeuwse discussie over artikel 36 is aangezwengeld door ds. Kersten.

De heer Schutte van het GPV kan met het onverkorte artikel 36 niet uit de voeten en vindt het terecht dat een deel van het artikel aan het begin van de eeuw door de Gereformeerde Kerken tussen haakjes is geplaatst. Volgens hem voegen de geschrapte 21 woorden niets toe aan het belijden omtrent de overheid. De vaagheden en discussies over artikel 36 hebben volgens hem te maken „met het maken van onvoldoende onderscheid tussen de ambten van de overheid (art. 36) en de kerk (art. 30).”

Schutte kiest in het conflict tussen Datheen en Willem van Oranje de kant van de prins. Tot staving van zijn visie gebruikt Schutte de woorden van Groen van Prinsterer, die in de vorige eeuw pleitte voor „publieke gelijkheid van alle gezindheden.” Op basis daarvan concludeert Schutte: „Andere gezindheden mag je nooit in hun rechten en vrijheden beknotten.”

Toch moet volgens het GPV de overheid God publiekelijk eren en de wil van God als hoogste norm hanteren. Binnen zekere grenzen(?) zijn compromissen in de politieke praktijk, als stap in de goede richting, onvermijdelijk, aldus de voorman van het GPV.

Achterhaald?
Wat moet je met al deze visies? De teneur is dat theocratie een achterhaald ideaal is. Dat te horen uit de mond van christenen is een pijnlijke zaak. Zeker voor medechristenen die dat niet vinden. De vraag rijst, wat je ervoor in de plaats krijgt als je het theocratisch ideaal opgeeft? Het antwoord blijkt te moeten zijn: democratie. De vervolgvraag is dan, weet het volk (demos) het beter dan God (theos)? Nee, zal dan door veel christenen worden gezegd, maar... omdat we in een democratie leven zullen we ons moeten schikken in de situatie en de spelregels die nu gelden en deze zo goed mogelijk proberen uit te buiten.

Kies je deze route, dan raak je verzeild in een belangenstrijd en ben je er alleen nog voor je eigen achterban. Je raakt het volk als geheel uit het oog. Erger is mijns inziens dat je in wezen de fundamentele beslissing neemt om voortaan niet meer als theocraat maar als democraat door het leven te gaan. Je verliest daarmee het recht van 'theocratisch spreken' en wordt gedwongen om democratische besluiten als hoogste norm te accepteren en ze als bestuurder loyaal uit te voeren. Blijf je theocraat, dan brengt dat met zich mee dat je door 'democraten' als het even kan aan de kant wordt gezet omdat je geen democraat bent!

Ik denk dat theocraten zich niet in deze hoek moeten laten drukken of cryptotheocraat moeten worden. Ze moeten er juist openlijk voor uitkomen dat ze aan de goddelijke wetten meer gewicht toekennen dan aan de democratische. Frank en vrij zal een theocraat in voorkomende gevallen moeten zeggen: „Ik dien niet in de eerste plaats het volk, maar mijn God en ik wijs u, heren en dames democraten, een weg die beter is. Niet omdat ik het zeg, maar omdat God het zegt.” Van het grootste belang is daarbij dat ingenomen standpunten en het stemgedrag (steeds opnieuw) wordt uitgelegd, zowel in de collegezalen als naar de pers!

Dat laatste moet niet aan de tegenpartij (de karikatuurmakende journalisten) worden overgelaten, zoals nu helaas vaak gebeurt, maar moet zoveel mogelijk in eigen hand worden gehouden via bijvoorbeeld het verspreiden van goed doordachte persberichten.

Verder komt het er op aan dat het uitdragen van principes niet wordt gedaan door bange ”broodpolitici”, maar door mensen die staan voor wat ze zeggen. Personen die zelf op de door hen aangewezen weg gaan, achter de Overste Leidsman aan, en daarover in eigentijdse taal durven te spreken tegen wie dan ook en in welke omstandigheden ook. Dát schept duidelijkheid. Niet het terugvallen op wat onze 'vaderen' hebben gezegd.

Kun je daarmee scoren, zal iemand wellicht vragen. Laten we dat afwachten en ons daarover van tevoren geen zorgen maken. De Heere God zegt: „Die Mij eren zal Ik eren.”

Kanttekeningen
Ten slotte enkele kanttekeningen bij de woorden van de commentatoren.

• De vraag of er een detailleerde leer over de overheid in het Nieuwe Testament te vinden is, is minder relevant. Het gaat om de zaak zelf. Waar je wel mee te maken zult krijgen is dat het opkomen voor de Naam en de zaak van God tegenstand oproept en 'smaadheid dragen' met zich meebrengt. De vraag is of het je dat waard is.

• Zich terugtrekken uit de wereld is niet gereformeerd maar dopers. Onbijbels ook. Arme-ikfiguren letten te veel op zichzelf in plaats van op het grote geheel.

• We hoeven ook niet te vechten voor ons bestaansrecht of aan „artikel-36-exegese” gaan doen.

• Alle godsdiensten gelijkwaardig behandelen is in strijd met het gebod: „Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben” uit de eerste tafel van de wet. Tot het aanbinden van de strijd tegen afgodendienst wordt in de Bijbel vele malen opgeroepen. Het onverkorte artikel 36 spreekt dat alleen maar na. Het sluiten van compromissen is meestal geen stap in de goede, maar in de verkeerde richting. Als er in de Bijbel sprake van is loopt het bijna altijd uit op ”verzwagering” met de vijand en het ”binnenhalen” van afgodendienst. Elia roept op de Karmel op tot „het kiezen van God.”

• Al veranderen tijden en omstandigheden, de oproep om alleen de God van de Bijbel te dienen en valse godsdienst tegen te staan blijft onverminderd van kracht. De overheid heeft daarin als dienares van God een belangrijke taak. Dat is echt niet verzonnen door ds. Kersten. Lees andere theocraten zoals Kohlbrügge, Hoedemaker en Visscher er maar op na.

• De scheiding tussen kerk en staat is nooit door Groen van Prinsterer gepropageerd. Zijn spreken over ”publieke gerechtigheid voor alle gezindten” is niet zijn een politieke beginselverklaring, maar een uitspraak van een in het defensief gedrongen Groen, die democraten met hun eigen woorden om de oren slaat.

De auteur is docent economie aan de Hogeschool Zeeland in Vlissingen