100 jaar
geestelijke verzorging
in de krijgsmacht

tekst: Gerard ten Voorde

Een bemoedigend woord. Of een schouderklopje. Soms een stroopwafel. Geestelijk verzorgers staan al 100 jaar klaar voor militairen in de krijgsmacht. Op missie, tijdens een bivak of gewoon op de kazerne. Legerpredikanten, aalmoezeniers, rabbijnen en een bont gezelschap aan raadslieden. In deze Kruispuntspecial komen zielszorgers aan het woord. Met het Woord.

Deel deze pagina

...

Gewapend met stroopwafels

tekst: Gerard ten Voorde

De zon brandt, de branding bruist. Negentig adelborsten van de Koninklijke Marine ploeteren met volle bepakking over het strand van Texel. Het zweet gutst. Een stroopwafel van de dominee doet wonderen. Geestelijke verzorging in de praktijk.

Halfvijf. De zon is nog amper wakker. „Aántreden!” Een majoor brult zijn commando over het kampement van de officieren in opleiding. Op de noordpunt van Texel komen negentig adelborsten langzaam bij hun positieven. Appel. In de houding in het ochtendgloren. „Geef... acht!”

De Koninklijke Marine leidt een nieuwe lichting op tot officier. Koppies kaalgeschoren, mobieltjes ingeleverd. Drie weken lang zijn de kersverse militairen verstoken van alles. Pakweg de helft kiest voor het Korps Mariniers, de andere helft tekent voor de vloot.

Het bivak is zwaar, loodzwaar. De manschappen doen –met zware bepakking, tentje op de rug, helm op het hoofd– een rondje Texel. Fietsend naar de noordpunt, lopend naar de zuidpunt. Bij de vuurtoren maken ze rechtsomkeert. De militairen in spe treden per ”bak” aan. Elke groep sjouwt een opblaasbare rubberboot mee. Drie man links, drie man rechts. Negen kilometer voor de boeg met een boot onder de arm. „Voorwaarts... mars!”

Piraten

Vlootpredikant –„vlop”– ds. Johan Trouwborst (44) marcheert mee door het mulle zand. Iets verderop paradeert een pater. Beide geestelijk verzorgers (gv’ers) zijn gewapend met stroopwafels. „Wij nemen zo veel mogelijk ook zelf aan het programma deel”, legt de legerpredikant –kruisje op de schouder– uit. „Dat vergemakkelijkt de contacten.”

Ds. Trouwborst, voormalig gemeentepredikant in Goudriaan-Ottoland (1998-2003), stapte ruim tien jaar geleden over naar de wereld die marine heet. Vier maanden heeft de predikant met de Zr. Ms. Evertsen gejaagd op piraten voor de kust van Somalië. Drie jaar lang is hij ondergedoken met de Onderzeedienst. Vervolgens heeft hij drie jaar lang mariniers begeleid op Aruba. Met een hulpmissie naar Haïti, net na de aardbeving van 2010.

De legerpredikant uit Sneek werkt –samen met een pater– op het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) in Den Helder. „De humanistisch raadsman is gesneuveld”, zegt ds. Trouwborst. „Bezuinigingen.” Het GV-lesprogramma is integraal onderdeel van de militaire maritieme opleiding.

Midden in de werkkamer van de vlop staan twee paar zwarte kistjes. Aan de wand hangt een kerkwimpel. In volle glorie. „Die wappert altijd aan boord tijdens kerkdiensten.” In de boekenkast staan drie werken van ds. Nico ter Linden naast Augustinus. „Ze zijn mijn inspirators”, wijst ds. Trouwborst. „Ter Linden zegt: Als je Jantje wilt vertellen over Jezus, moet je behalve over Jezus ook iets van Jantje willen weten.”

„Augustinus zegt dat ons spreken over God voorzichtigheid vraagt. Volgens de kerkvader spreken wij over God om niet geheel te hoeven zwijgen. Ik interpreteer het zo dat alles wat ik preek voorlopig is. Niemand van ons heeft de waarheid in pacht.”

Scheepsbel als doopbekken 

Van 1961 tot 1967 was ik beroeps bij de Koninklijke Marine. In Kaimana (zuidkust Nederlands-Nieuw-Guinea) werd een kind van een van de ambtenaren uit de regio gedoopt door ds. Sillevis Smit op de Hr. Ms. Kortenaer, die in de baai voor anker lag. De scheepsbel fungeerde als doopbekken. De bel werd van de steun gehaald en omgekeerd neergezet. Marinemensen en burgers werden per sloep naar de Kortenaer gevaren. Ds. Smit vergeleek de permanente aanwezigheid van de Heilige Geest en Gods Woord met de grote rivier in Nieuw-Guinea: de Mamborami. Als je erboven vliegt, zie je af en toe de rivier blinken in het zonlicht. Net als met het Woord en Geest ben je het contact weleens kwijt, maar het is en blijft er wel.” 

Schrijver der eerste klasse
b.d. L. K. Strijk, Amersfoort Opkomst 1951

Versperring

„Links, twee, drie, vier. Links, twee...” De bakmeester houdt er op het strand de pas flink in. Met rood aangelopen hoofden zeulen de adelborsten hun rubberboten mee. Niemand weet waarom. Vragen stellen is not done. Vrij onverwacht dient de Slufter zich aan. Een 20 meter brede watergang in de duinopening verspert de doorgang. Krijgsraad. Hoe pakken we dit slim aan? „Bóóót... óp!” De marinemensen peddelen naar de overkant. En weer terug om de officieren –zonder bepakking– over te zetten.

De marine gooit de adelborsten in het diepe, legt majoor Frank Ramakers van het Korps Mariniers uit. „Fysiek en mentaal gaan we af en toe tot het uiterste met hen. Op die momenten gaat er heel wat in die koppen rond.” De majoor is blij met de inzet van de vlootpredikanten. „Een gv’er kan net even de pep geven die mijn mensen nodig hebben.”

