Geloof en psychologie

tekst Enny de Bruijn

Eeuwenlang hebben christelijke pastoors en dominees de zielszorg beoefend. Maar vandaag lijkt hun rol in de samenleving overgenomen door psychologen en psychiaters. Hieronder de tekst van drie interviews waarin het grensgebied van geloof en psychologie wordt verkend.

Deel deze pagina

...

Eric L. Johnson: pleidooi voor christelijke psychologie

tekst Enny de Bruijn

Psychologie is geen neutrale wetenschap, vindt dr. Eric L. Johnson. Hoe je naar mensen kijkt, en hoe je mensen verbeteren wilt – dat heeft alles te maken met je levensbeschouwing, je geloof, je wereldbeeld. Hij pleit daarom voor de ontwikkeling van een christelijke psychologie.

Johnson noemt zichzelf een kuyperiaan, met enige trots. En jawel, de invloed van Abraham Kuyper is heel zichtbaar in zijn streven om theologie en psychologie met elkaar in verband te brengen, zijn verlangen om het beste wat de seculiere wetenschap te bieden heeft te gebruiken om een eigen christelijke visie te ontwerpen. Maar van christelijke zuilvorming houdt hij niet: christelijke psychologen moeten wat hem betreft juist in gesprek gaan met andersdenkende menswetenschappers. Het is de bedoeling dat het christelijke geluid niet opgesloten blijft in eigen kring, maar op de algemene marktplaats gehoord wordt. Toch kan hij zich ook, helemaal in de geest van Augustinus en Kuyper (die hij in één adem noemt), voorstellen dat christenen hun eigen psychotherapeutische gemeenschap hebben, met eigen, unieke regels, eigen onderzoek en eigen therapeutische praktijken, opkomend uit een christelijk wereldbeeld. „Dat is geredeneerd vanuit de antithese tussen de stad van God en de stad van de wereld. Christenen nemen hun uitgangspunt in de Schrift en de christelijke traditie, en denken daardoor fundamenteel anders over de mens dan niet-christenen.”

Foto Sjaak Verboom

Christelijke en niet-christelijke hulpverleners maken toch gebruik van dezelfde methoden en technieken, en ze kunnen allebei erkennen dat religie belangrijk is voor mensen?

„Dat zeggen veel hulpverleners in Nederland en in de hele Westerse cultuur, omdat de meeste christenpsychologen en -psychiaters nu eenmaal zijn opgeleid binnen een kader waarin de algemene wetten van naturalisme en humanisme gelden. Ze hebben geleerd om zich aan de regels te houden die de laatste eeuw door toonaangevende, seculiere vakwetenschappers ontwikkeld zijn. Dat moeten ze ook wel, willen ze hun beroep in de hedendaagse maatschappij kunnen uitoefenen. Ik ben daar zelf ook mee geconfronteerd als promovendus aan Michigan State University en tijdens mijn loopbaan als lid van de American Psychological Association.
De seculiere psychologie is gebaseerd op een wereldbeeld dat het natuurlijke ‘zijn’ en de natuurlijke processen als de enige bestaande werkelijkheid beschouwt, en dat het tot bloei komen van menselijk leven als de hoogste waarde van de natuur ziet. Verwijzingen naar bovennatuurlijke wezens (dus ook naar God) en bovennatuurlijke processen (zoals wedergeboorte) worden daarom niet acceptabel geacht in het gesprek met niet-christelijke vakgenoten.”

Maakt het iets uit of je, als je hulp nodig hebt, naar een christelijke of een seculiere hulpverlener gaat?

„Er zijn veel terreinen in de psychologie waar je wereldbeschouwing niet zoveel verschil maakt (bijvoorbeeld als het gaat over neuropsychologie, of over herinnering, redenering, ontwikkelingsprocessen). Maar als het gaat over persoonlijkheid, psychopathologie, psychotherapie, religie en spiritualiteit (gebieden waar de Bijbel en de christelijke traditie veel over te zeggen hebben) maakt het heel veel uit. Kierkegaard noemde zichzelf een christelijke psycholoog, en zijn mensbeschouwing verschilde aanzienlijk van de latere psychologie van bijvoorbeeld Freud. Freud, een van de grondleggers van de moderne psychotherapie, geloofde dat mensen hun functioneren kunnen verbeteren door hun eigen inspanningen, terwijl Kierkegaard geloofde dat mensen van God afhankelijk waren voor hun genezing en verbetering. Wat zou er gebeurd zijn als Kierkegaards mensbeschouwing het gewonnen had van die van Freud en andere seculiere denkers? Maar helaas, dat is niet gebeurd!”

