Theocratie: Tussen ideaal en praktijk

Van het ambt der overheid

Wij geloven, dat onze goede God, uit oorzaak der verdorvenheid des menselijken geslachts, Koningen, Prinsen en Overheden verordend heeft; willende, dat de wereld geregeerd worde door wetten en politiën, opdat de ongebondenheid der mensen bedwongen worde, en het alles met goede ordinantie onder de mensen toega. Tot dat einde heeft Hij de Overheid het zwaard in handen gegeven tot straf der bozen en bescherming der vromen. En hun ambt is, niet alleen acht te nemen en te waken over de Politie, maar ook de hand te houden aan den heiligen Kerkedienst; om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valsen godsdienst, om het rijk des antichrists te gronde te werpen, en het Koninkrijk van Jezus Christus te doen vorderen, het Woord des Evangelies overal te doen prediken, opdat God van een iegelijk geëerd en gediend worde, gelijk Hij in zijn Woord gebiedt. Voorts, een ieder, van wat kwaliteit, conditie of staat hij zij, is schuldig, zich aan de overheden te onderwerpen, schattingen te betalen, hun eer en eerbied toe te dragen en hun gehoorzaam te zijn in alle dingen, die niet strijden tegen Gods Woord; voor hen biddende in hun gebeden, opdat hen de Heere stieren wille in al hun wegen, en dat wij een gerust en stil leven leiden in alle Godzaligheid en eerbaarheid, 1 Tim. 2:2. En hierin verwerpen wij de Wederdopers en andere oproerige mensen, en in het gemeen al degenen, die de Overheden en Magistraten verwerpen en de Justitie omstoten willen, invoerende de gemeenschap der goederen, en verwarren de eerbaarheid, die God onder de mensen gesteld heeft.