Acht van de 98 deelnemers hebben er in de eerste week het bijltje al bij neergegooid. „De jongens en meiden hebben het inderdaad erg zwaar tijdens zo’n introductiebivak”, bevestigt de legerpredikant. „Ze krijgen de nodige ontberingen te doorstaan. De marine spuit nieuwelingen in korte tijd blauw.”

“Militair kijkt naar sterren en strepen,
een legerpredikant niet”

Ruim drie weken lang is elk contact met het thuisfront verboden. Al die tijd hebben de adelborsten geen idee wat hun te wachten staat. „Ze stappen uit hun bestaan en worden in het diepe gegooid, volledig op zichzelf teruggeworpen. Hier zitten ze 24 uur per dag met elkaar opgescheept. Soms moeten ze midden in de nacht aantreden voor een crashmove, een gesimuleerde noodsituatie.”

Tijdens zo’n eerste bivak komen vaak de nodige levensvragen op. „Wat dóé ik hier? Wie ben ik? Voor mensen van orthodox-christelijken huize komen daar allerlei geloofsvragen bovenop. Wat doe ik hier met mijn geloof? Een jongen uit Urk dacht dat hij zondags niet hoefde te varen. Zo werkt dat natuurlijk niet.”

Op instorten

De duinen dienen zich aan. De officieren in opleiding sjouwen omhoog. Een militair staat op instorten. „Ik kan niet meer”, kreunt hij. De commandant pakt hem aan. Keihard. „Volhouden”, commandeert hij. „Dóórgaan...” De jongen wankelt. Jankt. „Ik kán niet.” De commandant blijft onverbiddelijk. „Je móét. Dóórgaan.” Ds. Trouwborst wisselt een paar bemoedigende woorden met de bijna bezwijkende militair. „Kom op, joh. Je bent er bijna.”

Niet altijd brengen adelborsten het zware bivak tot een goed einde. „Regelmatig draaien deelnemers volledig door. Soms springt er eentje midden in de nacht uit z’n bed en brult: „Aántreden!” Terwijl er niets aan de hand is. Er gaat zo veel in het hoofd van die gasten om”, zegt de vlootpredikant. „Op zo’n moment kan ik weinig doen. Soms zoek ik iemand later nog eens op.” Ook commandanten vragen regelmatig een gv’er om contact te zoeken met iemand die bijvoorbeeld met zichzelf of met zijn situatie in de knoop zit.

Gv’ers kunnen het verschil maken. „We proberen vooral te luisteren”, legt ds. Trouwborst uit. „Niet altijd even gemakkelijk, hoor. Predikanten praten zo graag.” Alleen de presentie van de pastor noemt de vlop al belangrijk. „Gewoon er zijn”, zo zegt de vlootpredikant. „Aandacht schenken aan anderen. Vaak heb je oppervlakkig contact, soms wat dieper. Maar diepgang begint aan de oppervlakte.”

Laagdrempelig

Tijdens bivakken houdt ds. Trouwborst zondags een kerkdienst. Laagdrempelig. „Ik noem het ook altijd een onderhoudsbeurt. Daarbij neem ik de militair als uitgangspunt. Zijn situatie verbind ik met een verhaal uit de Bijbel. Uiteindelijk gaat het erom dat wij Christus present mogen stellen in de wereld van de krijgsmacht. Dat zijn grote woorden. Soms denk ik: zijn ze niet te hoog gegrepen? Wat heb ik er nou van begrepen? Maar daar gaat het wel om in onze aanwezigheid.”

Sergeant der mariniers Rik Zuurbier, instructeur tijdens het introductiebivak, heeft goede ervaringen met de GV. „De samenwerking is uitstekend. Het is prettig om af en toe iemand die bijvoorbeeld vastloopt met zichzelf of zijn situatie bij de gv’er af te leveren. Als instructeur kan ik dat niet, omdat ik een andere pet op heb.”

De adelborsten marcheren verder. Ds. Trouwborst beweegt zich gemakkelijk onder de militairen. Hier een praatje, daar een grapje. Schouderklopjes ook. Samen met de pater deelt de predikant stroopwafels uit. Elke militair krijgt tijdens de zware mars een stroopwafel in zijn mond geduwd. Het werkt. Het eerste contact is gelegd.

Eduard Post (22) uit Veenendaal sjort met een verhit gezicht aan de boot. „Heftig hoor”, bekent de afgestudeerd CHE-student bedrijfsmanagement, economie en recht eerlijk. „Knap zwaar.” Spijt heeft hij echter geen moment. „Ik leg de lat altijd hoog voor mezelf.” Post kiest voor de mariniers. „Zolang je nog kunt zeggen dat je niet door kunt gaan, kun je doorgaan.”

Post heeft zondag de kerkdienst bezocht. „Korter en laagdrempeliger dan ik gewend ben”, zegt de hervormde jongen met een glimlach. Het cultuurverschil met thuis is groot. „Ik snap dat er beroepen zijn waar je niet twee keer per zondag naar de kerk kunt. Maar tijdens het bivak is er eigenlijk geen moment om stille tijd te houden. Het programma zit zó vol. Je bent echt de hele dag bezig. Bidden voor het eten lukt nog net.” Post heeft de vlootpredikant om raad gevraagd. „Ik dacht: misschien kan de dominee wat tips geven.”

Zere kuiten

De mars voert verder. Met hoge snelheid ploegt een BV206 –136 pk– door het zand. Het amfibierupsvoertuig van het Korps Mariniers pikt gestrande adelborsten op. Een hospik ontfermt zich over de blessures. „Zere kuiten”, zegt een militair met een van pijn vertrokken gezicht. Hij mag mee achterin. Hij kijkt zuur. „Ik had liever doorgelopen.”

De vlootpredikant voelt zich als een vis in het water bij de marine. „Het is belangrijk om hard te kunnen lopen en goed te kunnen schieten”, aldus ds. Trouwborst. „Maar de mens, de hele mens, blijft het belangrijkste. Militairen kijken naar sterren en strepen. Geestelijk verzorgers naar de mens achter het uniform.”

Afzien en doorgaan. Negentig adelborsten van de Koninklijke Marine krijgen op Texel een militaire opleiding.