Sommige christenen zijn een beetje bang voor psychotherapie, omdat ze denken dat hun kijk op het leven daardoor zal veranderen. Terecht?

„Dat hangt ervan af hoe goed ze geworteld zijn in het christelijke geloof en het christelijke denken. Persoonlijk heb ik alleen maar voordeel gehad van mijn gesprekken met een seculiere therapeut. Maar ik beschik over de nodige kennis en ben bovendien grondig overtuigd van het christelijke geloof, daardoor loop ik wellicht wat minder risico om misleid te worden door seculiere vooronderstellingen.
In het algemeen zou ik christenen wél aanraden om een christelijke therapeut te zoeken, iemand die op Christus geconcentreerd is. Dan deel je als hulpvrager en hulpverlener een gezamenlijk uitgangspunt, je hebt ten diepste dezelfde waarden. Die gedachte wordt trouwens ondersteund door hedendaags onderzoek, waaruit blijkt dat een therapie positiever uitwerkt naarmate er meer sprake is van gedeelde waarden en normen.”

Foto Sjaak Verboom

In uw boek ”Psychology & Christianity” onderscheidt u verschillende manieren waarop christenen omgaan met het onderwerp ”geloof en psychologie”.

„Aan de ene kant heb je christenen die hun christelijke overtuiging (en soms ook hun christelijke waarden) helemaal buiten de psychologie en buiten hun werk proberen te houden. Ze houden zich gewoon aan de regels van de moderne, seculiere psychologie, die vandaag toonaangevend zijn. Aan de andere kant zijn er christenen die alle eigentijdse psychologie (gebaseerd op de wereldbeschouwing van naturalisme en humanisme) verwerpen. Zij houden zich uitsluitend aan de Bijbel, ook als het gaat om hulpverlening.  Tussen die twee uitersten bevinden zich de christenen die een eigen versie van de psychologie proberen te ontwikkelen. Hun uitgangspunt is een christelijke visie op de mens en op de genezing van mensen. De hedendaagse psychologie mag dan voorschrijven dat er geen ruimte is voor het bovennatuurlijke, zij proberen bewust van dat idee los te komen en zich niet door zulke regels te laten inperken. Tegelijkertijd lezen ze wél alle mogelijke boeken over moderne, seculiere psychologie en willen ze zo veel mogelijk leren van al het goede onderzoek van niet-christelijke wetenschappers. Dat is de benadering waar ik de voorkeur aan geef.”

U pleit dus voor de ontwikkeling van een ”christelijke psychologie”. Wat houdt dat precies in?

„Christelijke psychologie heeft wat mij betreft twee speerpunten. Eén: het ontwikkelen van een psychologie en psychotherapie voor de christelijke gemeenschap (de stad van God). En twee: waar en wanneer dat maar mogelijk is goed samenwerken met andere psychologen (de stad van de mensheid). Dat vraagt dat je je aanpast aan de moderne, seculiere regels die op dit terrein gelden terwijl je toch je eigen bijdrage probeert te leveren. Samenwerken met andere christenen kan daarbij helpen. Zo kan er veel goeds ontstaan in de publieke gezondheidszorg en aan de algemene universiteiten.”

Hoe stelt u zich die benadering precies voor?

„Binnen de christelijke gemeenschap kunnen er uitgesproken christelijke vormen van therapie ontwikkeld worden, gericht op een genezing die ten diepste slechts door de verlossing in Christus wordt bewerkt. Tegelijkertijd kunnen we daarbij (vanuit de gedachte van de algemene genade) heel goed gebruikmaken van het beste dat de seculiere psychotherapie te bieden heeft, maar dat zal dan zorgvuldig in het licht van een christelijk wereldbeeld gezet moeten worden.”

