Theocratie: Tussen ideaal en praktijk 31 mei 1999

„Na Oude Testament beklijft het ideaal niet meer”

Theocratie bij voorbaat
tot falen gedoemd

Door B. J. Spruyt
NEDERHEMERT – De SGP moet de norm van de theocratie „vlammend overeind houden”, maar verder geen illusies koesteren, vindt de predikant van Nederhemert, ds. W. J. op 't Hof. Voor hem staat Christus' uitspraak dat Zijn Koninkrijk niet van deze wereld is, centraal. „Dat betekent ook dat je er niet naar moet streven. Je redt het toch niet.”

Wie ds. Op 't Hof naar zijn mening vraagt over de bijbelse visie op de verhouding tussen kerk en staat, wordt vergast op een uitvoerig exposé. Algemene en bijzondere genade –„een algemene en een bijzondere structuur”– staan daarin centraal.

„In het algemeen geldt dat God de overheid over ons heeft geplaatst, welke overheid dan ook, christelijk of niet, en dat Hij dat ons ten goede heeft gedaan. Daarnaast is er de bijzondere Godsregering, die je weerspiegelt ziet in de geschiedenis van Israël. In de geschiedenissen van de aartsvaders zijn godsdienst en bestuur nog één. Als Israël zich als volk heeft gevestigd, worden het godsdienstige en het wereldlijke bestuur al gedifferentieerder.”

Volgens Op 't Hof zijn beide besturen –laten we zeggen: kerk en staat– steeds verder uit elkaar gegroeid. „De band tussen overheid en kerk wordt steeds losser. Die ontwikkeling culmineert in een uitspraak van Christus in het Nieuwe Testament, waar Hij zegt: „Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld.” Daaruit moet je volgens mij leren dat de theocratie als regeringsvorm onder het Oude Testament nog mogelijk was. Maar sindsdien beklijft de theocratie niet meer in onze werkelijkheid. Het wordt steeds irreëler. Als kerk behoor je er wel voorbede voor te doen, maar volgens mij moet je uit de woorden van Christus tegelijkertijd leren dat je er niet naar moet streven. Je redt het toch niet.”

Nogmaals, zo benadrukt Op 't Hof, de eis en het beginsel moeten gehandhaafd blijven. Hij is wars van een „compromissenpolitiek” zoals het CDA die voert. Hij kan ook niet meegaan in de opstelling van SGP'ers die in de praktische politiek bereid zijn de prostitutie lokaal te centraliseren of een strook naaktstrand te gedogen, in verzet tegen erger. Op 't Hof waarschuwt ook, en vooral, tegen een „Kuyperiaans activisme” dat hij zo hier en daar in de SGP waarneemt. „Een bepaalde groep mensen heeft het voortdurend over onze directe opdracht in de politiek. Maar in het Nieuwe Testament vind ik daarvan niets terug. Het is een illusie te denken dat theocratie nog haalbaar zou zijn.”

Echec
Die waarheid is in het verdere verloop van de geschiedenis ook bevestigd, stelt Op 't Hof vast. „Genève? Misschien is toen iets van het ideaal zichtbaar geworden. Maar minstens even belangrijk als dat was voor Calvijn de overdenking van het toekomende leven.” De Nederlandse Republiek? K. van der Zwaag wijst in zijn dissertatie „theocratische momenten” aan, waardoor het volgens de promovendus mogelijk zou zijn om „met een zekere terughoudendheid toch over de Republiek te spreken als een theocratische natie.” Op 't Hof: „Bij die conclusie heb ik mijn bedenkingen.”

Volgens de gepromoveerde predikant, die als een vooraanstaand kenner van de Nadere Reformatie geldt, was de kerk in de 17e en de 18e eeuw „met handen en voeten aan de staat gebonden. De kerk had geen enkele bewegingsruimte. Dat was het echec van de Nadere Reformatie.”

„De theocratische gedachte was een van de belangrijkste aders van de beweging van de Nadere Reformatie”, aldus Op 't Hof. „De echte nadere reformatoren waren pure theocraten. Maar hun streven was bij voorbaat tot mislukken gedoemd. De overheid heeft hun nooit de ruimte gegeven, er was niet tegenop te boksen. Toen dat duidelijk werd, bleef alleen de andere zijde van de Nadere Reformatie, de innerlijkheid, over. Al denk ik dat het ideaal ondergronds als een veenbrand is doorgegaan. Je ziet het in ieder geval in de 19e eeuw weer opduiken.”

Artikel 36
Volgens Op 't Hof is de realisering van artikel 36 nauwelijks gelukt. Hij zou ook geen politici kunnen noemen die het ideaal van de theocratie hebben trachten te verwezenlijken. „Een uitzondering is de Amsterdamse burgemeester Frederic de Vrij. Maar die heeft het nog niet lang volgehouden en heeft zijn politieke carrière voor zijn principe willen opofferen toen hij niet de ruimte kreeg. Dat vind ik groot aan hem.”

De voorbeelden van het tegenovergestelde –van een overheid die de publieke gereformeerde kerk overheerste– zijn makkelijker aan te wijzen. Op 't Hof denkt aan de verdrijving van Abraham van der Velde en Johan Teellinck uit Utrecht, in de jaren zestig van de 17e eeuw. En aan de perikelen van Jacobus Koelman in de Zeeuwse gemeente Sluis.

Op 't Hofs „tweede roeping” („het bekendmaken van de oudvaders in de wetenschappelijke wereld”) moet leiden tot een studie over de Nadere Reformatie in Sluis, waar Koelman in 1675 door de magistraat werd verbannen. Toen de kerkenraad en magistraat van Sluis hem 10 jaar later weer terug wilden, werd dat gedwarsboomd door de Staten-Generaal, met steun van de Staten van Zeeland. „Het is opvallend dat juist ook de Zeeuwse Staten hem tegenstonden. Het ideaal van de Nadere Reformatie leefde in die provincie het meest. Vandaar dat juist de Staten daar het gevoel hadden dat zij de kerk aan de halsband moesten leggen.”

Artikel 36 is in de publieke discussie hoegenaamd niet aan de orde geweest. Op 't Hof kent alleen een expliciete verwijzing naar dit geloofsartikel in een pamflet van Eewout Teellinck uit 1617. „Typerend genoeg dient dat beroep daar alleen om de overheid erop te wijzen dat zij zich niet met kerkelijke zaken moet bemoeien.”

Ongekende mogelijkheden
De voortschrijdende secularisering en de marginalisering van de kerken heeft ertoe geleid dat de gereformeerde gezindte weer in een situatie verkeert die volgens Op 't Hof vergelijkbaar is met die van de nieuwtestamentische kerk. „Het is daarom niet heilzaam naar het verleden te kijken en te jeremiëren. We moeten af van ons machtsdenken en erkennen dat we politiek en maatschappelijk niets meer zijn. Ondertussen moeten we in woord en daad blijven getuigen van de hoop die in ons is. Wanneer het Nieuwe Testament over de heiliging spreekt, staat het lijden daarin centraal. Die houding zou nog wel eens ongekende mogelijkheden kunnen bieden.”