Vlootpredikant ds. Johan Trouwborst

Onderonsje met de geestelijke verzorging.

Even uitblazen tijdens een zware mars.

PORTRET

Ds. Jan Peter van Bruggen (52), Den Helder

In rang gelijk gesteld aan: luitenant-ter-zee eerste klas
Krijgsmachtdeel: Koninklijke Marine
Legerpredikant sinds: 2000
Kerkverband: Gereformeerde Kerken vrijgemaakt
Uitzendingen: september-december 2001 Enduring Freedom (Middellandse Zeegebied) en juli-december 2009 (Afghanistan)

 „Het Evangelie is er ook voor de samenleving. Dat is voor mij een belangrijke drijfveer om mijn werk als krijgsmachtpredikant te doen. Ik vind dat we als kerk Gods liefde niet voor onszelf moeten houden. Het is belangrijk dat je zicht houdt op hoe het Woord doorwerkt in de wereld. Het actief uitdragen van het Evangelie gebeurt tijdens kerkdiensten aan boord en te velde. Ook mag ik in de manier waarop ik anderen bijsta iets laten zien van de boodschap van God voor de wereld. De indrukwekkendste ervaring in mijn loopbaan bij Defensie was mijn uitzending naar Afghanistan. We leefden daar in een totaal ontredderde wereld, vrijwel zonder hoop. Dat raakte ons als bevoorrechte westerse mensen diep. De militairen waren erg betrokken op de bevolking en de bevolking op ons. Mijn verblijf in Afghanistan heeft me veranderd. Het heeft mijn besef versterkt dat veel waarop wij ons vertrouwen stellen, zoals onze veiligheid, voor andere mensen een vorm van onbereikbare luxe is.”

„Reformatorische
kerken zien niet in
hoe irrelevant hun
boodschap voor
seculieren is”

Legerpredikant in de vuurlinie

tekst: Gerard ten Voorde

SOESTERBERG. Legerpredikanten staan al 100 jaar schouder aan schouder met militairen. Paraat voor Jan Soldaat. „Niet spectaculair, wel speciaal.” Soms onder granaatvuur.

De geestelijke verzorging in de krijgsmacht bestaat 100 jaar. Legerpredikanten, aalmoezeniers en allerhande raadslieden volgen de militair. Altijd en overal. Soms samen de poort uit tijdens missies, van Libanon en Bosnië tot Afghanistan en Mali.

Legerpredikant ds. Peter L. D. Visser, tevens hoofdredacteur van De Wekker, kerkelijk orgaan van de Christelijke Gereformeerde Kerken, dient de krijgsmacht sinds februari 2007, op dit moment op de Du Moulinkazerne in Soesterberg. Eind december 2010 is majoor Visser 4,5 maanden op missie geweest in Afghanistan.

Welke herinnering blijft u het meest bij als legerpredikant?

„Een raketbeschieting in Afghanistan. De taliban beschoten ons kamp in Tarin Kowt vanuit de bergen. Normaal duik je dan onder pantser. Ik kon echter alleen nog onder mijn bureau wegduiken. Ongepantserd. Daar lig je dan... Ik dacht: Als die raketten nu eens hier inslaan? Dan is het eeuwigheid. Onder zo’n bureautje verdwijnt alle franje, alle polemiek. Heel sterk heb ik de kwetsbaarheid van mijn leven ervaren. Je ligt daar niet als dominee. De vraag dringt zich op: Ben ik inderdaad geborgen in de Heere Jezus? Is het waar voor mij wat ik anderen heb verkondigd over de enige troost in leven en sterven?”

Wat is uw missie als legerpredikant?

„Mijn missie is daar te zijn waar militairen zijn. In hun nabijheid, soms tijdens gevaarlijke omstandigheden, ontstaan vragen: „Komt u ons soms bekeren...?!” Dan kan ik uitleggen wat mijn diepste drijfveer is. Dat Christus mij roept om door te geven dat er ongelooflijk geluk in Hem te vinden is. Ik schaam me niet voor Christus.”

Lukt dat?

„De praktijk is weerbarstig. Net als voor een bouwvakker op de steiger. Een dominee in het leger heeft het dan nog gemakkelijker. Ik heb een kruisje op mijn uniform. Soms biedt dat een mooi aanknopingspunt. Voor mij is het echter net zo moeilijk als voor ieder ander kerklid. Elke christen wordt uitgezonden om het licht van Christus te verspreiden.”

PKN-synodeleden

 „Een ‘militaire dominee’ die de generale synode van de PKN toesprak in de tijd dat ik afgevaardigde was namens de classis Almelo (2005-2009), verwoordde zijn kijk op de krijgsmacht prachtig. Hij vroeg voorafgaand aan zijn praatje, zonder opgaaf van redenen, de synodeleden om te gaan staan. Uiteraard deed iedereen dat. Er gebeurde echter niets. Vervolgens vroeg hij of iedereen weer wilde gaan zitten. Ik zag sommige voorhoofden fronsen, maar men deed keurig wat er wat gevraagd. De legerpredikant zei vervolgens: „Velen vinden dat militairen dom zijn en slechts bevelen opvolgen. Ik kan u uit ervaring vertellen dat dat niet zo is. Militairen zijn goed getraind, prima in staat om situaties te beoordelen en geven hun superieuren deskundig advies. Militairen volgen zeker niet dom bevelen op”. Hij vervolgde zijn betoog over morele dilemma’s en huiveringwekkende gevechtssituaties waarbij leven en dood niet verder dan een vingerbeweging uit elkaar lagen. Het was muisstil en de dominee had weinig tijd nodig om zijn punt te maken. Het was de synodeleden inmiddels duidelijk: zij waren degenen die klakkeloos gehoor hadden gegeven aan iemand die ze eigenlijk helemaal niet kenden.” 

Majoor Cees, KLu, Polen

Staan militairen een beetje open voor uw boodschap?

