Theocratie: Tussen ideaal en praktijk4 juni 1999

Kuiper: Appèl op vrijheid door Afgescheidenen was legitiem

„Beroep op 21 woorden
anno '99 gevaarlijk”

Door B. J. Spruyt
NUNSPEET – De SGP kan „broederlijk optrekken” met RPF en GPV, want de verschillen zijn eigenlijk maar klein, zeker als je artikel 36 zo „zacht” interpreteert als K. van der Zwaag heeft gedaan. Maar er zijn ook andere SGP'ers, die volgens R. Kuiper nog te zeer gevangen zitten in de denkkaders van de premoderne samenleving. Ze beseffen niet hoe gevaarlijk intolerante standpunten in de huidige tijd kunnen zijn.

Kuiper, directeur van het wetenschappelijk bureau van de RPF en hoogleraar reformatorische wijsbegeerte in Rotterdam, heeft met „interesse en waardering” kennisgenomen van het proefschrift van Van der Zwaag over artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Maar hij heeft het gevoel dat de hele discussie over het artikel exclusief twintigste-eeuws is, opgeroepen door de poging van ds. G. H. Kersten om 'zijn' SGP te profileren ten opzichte van de ARP.

„Die discussie was weer opgeroepen door de streep van de gereformeerde synode van 1905 door de 21 woorden. Uit de tijd van de Republiek valt er geen beroep op artikel 36 tegen de overheid te citeren. De discussie over de verhouding tussen kerk en staat is pas in de negentiende eeuw spannend geworden, toen de maatschappelijke en kerkelijke situatie tot veel ingewikkelder verhoudingen leidde.”

Toen is er ook een diversiteit aan meningen ontstaan, vindt Kuiper. Eén traditie wil hij graag nog eens voor het voetlicht halen. „In Afgescheiden kringen, vooral die rond ds. H. P. Scholte, bestond door allerlei negatieve ervaringen een sterke reserve ten opzichte van de overheid. Daar zag men in dat men voorzichtig moest zijn met een geseculariseerde overheid, omdat men daar veel van te vrezen kon hebben. Zij beriepen zich tegenover de overheid op hun geestelijke vrijheid. Die traditie van wijze voorzichtigheid is een authentiek onderdeel van de Afgescheiden geschiedenis. Zij is weggedrongen door de wijze waarop ds. Kersten en de SGP over artikel 36 gingen spreken.”

Middelen inzetten
Artikel 36 staat ook in de grondslag van de RPF, maar dan zonder de beruchte 21 woorden, benadrukt Kuiper. „De overheid mag niet met de haar ter beschikking staande middelen –en dan hebben we het vooral over de zwaardmacht– een beslissing in geestelijke zaken brengen. Onze visie op de wet van God is geen andere dan die van de SGP, maar we hebben wel een andere visie op de wijze waarop de overheid haar middelen moet inzetten. En dan is het onze overtuiging dat een geestelijke strijd met geestelijke argumenten moet worden gevoerd. Dat brengt met zich mee dat ook niet-christenen alle ruimte moeten krijgen.

Anders gezegd, RPF'ers zijn theocraten wat betreft de gezindheid en de richting van het overheidsbeleid. God regeert en het beleid van de overheid dient theocratisch genormeerd te zijn. De overheid moet kleur bekennen en door middel van haar wetgeving bijdragen aan de uitbreiding van het rijk van Christus. Maar tegelijkertijd bepleiten we een maatschappelijke structuur met gelijke vrijheid voor alle burgers. De overheid moet krachtig richting wijzen, opdat de mensen op de juiste wijze van hun vrijheid gebruikmaken.”

Heel zacht
Met SGP'ers die artikel 36 in feite „heel zacht” interpreteren, zoals Van der Zwaag naar de mening van Kuiper heeft gedaan, kunnen RPF en GPV goed samenwerken. „Van der Zwaag heeft artikel 36 ”salonfähig” gemaakt. Hij hanteert het artikel niet als een sjibbolet, maar als een principe dat hij concreet wil uitwerken.”

Maar het verhaal van Van der Zwaag is „niet het hele verhaal”, volgens Kuiper. „Sommige zaken blijven onbesproken en dan doel ik vooral op het verschijnsel dat sommige SGP'ers artikel 36 veel harder interpreteren. „Sommigen stemmen tegen de komst van moskeeën. Ik ben ook tegen de komst van moskeeën; het doet me pijn als ik ze gebouwd zie worden. Maar ik besef ook dat je de islam niet door dwang kunt doen verdwijnen. Die strijd moeten we op een andere –geestelijke– manier voeren.”

Het „denken in termen van dwang” bij sommige SGP'ers constateert Kuiper ook als het gaat over de zondagsheiliging. „In artikel 4 van het beginselprogramma van de SGP staat dat de overheid de ontheiliging van Gods naam en dag strafbaar moest stellen. Velen stemmen ook per definitie tegen iedere vorm van cultuur, zonder zich af te vragen of er wel een gebod van God in het geding is. Ik vind het een kwestie van politieke stijl. Je moet je „nee” kunnen motiveren en je bezinnen op de instrumenten die je kiest. Het kwaad is uiteindelijk alleen door de verkondiging van het Evangelie te keren.”

Premodern
Bij veel SGP'ers bespeurt Kuiper een terugverlangen naar de premoderne tijd, waarin beperkte vrijheden gebruikelijker waren. In de premoderne tijd stonden ook de wet, het recht en de dwang van de overheid centraal. Het karakter van de overheid is inmiddels veranderd. Zo zie je hoe je jezelf door dat verlangen buiten de maatschappelijke en politieke werkelijkheid kunt plaatsen.”

Ook de kwestie van het draagvlak blijft in de discussie over artikel 36 te vaak buiten beschouwing, vindt Kuiper. „Een centrale notie bij Calvijn is het belang van de goede orde in de samenleving. Een overheid moet zich dus de vraag stellen hoe zij de bevolking moet leiden, dan heb je per definitie met de gegeven situatie te maken. Moet de overheid leiden door geestelijke overtuigingskracht of door geboden, verboden en straffen? In dat laatste geval wek je alleen maar aversie op.”

Een consequentie van de 21 woorden en de daarmee gepaard gaande intolerantie is volgens Kuiper ook dat landgenoten tot tweederangsburgers worden gediskwalificeerd. „Christelijke politiek is niet gericht op de bescherming van één groep, maar op alle groepen binnen de maatschappelijke orde. Hoedemaker schreef bijvoorbeeld eens dat hij de roomsen niet wilde vervolgen, maar erg veel meer positiefs over zijn houding ten opzichte van hen wist hij niet te melden. Dat kan niet.”

Hachelijk
Het spreken over de 21 woorden is in de huidige tijd ook niet zonder gevaar. „De vrijheden die wij nu genieten, zijn hachelijk. Hoe lang zijn ze ons nog vergund? In het huidige klimaat bestaat er een dreiging dat orthodoxe christenen steeds meer in een hoek worden gedreven. Zie maar hoe de ruimte bij het onderwijs en de zorg is ingeperkt voor instellingen van orthodoxe signatuur. In zo'n klimaat moet je wel heel erg oppassen met het uitdragen van een intolerante boodschap. Voor je het weet, wordt die boodschap tegen je gebruikt.”