Blijft het dan toch niet te veel binnen eigen kring?

„Dat hoeft niet. Ik kan me voorstellen dat er een dag komt dat menswetenschappers zullen erkennen dat ze veel pluralistischer zouden moeten zijn. De menswetenschappen worden nu eenmaal onvermijdelijk bepaald door het wereldbeeld dat je hebt en de vooronderstellingen die daarbij horen.
In de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd waren het de christenen die de regels bepaalden. De kaders zijn sindsdien veranderd, en vandaag gelden er naturalistische en humanistische regels (die bijvoorbeeld verbieden dat je verwijst naar God of het bovennatuurlijke). Maar beide regimes sluiten elkaar niet uit, ze kunnen naast elkaar bestaan binnen een groter kader dat ruimte biedt voor verschillende wereldbeelden.”

Foto Sjaak Verboom

Wat zijn volgens u de voornaamste verschillen tussen een christelijk en een niet-christelijk wereldbeeld?

„Een christelijk en een seculier wereldbeeld hebben om te beginnen veel overeenkomsten. Allebei gaan ze uit van een stoffelijk universum, waarin wij leven en waarvan wij deel uitmaken. Zodoende kunnen christenen en niet-christenen heel zinvol met elkaar praten over alles wat ze allebei erkennen als waardevol: natuur, cultuur, kunst, geneeskunde, sport, noem maar op.
Maar er zijn ook grote verschillen. Christenen zien de schepping anders dan anderen, omdat ze geloven dat God de Schepper van alle dingen is, Die nog altijd doorwerkt in het voortbestaan en de ontwikkeling ervan. Christenen geloven bovendien dat God morele en geestelijke waarden en normen in de Bijbel heeft geopenbaard, die doorgegeven en ontwikkeld zijn binnen de christelijke traditie. Dat zorgt ervoor dat christenen heel veel dingen van het leven anders zien dan hun seculiere medemensen.”

Kunt u daar een paar voorbeelden van geven?

„Christenen kunnen best meegaan met theorieën over de invloed van erfelijkheid en opvoeding en sociale omstandigheden als verklaring voor alles wat er misgaat in het leven. Maar uiteindelijk geloven zij ook dat mensen ten diepste van God en de naaste vervreemd zijn door de zonde.
Een gezond en florerend mens is wat hen betreft niet iemand die allereerst zichzelf wil verwerkelijken en tot bloei wil brengen, maar iemand die in gemeenschap met God en uit liefde voor God en de naaste wil leven. Christenen geloven in de noodzaak van Gods genade, in Christus. Alleen door die genade kunnen Zijn plannen en bedoelingen voor mensenlevens gerealiseerd worden.
Zo’n wereldbeschouwing, totaal anders dan de heersende opvattingen, heeft heel veel invloed op de praktijk van het alledaagse leven. Je wereldbeeld bepaalt wat je goed en fout vindt, gezond en ongezond.Wat is bijvoorbeeld een gezond huwelijk, en een gezond gezin, en wat is goede seksualiteit? Hoe zie je de menselijke waardigheid, en hoe ga je van daaruit om met de machtelozen: de ongeborenen, de ouderen, de armen, de mentaal kwetsbaren? Een christen geeft op zulke vragen vaak andere antwoorden dan een niet-christen.”

Het lijkt erop dat 21e-eeuwse christenen meer nadenken over zelfverwerkelijking in het hier en nu, en minder over de eeuwigheid en de onsterfelijkheid van de ziel dan christenen van vroeger eeuwen.