„De krijgsmacht is zeer sterk geseculariseerd. Jonge militairen hebben soms géén idee wat een dominee is. Echt niet. De legerpredikant komt voor in het Handboek Soldaat, maar elk referentiekader ontbreekt. Bovendien, het geloof staat er gekleurd op. Soms kennen ze de kerk alleen van misstanden uit de pers. Geloof en geloofsovertuiging worden gewantrouwd en vereenzelvigd met extremisme en terrorisme.”

Is een militair in gevaarlijke omstandigheden ontvankelijker voor het Woord?

„Nee, dat is niet mijn ervaring. De moderne mens is zó seculier, de boodschap is volstrekt irrelevant voor hem. Voordat ik ook maar iets aan een militair kwijt kan, zal ik hem eerst moeten kennen. De reactie is al snel: „Ik heb niets met die God van jou.” Oké, zeg ik dan, maar heeft die God van de Bijbel misschien iets met jou? God klopt in je leven op jouw deur. Mijn boodschap klinkt in de krijgsmacht anders dan in de kerk.”

Welke boodschap brengt u in de krijgsmacht?

„Lastige vraag. De boodschap is niet anders dan in de kerk: Er is één Naam waardoor wij moeten zalig worden. De vraag is lastig omdat in het seculier klimaat de relevantie van die boodschap volstrekt afwezig is. Reformatorische kerken zien niet in hoe irrelevant hun boodschap voor seculier Nederland is. Ik móét het dus van een andere kant aanvliegen. Waar klopt God op de deur van het hart van een militair? Als een militair bijvoorbeeld net vader is geworden en zich verwondert over nieuw leven, probeer ik daarbij aan te sluiten: „Hé, ik lees daar in mijn Bijbel ook over.” Zo kan een gesprek ontstaan. Elk mens is geschapen door de levende God. Hij voedt elk mens, investeert in elk mens. Daar kan ik bij aansluiten.”

Een preek tijdens een dienst op missie duurt soms erg kort. Kan een predikant dan nog echt een boodschap kwijt?

„Zelf ben ik niet gebonden aan een tijdslimiet. Bij een dodenherdenking krijg je soms inderdaad maar vijf minuten. Dan moet je vooraf goed bedenken wat je gaat zeggen. Een kort toespraakje kan echter net zo goed een voertuig van de Heilige Geest zijn als een preek van een uur. Jona preekte in Nineve maar één zin. Met véél vrucht.”

Merkt u weleens dat uw boodschap echt landt?

„Sporadisch. Het is al erg bemoedigend als je in de krijgsmacht een militair ontmoet die tot dezelfde God bidt en dezelfde worsteling kent. Ik verwijs weleens iemand door naar een plaatselijke kerk. In de hoop dat zo’n gemeente z’n armen opent en niet kijkt naar een paar tattoo’s of oorringen. Ik maak me echter zorgen hoe bereidwillig wij zijn dergelijke mensen op te nemen.”

Sporadisch... Ontmoedigend?

„Het is een enorm leerproces om slechts trouw te zijn. Ook van het werk van de profeten kwam soms maar bitter weinig terecht. Mijn opdracht is het Evangelie verkondigen. Ik heb niets te maken met vragen over productiviteit.”

Maar hebben al die inspanningen wel zin dan?

„Ik vind dat een verkeerde vraag. Mijn roeping is het Woord te verkondigen. Ik heb afgeleerd om de Heilige Geest te bekritiseren of het niet wat productiever kan. Filippus werd uit een gezegende bediening gestuurd naar één kamerling op de weg naar Gaza die woest was. Zo gaan die dingen. Het lijkt altijd hopeloos, maar God gaat toch door! Wij hebben niet het recht om weg te lopen.”

Op de psalmentrapper

 „In 1956 zijn we een maand op grootscheepse oefening geweest in Gemünd, in het Eifelgebergte. Op de zondagen hadden we op drie plaatsen een kerkdienst, verspreid over de legereenheden rond Gemünd. Legerpredikant ds. Coppens was in het bezit van een inklapbaar harmonium. De dominee vroeg mij hem te assisteren met het traporgel, omdat ik thuis als organist betrokken was bij de eredienst. Het kistje werd spottend de ”psalmentrapper” genoemd. Eén preek kan ik me nog steeds herinneren, over 1 Thess. 5:19: „Blus de Geest niet uit.” Na een heel verhaal over de brandweer, brandblussen enzovoort kwam er toch nog uit om niet over boord te gooien wat je van huis uit had meegekregen.” 

Sergeant b.d. J. Meijerink, Rijssen Lichting 54-6

Onder legerpredikanten komt ook veel vrijzinnigheid voor. Kan een jonge, orthodox-gereformeerd militair niet beter ver uit hun buurt blijven?

„Het predikantenkorps is net zo breed als de protestantse christenheid in Nederland. Alle vleugels en flanken zijn vertegenwoordigd. Een militair werkt echter niet in een kerkverband, maar in z’n eenheid, z’n legeronderdeel. Het is zijn eigen taak en verantwoordelijkheid hoe hij daarin staat.
Ik treed iedereen open tegemoet, orthodox, vrijzinnig, humanist. Christus ging ook naar Libanon, naar Samaria. Nou, die Samaritanen waren ook niet zuiver op de graad in de ogen van de orthodoxe joden. Christus was echter gezonden in de wereld.
De gereformeerde gezindte kiest snel voor het isolement, waarbij elke kerk ook nog eens haar specialité de la maison heeft. De eerste christenen hadden die luxe niet. In de krijgsmacht kunnen we ons die luxe ook niet permitteren. Het besef dat we gezonden zijn in de wereld kan wel wat versterking gebruiken in de gereformeerde gezindte. Want ik vraag me af of het isolement de weg van een christen is. Jezus zegt Zelf: Vader, Ik bid niet dat U ze uit de wereld wegneemt, maar dat U ze bewaart van de boze.”

Kerken geheel ter rechterzijde van de gereformeerde gezindte leveren geen legerpredikanten. Een gemis?

„Ik heb daar geen moreel oordeel over. Ik vind het opmerkelijk.”

De geestelijke verzorging bestaat 100 jaar. Wat heeft het opgeleverd?

„De legerpredikant heeft militairen een plek geboden waar ze zich konden uitspreken, hun diepste levensvragen op tafel leggen. Dat lijkt niet spectaculair, maar voor militairen is dat heel speciaal, juist binnen een volstrekt seculiere omgeving als de krijgsmacht. De vraag naar de opbrengst van 100 jaar gv is lastig te beantwoorden. Voor mij is wezenlijk dat wij trouw zijn aan onze opdracht en de taak die we opgelegd hebben gekregen in de krijgsmacht.”

Is er niet het gevaar dat de legerleiding de legerpredikant als een verkapt maatschappelijk werker ziet?

„De krijgsmacht heeft overal specialisten voor. Artsen, psychologen, psychiaters, maatschappelijk werkers. Een legerpredikant is niet oplossingsgericht, maar mensgericht. Dat is wezenlijk anders. Een militair kan bij hem terecht met z’n diepste levensvragen: Heeft mijn leven nog zin? Waar is mijn gesneuvelde collega? Heb ik moreel juist gehandeld? Hoe moet ik verder leven na mijn amputaties door een bermbom? Als legerpredikant breng ik die vragen in verband met wat de God van Israël daar over zegt.”

Kan het een roeping zijn voor een christen om te dienen in de krijgsmacht?

„Ik geloof van wel. Als Romeinse soldaten Johannes vragen wat zij moeten doen, zegt hij: „Onderdruk niemand, wees een goed soldaat.” Johannes zegt niet: Verlaat de krijgsmacht zo snel mogelijk. Nee, waar deze soldaten staan in de maatschappij, moeten ze de Heere vrezen. Dat is de weg die Christus wijst.”

Missie in Afghanistan.

Een Nederlandse ISAF-eenheid maakt een 'roadmove' van Tarin Kowt naar een basis in Atiq, waarbij de eenheid onderweg kritieke punten moet onderzoeken op bermbommen.

Een militiar deelt snoepjes uit aan Aghaanse kinderen in het dorp Ali Shirzai.

Nederlandse militairen brengen een bezoek aan een politiepost in de stad Kunduz.

PORTRET

Ds. Mia van ’t Riet (56), Ermelo 

In rang gelijk gesteld aan: luitenant-kolonel
Krijgsmachtdeel: Veteranenzorg, lid pastoraal team ACOM (Bond van Defensiepersoneel)
Legerpredikant sinds: 1990
Kerkverband: Protestantse Kerk in Nederland (gereformeerd)
Uitzendingen: augustus-oktober 2006 (Bosnië) 

„Militairen die in gevaarlijke omstandigheden hun werk doen, moeten volledig mens zijn en blijven. Dat is de grootste drijfveer om mijn taak als legerpredikant te doen. Ik bedoel daarmee dat ze hun gevoelens niet wegstoppen, maar die vrij kunnen uiten. In mijn werk als gemeentepredikant hield het Evangelie op bij de grens van de kerk. In het leger is het voor iedereen. Dat spreekt mij aan. De mooiste ervaring uit mijn loopbaan was toen een veteraan bij me kwam. Die jongen had in zijn tijd bij Defensie een zwaar ongeluk gehad waaraan hij hersenletsel had overgehouden. Hij vroeg me of ik zijn huwelijk wilde inzegenen. Zelf was hij rooms-katholiek, zijn vriendin was recent tot geloof gekomen. Zo’n gesprek raakt me. Dat het na al die jaren revalideren toch goed is gekomen met hem, is een wonder. Het laat ook het mooie van mijn beroep zien. Ik hoef me niet te houden aan tien bezoeken per jaar, maar loop met mensen mee in hun leven.”

De veldprediker is niet meer

tekst: Gerard ten Voorde

De taak is veranderd, de roeping is hetzelfde. De legerpredikant opereert nog altijd op het snijvlak van kerk en krijgsmacht, net als 100 jaar geleden. De veldprediker van 1914 is niet meer. Terugblik op een turbulente eeuw.

Het werk van geestelijk verzorgers is in 100 jaar tijd „niet wezenlijk” gewijzigd, stelt prof. dr. Jan Hoffenaar, hoofd afdeling wetenschappelijk onderzoek aan het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) in Den Haag en bijzonder hoogleraar militaire geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. „De zorg voor de individuele militair staat nog altijd centraal.”

De legerpredikant van nu is echter niet meer te vergelijken met zijn voorganger uit 1914. „In de beginjaren was een belangrijke taak van de veldprediker het brengen van het Woord van God naar de militair. Het zendingsaspect, naast het hooghouden van het moreel, was een nadrukkelijk doel.”

De tijden zijn veranderd. „Een gv’er fungeert nu, mede dankzij zijn ambtsgeheim, als een soort vertrouwenspersoon voor de manschappen. Militairen kunnen bij hem terecht met vragen en problemen. Een gv’er maakt tegenwoordig deel uit van een zorgketen, samen met arts, psycholoog en maatschappelijk werker.”

De ‘zendingsdrang’ is naar de achtergrond verdwenen. „De geestelijke verzorging wordt nu vrijblijvend aangeboden. Kerkdiensten en gesprekskringen zijn een mogelijkheid.”

Koninklijk Besluit

Koningin Wilhelmina stelt bij Koninklijk Besluit in 1914 de geestelijke verzorging in de krijgsmacht in. De Eerste Wereldoorlog is net uitgebroken. Zielzorgers krijgen de taak zich te ontfermen over gewonde en stervende militairen. De vier Nederlandse legerdivisies –in totaal is 200.000 man gemobiliseerd– krijgen elk één aalmoezenier en twee veldpredikers. „Een bescheiden begin.”

De situatie in Nederland, met een scheiding tussen kerk en staat, is redelijk uniek. „De kerken zijn daardoor de zendende instanties van zielzorgers. Zij moeten verantwoording afleggen aan kerk én krijgsmacht”, legt Hoffenaar uit. „Dat is altijd een dilemma voor hen gebleven.”

Het aantreden van de veldpredikers verloopt geruisloos. De nieuwkomers in de krijgsmacht moeten –tastend en zoekend– hun eigen weg zien te vinden. „Taken en opdracht lagen niet vast.” De legertop ziet de zielzorgers graag komen. „Ze verrichten goed werk met het hooghouden van het zedelijk peil onder de manschappen. In het leger kan er van alles ontsporen.”