„Christenen die over deze dingen nadenken, weten dat God oneindig is en dat mensen eindig zijn. Geen enkele periode in de geschiedenis is volmaakt geweest, en alle gedachten en daden van christenen zijn altijd uiterst beperkt geweest in het licht van Gods oneindige kennis en heilige activiteit. Laten we dus het goede van alle nieuwe inzichten en kennis en wijsheid die de afgelopen eeuwen ontwikkeld zijn, waarderen.
Tegelijkertijd zullen christenen evenwel kritisch zijn over de enorme verschuiving in onderliggende waarden van de Westerse cultuur die de afgelopen eeuw heeft plaatsgevonden. Die verschuiving heeft de kerk niet onberoerd gelaten. Maar de kerk beschikt wél over haar eigen klassieke bronnen in de vorm van de canon (de Bijbel) en de christelijke visie op de werkelijkheid en de genezing van de ziel. Die bronnen zijn de eeuwen door ontwikkeld, en elke tijd moet zich daar opnieuw in verdiepen.
Die noodzaak, om opnieuw te investeren in onze eigen intellectuele en therapeutische bronnen, is in onze tijd misschien wel groter dan in alle andere eeuwen. Tenminste, sinds de Westerse cultuur in de vroege middeleeuwen veranderde van een Grieks-Romeinse cultuur in een christelijke cultuur. Er is geen twijfel aan dat we momenteel in een postchristelijke tijd leven, met alle voordelen, vooroordelen en problemen die daarbij horen.”

Foto Sjaak Verboom

Denkt u dat psychologie in onze maatschappij de plaats van religie heeft ingenomen?

„Seculiere psychologie heeft wel een aantal trekken van religie. Psychologie biedt in onze samenleving een soort algemeen inzicht in wat er mis is met mensen, en hoe je aan het herstel daarvan kunt werken. In die zin vervult de psychologie bepaalde functies die we in het verleden religieus genoemd zouden hebben. Als kader voor de zielszorg heeft de psychologie in het Westen inderdaad de joods-christelijke religie vervangen.
Maar dat betekent niet dat we een terugkeer naar de middeleeuwen moeten bepleiten, toen het christendom met geweld iedereen werd opgedrongen – dat is net zomin wenselijk als een seculiere hegemonie. God wil geen gedwongen bekeringen, en wij zouden dat ook niet moeten willen. Dat de mens naar Gods beeld geschapen is, betekent dat hij de gewetensvrijheid heeft om te kiezen voor wie en wat hij leeft.”

Op welke manier kan de stem van de christelijke psychologie dan in onze maatschappij gehoord worden?

„Christenen zullen nieuwe en overtuigende manieren moeten vinden om te tonen hoe voortreffelijk hun verklaring van het menselijke leven is. Tegelijkertijd zullen ze ook heel praktisch moeten laten zien wat Christus’ liefde voor mensen in de marge van het bestaan betekent. Dat alles zal gebeuren in een steeds pluralistischer samenleving, waar beurtelings naar alle opvattingen geluisterd wordt – een beetje zoals op de Areopagus in Athene, in de tijd van Paulus.
Het betekent, denk ik, dat we afzonderlijk christelijk psychologisch onderzoek zullen moeten doen, dat we mensen en therapieën vanuit een christelijk perspectief moeten bestuderen, dat we moeten laten zien hoe het christelijke geloof het menselijk leven beter kan verklaren dan wat voor seculier kader ook. Twee christelijke filosofen hebben daarmee inmiddels een goed begin gemaakt: Alvin Plantinga in ”Het echte conflict” en Charles Taylor in ”Een seculiere tijd”. Hun boeken kan ik aanbevelen bij de verdere doordenking van deze vragen.”

Dr. Eric L. Johnson

Dr. Eric L. Johnson

Eric L. Johnson (1956) studeerde theologie en psychologie aan Toronto Baptist Seminary en Calvin College en behaalde in 1992 zijn doctorsgraad in de ontwikkelingspsychologie aan Michigan State University. Hij is hoogleraar pastorale theologie aan het Southern Baptist Theological Seminary in Louisville, Kentucky, en directeur van de Society for Christian Psychology. Hij is redacteur van het Journal of Psychology & Theology, en schreef ook zelf talrijke artikelen over het onderwerp. Als medesamensteller van het overzichtsboek ”Psychology & Christianity: Five Views” (2000, herziene versie 2010) geeft hij vijf modellen om de verhouding tussen psychologie en christelijk geloof te duiden. Zelf kiest hij voor het model van de ”christelijke psychologie”, dat hij uitlegt in zijn boek ”Foundations for Soul Care” (2007).

Deze tekst is een uitvoeriger versie van het interview dat op 27 maart 2015 in de bijlage ‘Hart & Ziel’ verscheen.