In Nederland, destijds een overwegend christelijke natie, staat gezagsgetrouwheid hoog in het vaandel. De afstand tussen soldaat en commandant is groot. „Een militair klopt bij problemen niet aan bij zijn commandant, maar wel bij de veldprediker, die niet tot de militaire hiërarchie behoort. Die vertrouwensfunctie heeft de zielzorger altijd behouden.”

Ook lokale kerken in garnizoensplaatsen nemen hun verantwoordelijkheid en richten zich op de zorg voor en opvang van manschappen. Al voor de Eerste Wereldoorlog ontstaan hieruit de bekende militaire tehuizen. Na WO I neemt het aantal toe. „De veldprediker fungeert daarbij als een schakel tussen lokale kerk en krijgsmacht. Veel meer doet hij niet.”

Nederland blijft buiten de Eerste Wereldoorlog. Verveling treedt op tijdens de vier jaar lange mobilisatie. Veldpredikers krijgen ineens totaal andere vragen op hun bordje. „Wat doen we hier? Waarom zijn we zó lang gemobiliseerd?” De pastors mogen de manschappen motiveren.

Na de Eerste Wereldoorlog onderkent Nederland nut en noodzaak van geestelijke verzorging. Op 10 april 1919 legt Den Haag de zielzorg zelfs bij wet vast. In het interbellum belandt de zorg voor soldaten –mede door bezuinigingen– op een laag pitje. Voor de meeste zielzorgers geldt slechts een opkomstplicht bij oorlogsdreiging.

De Tweede Wereldoorlog breekt uit. In de meidagen van 1940 verrichten de pastors voor het eerst directe zorg aan gewonden en stervenden. Legerpredikanten dwingen diep respect af. Twintig vrijwilligers reizen mee met Nederlandse krijgsgevangenen die worden afgevoerd naar Duitsland en Polen. „De predikanten waren van mening dat ze de militairen moesten bijstaan. Ook daar. Dat heeft veel goodwill opgeleverd.”

Ook na de oorlog staat de noodzaak van de GV niet ter discussie. Nederland zendt meer dan 100.000 militairen naar Nederlands-Indië. De geestelijk verzorgers krijgen daar „een reuzentaak”, aldus historicus Hoffenaar. „Ze hebben tijdens de langdurige inzet veel betekend.”

Reizen op zondag

 „De verlofregeling, om de veertien dagen van vrijdagavond tot zondagavond, leverde problemen op. Van de kerkenraad had ik een bewijs meegekregen dat wij naar het gebod Gods tegen het reizen op zondag zijn. De garnizoenscommandant wilde zich niet met een kerkelijk bewijs inlaten. Ik ben hiermee naar de legerpredikant gegaan. Deze heeft voor elkaar gekregen dat ik ondanks verschillende overplaatsingen de verdere diensttijd op maandagmorgen met de eerste reisgelegenheid mocht terugkeren. Ik praat niet over het geloof van die legerpredikanten, maar in dit geval zijn ze zeer gedienstig geweest. Want een leger zonder geestelijke verzorging zou een grote verarming zijn.” 

Soldaat b.d. P. W. Hak, Nieuw-Lekkerland Lichting 53-10

Kernbewapening

De jaren zestig vormen een onrustige tijd. Het aantal gv’ers schommelt eind jaren zestig rond de 250. De Koude Oorlog –mét z’n ongekende wapenwedloop– levert turbulente tijden op, ook voor de gv’ers. 

De Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken spreken zich in de jaren 60 en 80 in synodale geschriften uit tegen de kernbewapening en de inzet van kernwapens. „De uiterste consequentie daarvan is dienstweigering”, stelt prof. Hoffenaar vast. „Lastig als je werkt bij een organisatie waarvan kernbewapening de ruggengraat vormt.”

De politieke stellingname van kerken plaatst legerpredikanten voor een dilemma. „Zij zitten tussen twee vuren, moeten twee heren dienen: kerk en krijgsmacht. Gewetensvragen worden hoog opgespeeld. De geestelijke verzorging is daar nooit echt uitgekomen.”

De legertop volgt de pastors met argusogen. „De legerleiding vraagt zich af wie er wat te zeggen heeft over die lui. Kerk of krijgsmacht? Het kan toch niet zo zijn dat zij gezagsondermijnend bezig zijn?”

Hoffenaar vindt het lastig een oordeel te geven over perikelen tussen kerk en krijgsmacht. Nadenkend: „De kerken hebben de zaak op scherp gesteld”, verklaart de historicus, ouderling in wijkgemeente Osdorp/Sloten van de protestante kerk Amsterdam. „De kerken hebben geen recht gedaan aan de complexiteit van het bewapeningsvraagstuk. De NAVO is gericht op afschrikking. Die functioneert echter alleen als je ook bereid bent wapens te gebruiken. De kerkelijke uitspraken zijn uiteindelijk te kort door de bocht geweest.”

De val van de Muur luidt het einde van de Koude Oorlog in. Nederland schort in 1996 de opkomstplicht op. De geestelijke verzorging werkt voortaan niet langer onder dienstplichtigen, maar onder beroeps. Vanaf de eeuwwisseling is de nieuwe, expeditionaire krijgsmacht wereldwijd actief, met missies en uitzendingen. De legerpredikant volgt op de voet. Met nieuwe vragen. „Missies creëren hun eigen ethische, levenbeschouwelijke vragen. Een missie kan een opbouwmissie heten, terwijl militairen het ervaren als een vechtmissie.”

Humanistische raadslieden

Mijlpalen in de geschiedenis van de geestelijke verzorging zijn het aantreden van rabbijnen (1944), humanistische raadslieden (1964), hindoestaanse pandits (2003) en imams (2009). De veranderende samenstelling van de samenleving vindt haar weerslag in de aanstelling van niet-christelijke zielzorgers.

De veldprediker van 1914 is niet meer. „Het aantreden van humanistische raadslieden betekende een omslag in de geestelijke verzorging”, tekent Hoffenaar aan. „Voor die tijd was het onmogelijk om levensbeschouwelijke zorg te verlenen zonder God daarbij te betrekken.”

Gereformeerde gezindte en wapenrok

De gereformeerde gezindte geeft aandacht aan militairen. Soms meer, soms minder.

Vanuit de Gereformeerde Bond, actief binnen de Nederlandse Hervormde Kerk en later de Protestantse Kerk in Nederland, zijn de afgelopen decennia tientallen hervormd-gereformeerde predikanten (korter of langer) actief geweest binnen de krijgsmacht. Ds. J. J. Moll onderbreekt in 1962 bijvoorbeeld zijn werk in Driebergen voor uitzending naar Nieuw-Guinea. Bekende oud-legerpredikanten zijn verder onder anderen ds. J. J. Poort, dr. J. van Eck en ds. J. J. Tigchelaar.

Ook de Gereformeerde Gemeenten zijn actief geweest voor de krijgsmacht. In de jaren 70 brengt de gemeente van Scheveningen enkele keren tevergeefs een beroep uit voor een legerpredikant. De predikanten J. D. Barth, G. H. Kersten, R. Kok en J. Vreugdenhil zijn vlak voor de Tweede Wereldoorlog reserve-veldprediker. Dienst hoeven ze niet te doen. Alleen ds. Kersten is eind 1939 gemobiliseerd. Soldaten in Nederlands-Indië krijgen lectuur en kerstpakketten toegestuurd van het deputaatschap voor de militairen, dat van 1947 tot 2002 heeft bestaan.

De Christelijke Gereformeerde Kerken staan vanaf het begin van de GV predikanten af aan de krijgsmacht. Ds. H. Janssen dient als veldprediker (1914) en later als leger- en vlootpredikant (1919-1939). De CGK leveren ook een hoofd van de Protestantse GV (ds. G. L. Born) en een hoofdlegerpredikant (ds. R. J. van Pagee). Verder levert de CGK legerpredikanten voor kortere tijd, de zogenaamde jaarlingen. Sommigen blijven daarbij hangen als ‘beroeps’. Ds. P. L. D. Visser, ds. A. W. Velema en ds. M. Dijkstra gaan mee op missie. Het deputaatschap geestelijke verzorging militairen kent verschillende taken: het enthousiasmeren van predikanten om krijgsmachtpredikant te worden, de vorming en toerusting van legerpredikanten en het organiseren van conferenties. De CGK nemen ook deel aan het CIOM, het samenwerkingsverband van protestantse kerken richting overheid gericht op militairen.

De Hersteld Hervormde Kerk stelde in maart 2012 een werkgroep militairen in, gericht op de individuele veteraan, militair en zijn thuisfront. De werkgroep, onder leiding van oud-legerpredikant J. den Boer, organiseert regelmatig bijeenkomsten.

Een veldprediker leidt een dienst in de open lucht.

De expositie "Geestelijke Verzorging bij de Landmacht" Op de foto zijn het orgeltje en het avondmaalsstel dat veldpredikers te velde gebruikten in de kerkdiensten te zien.

Kerkdienst op het strand door aalmoezenier 1950.

Bezoek Hoofd Legerpredikant Semarang. Ds. de Kluis in de voorste linies in gesprek.

Kerstwijdingsdienst in de Grote Kerk o.l.v. reserve-veldprediker Dr. L.D. Terlaak Poot 1939.

PORTRET

Ds. Piet van Duijvenboden (51), AOCS Nieuw-Milligen

In rang gelijkgesteld aan: majoor
Krijgsmachtdeel: Koninklijke Luchtmacht
Legerpredikant sinds: 2008
Kerkverband: Protestantse Kerk in Nederland (hervormd)
Uitzendingen: september 2011-januari 2012 (Afghanistan) 

„Mensen die bij Defensie werken, komen terecht in bijzondere omstandigheden die hen niet onberoerd laten. Ik wil er graag voor hen zijn en hen geestelijk bijstaan. Ik sprak onlangs op Vliegbasis Eindhoven met militairen die direct betrokken waren geweest bij de nasleep van de vliegramp met de MH17. Ze hadden nabestaanden opgevangen, meegeholpen bij de berging van lichamen en lijkkisten gedragen. Dat zijn buitengewoon moeilijke ervaringen die veel vragen oproepen. Vragen over de zin van het leven, over de kwetsbaarheid van het menselijk bestaan, over de dood. Ik luister vooral en zoek met hen naar antwoorden. Mijn uitzending naar Afghanistan was een van de bijzonderste perioden uit mijn leven. Het feit dat je als groep 24 uur per dag met elkaar optrekt, in een oorlogssituatie en in een andere cultuur, schept een hechte band. Als legerpredikant was ik als olie in de machine. Ik was er voor de militairen in moeilijke situaties. Dat werd door hen gewaardeerd. Ik heb me nergens zo dominee gevoeld als daar.”

„Hopelijk zien mensen
in mij iets van Gods zorg
en aandacht voor hen”

Bahrein

Zoeken naar mens achter het uniform

tekst Janita van Hoeven-ten Voorde

Klaas Henk, stelt ds. Ubels, hoofdkrijgsmachtpredikant, zich met een ferme handdruk voor. „Geen u en meneer, alsjeblieft. Ik wil er zijn voor alle rangen en standen. Van de schoonmaker tot de kapitein.”

Voordat het gesprek goed en wel is begonnen, diept ds. Ubels (54) twee krijgsmachtbijbels op uit zijn tas en legt die op tafel. „Die zijn voor jou.” Op de omslag van de minibijbel –hij past in de linkerbovenzak van het militair tenue– staat het logo van de Protestantse Geestelijke Verzorging die dit jaar 100 jaar bestaat (zie kader).

De legerpredikant gebruikt de Bijbel regelmatig in zijn werk. „Als ik een kerkdienst houd voor militairen projecteer ik het Bijbelgedeelte nooit op een scherm. Ik leg Bijbels neer, waarin deelnemers het hoofdstuk zelf mogen opzoeken. Na afloop vertel ik dat ze de Bijbel mogen houden. Van dat aanbod maken veel militairen gebruik.”