Bevrijdingspastoraat als twistappel

tekst Huib de Vries

Bevrijdingspastoraat biedt een waardevolle aanvulling op de psychiatrie. Absoluut, vindt theoloog prof. dr. Mart-Jan Paul. Integendeel, oordeelt psychiater en filosoof prof. dr. Gerrit Glas. De wederzijdse argumenten in een notendop.

Prof. Mart-Jan Paul

Prof. Gerrit Glas

Prof. Gerrit Glas: Zowel God als het kwaad willen we op onze maat snijden

Zijn bezwaar tegen gebedsgenezing heeft niet alleen een principiële kant. Prof. Gerrit Glas ziet er in de praktijk ook de kwalijke gevolgen van. „Patiënten geven soms op een dag aan dat ze geen psychiatrische ziekte hebben, maar occult belast zijn. Mogelijk door occulte activiteiten van voorouders. Ze komen door die visie echt in de knel.”

Hoe verklaart u de belangstelling voor bevrijdingspastoraat, nu ook in de traditionele kerken?

„Er is lange tijd sprake geweest van een zeker rationalisme in deze kerken. Als reactie daarop voelen vooral jongeren binnen de gereformeerde gezindte zich geweldig aangesproken door het evangelicalisme. In het kielzog daarvan komt het charismatische denken over ziekte en genezing mee, met een grote behoefte aan concreetheid.”

Wat is uw hoofdbezwaar tegen het bevrijdingspastoraat?

„Dat wat ik ”misplaatste concreetheid” in het denken over het kwaad noem. Die gaat samen met een misplaatste concreetheid in het godsbeeld. Zowel God als het kwaad willen we op onze maat snijden. Velen zien God als een soort therapeut. De paradox van het gereformeerde geloof, dat Hij nabij is en tegelijk de totaal Andere, verdwijnt uit beeld. Een van de gevolgen is een simplificatie van ziekte en genezing, ook ten aanzien van psychische ziekten. God heeft gezegd dat Hij wil genezen, dus als dat niet gebeurt doen wij iets fout.”

Foto Sjaak Verboom

Acht u het uitgesloten dat achter destructief gedrag of destructieve gedachten een concrete demonische macht schuilt?

„De vraag is wat je daaronder verstaat. Ik denk dat het mogelijk is om het spreken van de Bijbel over demonen in een andere taal te verwoorden die recht doet aan de realiteit waarmee ik als psychiater word geconfronteerd. Angst is een macht die onmiskenbaar een existentiële kant heeft, waar we een religieuze duiding aan moeten geven.”

Wat de Bijbel demonen noemt, zijn in werkelijkheid uitingsvormen van hét kwaad?

„Dat denk ik, ja. Het is een ander vocabulaire voor dezelfde realiteit. Waarbij het kwaad voor mij geen abstract ding is, maar een dynamiek die mensen in de verkeerde richting drijft, bij God vandaan.”

Betekent dit dat Jezus’ opdracht om demonen uit te drijven moet worden gezien als een aansluiten bij de kennis van die tijd?

„Ik ben geneigd om dat te zeggen. Anders kom je in een religieus ziektemodel terecht waarin medische en psychiatrische kennis van weinig nut is. Ik bepleit een open wereldbeeld waarin de werkelijkheid volledig schepselmatig en tegelijk volledig geestelijk is. Het zijn geen terreinen die elkaar slechts gedeeltelijk overlappen, zoals pleitbezorgers van het bevrijdingspastoraat beweren. Wat in de Bijbel demonisch wordt genoemd, duid ik vanuit de kennis van de psychiatrie als een opgesloten raken in jezelf, waardoor je ook het contact met God kwijtraakt.”

Robert Doornenbal noemt dat een misplaatste abstractie van demonen.

„Ik krijg patiënten in mijn spreekkamer die me vertellen hoe voor hun waarneming de satan bezit van hen neemt, waardoor de hele werkelijkheid verandert en ze zich volledig verlamd voelen. De bevrijdingspastor deelt hun overtuiging dat ze bezet zijn door een demon. Als psychiater stel ik op grond van zo’n beschrijving vast dat er sprake is van het verlies van controle op de waarneming, het gevoelsleven en het denken. Dat heeft ook voor mij een concreet religieuze kant. Het totale bestaan van deze patiënt raakt toegesloten, met alle gevolgen daarvan. Maar het is me te simpel om die aan één bepaalde demon te koppelen. Daarmee plaats je het kwaad buiten mensen, waarmee je de realiteit ervan juist versluiert.”

Hoe beoordeelt u het pleidooi van prof. Paul voor samenwerking tussen de psychiater en de bevrijdingspastor?

„Ik zou niet weten hoe dat moet. Als professional hoor ik te handelen op basis van medische evidentie. Doe ik dat niet, dan ben ik tuchtwaardig. Daar komt bij dat ik te maken heb met mijn beroepsgeheim. Los daarvan zie ik bevrijdingspastoraat als een vorm van psychotherapie door ondeskundigen, met technieken uit de spirituele traditie. De gewenste afstand tussen patiënt en therapeut wordt dan snel overgeschreden.”

Foto Sjaak Verboom

Prof. Mart-Jan Paul: Veel geestelijke kennis van dit gebied is verloren gegaan

Dat occulte belasting een realiteit is, lijdt voor prof. Mart-Jan Paul geen twijfel. Vanuit het hele land krijgt hij telefoontjes en e-mail van mensen die ermee worstelen. „In de reformatorische hoek gaat het vaak om mensen die zich hebben ingelaten met onverantwoorde geneeswijzen.”

Wat verstaat u onder bevrijdingspastoraat?

„Het pastoraat aan mensen die zich hebben ingelaten met demonen en daar de negatieve gevolgen van ondervinden. Op grond van wat ze zelf vertellen, kun je soms een diagnose stellen, waarbij ik altijd op de eigen verantwoordelijkheid wijs. Als ze doorgaan met occulte zaken, hoeven ze geen bevrijding te verwachten.”

Hoe is occulte belasting te onderscheiden van een psychische stoornis?

„Dat is niet eenvoudig, omdat ze naar mijn overtuiging vaak met elkaar verweven zijn. Daarin weet ik me gesteund door de literatuur en honderden praktijksituaties. Mensen met een zwakke psychische structuur staan er eerder bloot voor om zich met occulte zaken bezig te gaan houden, waardoor de psychische klachten verergeren. Nemen ze afstand van hun zondige verleden, al dan niet met hulp van het bevrijdingspastoraat, dan zijn de psychische problemen nog niet opgelost.”

Foto Sjaak Verboom

Maakt de complexiteit van psychiatrische problematiek het vellen van een diagnose door ondeskundigen niet tot een riskante bezigheid?

„Dat hoeft niet. Bij veel hulpvragers zijn de psychische klachten begonnen na occulte experimenten. Je hoef niet acht jaar gestudeerd te hebben om dan een mogelijke relatie aan de orde te stellen. Natuurlijk zie ik het gevaar dat de betekenis van de psychiatrie wordt miskend, of dat bevrijdingspastors de grenzen van hun eigen gebied overschrijden. Maar ik zie ook dat psychiaters alles vanuit hun vakgebied beoordelen en daardoor essentiële zaken over het hoofd zien. Met een eventuele geestelijke oorzaak van psychische problemen doet een doorsneepsychiater niets, omdat God en demonen in de westerse geneeskunde geen plaats hebben.”

Bezwaar van prof. Glas tegen het bevrijdingspastoraat is de misplaatste concreetheid in het denken over God en het kwaad.

„De Bijbel maakt duidelijk dat er boze geesten zijn. Dat is voor mij geen tijdgebonden uitspraak, gebaseerd op het wereldbeeld in die dagen. Die opvatting hoort bij het West-Europese denken van na de verlichting. Tot die tijd stond de realiteit van demonen niet ter discussie. Voor de Vroege Kerk was de mogelijkheid van occulte belasting zo vanzelfsprekend dat er specifiek aandacht aan werd besteed in de doopcatechese. Veel geestelijke kennis op dit gebied is in de kerk verloren gegaan. Daardoor worden er nu in het bevrijdingspastoraat helaas fouten gemaakt, maar dat is geen reden om met het badwater ook het kind weg te gooien.”

Is het bevrijdingspastoraat vergelijkbaar met het uitwerpen van demonen door Jezus?

Ten dele. Jezus weet wat in de mens is. Dat geldt niet voor ons. Het onderscheiden van de geesten is een van de belangrijkste gaven die we vandaag nodig hebben. Psychiater James G. Friesen stelt in zijn boek over de meervoudigepersoonlijkheidsstoornis dat tussen de ”alters” bij deze stoornis zich persoonlijkheden kúnnen bevinden die demonisch van aard zijn. De Amerikaanse psychiater Scott Peck houdt in zijn boek ”Glimpses of the Devil” daarom een pleidooi voor demonologie als subspecialisatie van psychiatrie en psychologie.”

U bent voorstander van een multidisciplinair behandelteam. Hoe ziet u dat concreet voor u?

„Zoals het functioneert in onder meer de Anglicaanse Kerk. De psychiater Craig Isaacs is zowel directeur van een psychiatrische inrichting als priester. Zijn advies is om in de diagnostiek bij psychische stoornissen alle mogelijkheden na te lopen. Het bevrijdingspastoraat richt zich primair op demonische invloeden, de psychiatrie op interne factoren. Omdat beide velden elkaar in de praktijk vaak overlappen, is nauwe samenwerking gewenst. De bevrijdingspastor belicht het probleem primair vanuit schuld, de noodzaak van het belijden van zonde en het bidden voor bevrijding; de psychiater vanuit genetische aanleg en het functioneren van de hersenen. Die benaderingen sluiten elkaar niet uit, maar vullen elkaar aan. De praktijk van Isaacs bewijst dat dit kan zonder schending van het beroeps- of ambtsgeheim.”

Link:

De overige artikelen uit de bijlage ‘Hart & Ziel’ zijn hier te vinden.

Foto’s Sjaak Verboom

Making-of fotoreportage

Fotograaf Sjaak Verboom over de totstandkoming van zijn bijzondere beeldreportage rond het thema ‘geloof en psychologie’.

Hoe fotografeer je iets niet-materieels als geloof? Verboom: „Ik heb de Bijbel opengeslagen bij Genesis 15, waar Abraham de sterren moet tellen. Zoveel nakomelingen zou hij krijgen. Er wordt daar gesproken over geloof: “En hij geloofde in de Heere.” Een man in de woestijn en een sterrenhemel, dat zijn zaken die je in beeld kunt brengen.” Met dit Bijbelgedeelte als uitgangspunt ging Verboom aan de slag. Om te beginnen vulde de fotograaf een bak met zand. „Daarin heb ik stukjes lasdraad gestoken in het patroon van een sterrenbeeld. Op de uiteinden lijmde ik confetti. Het geheel heb ik met een lamp van boven belicht, zodat het sterrenbeeld als schaduw op het zand zichtbaar werd.” Het resultaat was mooi, maar een tikje te abstract, vreesde Verboom. „Bovendien was het lastig om er zeven of acht variaties van te maken.” Dus werd de bak met zand weer leeggekieperd in de tuin. „Toen viel mijn oog op een zonnestraal die de wondere wereld onder het wateroppervlak van de vijver belichtte. Daarin zag ik een mooie metafoor: de mensenziel is vaak net zo ondoordringbaar als de geheimzinnige wereld onder water.” In het spiegelende wateroppervlak was de lucht zichtbaar. „De verbinding van de wereld beneden met het onbereikbare uitspansel, het zonlicht en de wolken leek me een rake verbeelding van het thema geloof.” De fotograaf had één probleempje: toen hij de foto’s daadwerkelijk wilde maken, was het grauw weer. „Geen spoor van een blauwe lucht en witte wolken!” Bij gebrek aan zonlicht maakte Verboom gebruik van flitslicht – onder water. Een plastic zak moest de dure flitser droog houden. „Zo snel mogelijk maakte ik een serie, bang dat de zak ging lekken.” Op de computer werden vervolgens de uiteindelijke foto’s gemonteerd.

Colofon

Geloof en psychologie is een uitgave van het Reformatorisch Dagblad.
Redactie: Enny de Bruijn
Beeld: Sjaak Verboom
Vormgeving: Ton Hoeflaak
©2015 Reformatorisch Dagblad