Ds. Ubels is sinds anderhalf jaar hoofdkrijgsmachtpredikant. Hij geeft leiding aan de 43 protestantse predikanten die bij Defensie werkzaam zijn. Ook onderhoudt hij contacten met de legerleiding, met theologische universiteiten en met de dertien kerkgenootschappen waaruit de legerpredikanten afkomstig zijn. „Ik ben een soort ambassadeur van alle legerpredikanten.”

Wat motiveerde u om naar deze functie te solliciteren?

„Ik ben een idealistisch en kritisch mens. Ik had over veel zaken binnen de Protestantse Geestelijke Verzorging een mening. In deze baan krijg ik de mogelijkheid om mee te denken in het beleid en dingen te veranderen.”

Bijbeltekst aan de reling

 „Zondagsmorgens moesten de protestanten de ene en de rooms-katholieken de andere kerk in. Onkerkelijken moesten corvee verrichten. Aan boord van de Hr. Ms. Rotterdam hadden wij in 1973 pater J. M. Jansen. Deze graag geziene man hield zondags een preek met, tegen de gewoonte in, erg veel aanwezigen. Op een gegeven moment werd hij overgeplaatst. Aan boord werd dit niet goed begrepen en er werd gevraagd of hij niet kon blijven. Er werden een paar lakens aan elkaar bevestigd en alle teksten waarover hij had gepreekt werden aan de reling gehangen. Hij werd door een zeer groot deel van de bemanning uitgewuifd. Ik heb ook andere geestelijken meegemaakt. Met de één had je wat meer contact dan met de ander. Met de meesten kwam je niet echt tot goede, inhoudelijke gesprekken. Ik meen te mogen stellen dat de meeste aalmoezeniers meer en gemakkelijker contact hadden met de marineman dan hun protestantse collega’s.” 

Luitenant-ter-zee b.d. Henk van Veelen, Nunspeet Opkomst 1969

Zoals?

„Ik zou graag meer gezamenlijk optrekken met de andere vijf diensten geestelijke verzorging (hindoestaans, joods, rooms-katholiek, humanistisch en islamitisch, JvH). Ik zie ons als zes leilindes: we hebben allemaal onze eigen wortels, maar zijn via de takken aan elkaar verbonden. In ons vormingscentrum Beukbergen in Huis ter Heide bevindt zich sinds kort een multilevensbeschouwelijke gebedsruimte. Dat vind ik een mooi initiatief. Ook de gezamenlijke viering van jubilea van een aantal diensten in november is zo’n voorbeeld.”

Opent deze houding niet de deur naar het relativisme?

„Het gevaar van relativisme ligt zeker op de loer. We moeten aandacht blijven houden voor onze protestantse wortels. De keerzijde is dat we nu als hoofden van de zes diensten geestelijke verzorging regelmatig indringende gesprekken met elkaar voeren, waarbij we elkaars nieren proeven. Ik vind het mooi dat zoiets mogelijk is.”

U nodigde bestuursleden van de Protestantse Kerk uit voor een bezoek aan een militaire basis in Turkije. Wat was daarvan het doel?

„In Turkije hebben de bestuursleden gezien wat het werk van een legerpredikant zoal inhoudt. Zo’n bezoek is nodig, want een gemiddeld kerklid of predikant heeft weinig zicht op wat wij doen. Ik vind dat jammer, want de kerk kan veel betekenen voor een legerpredikant. Niet in de laatste plaats door het gebed.”

Tot 2002 werkte ds. Ubels als vlootpredikant onder andere op Curaçao en bij de onderzeedienst. „Ds. J. H. Sillevis Smitt, een bekende vlootpredikant, vatte zijn baan ooit samen met de woorden: „Er zijn waar de mannen zijn, gaan waar de mannen gaan en sterven waar de mannen sterven.” Zo zag ik mijn taak ook. Een legerpredikant maakt deel uit van de groep, loopt rond, helpt mee, stelt vragen, luistert. Je zoekt naar de mens achter het uniform.”

Soms doet alleen de aanwezigheid van een predikant op een schip al veel, is de ervaring van ds. Ubels. „We zaten eens met twee groepen in de woonkamer te praten. Ik hoorde de gesprekken in de andere groep gaan over God, overlijden en de dood. Na afloop bedankte een van de mariniers me voor mijn aanwezigheid. Als jij er bent, praten we toch anders.”

Aan boord organiseerde hij, zo mogelijk elke zondag, een kerkdienst. „Daar kwam zeker een kwart van de bemanning op af. Ook mensen die normaal gesproken bijna nooit naar de kerk gaan.” Ubels hield tijdens de dienst een overdenking en draaide muziek die militairen zelf meegebracht hadden. Het branden van een kaarsje voor het thuisfront was een vast ritueel.

Ook in zijn huidige functie gaat ds. Ubels nog regelmatig voor in een dienst.

Wat is uw boodschap?

„Op het fregat met de naam Abraham van der Hulst hield ik overdenkingen over Abraham. Vragen als: wie reist er met je mee, waar vertrouw je op, kwamen dan aan de orde.”

Beker koud water 

„Op het Militair Revalidatie Centrum Aardenburg in Doorn verzorgde ik als verpleegkundige jongens van mijn eigen leeftijd die gehandicapt geworden waren door legeroefeningen. Ter ondersteuning ontving je van de legerpredikant geestelijke verzorging en cathechese. Heel belangrijk, omdat je geconfronteerd werd met de gebrokenheid van het leven. Jongeren die voor hun leven invalide werden, onder andere door dwarslaesies, of van wie een lichaamsdeel was geamputeerd. Ik mocht daarin iets betekenen voor mijn naaste. Dat vormde ook je leven! Tijdens de uren geestelijke verzorging werd daar ook bij stil gestaan. De herkenning bij medeverpleegkundigen gaf een stimulans om dit enthousiast in diensttijd te doen. Hier en daar een beker koud water uit te delen en voor de ander tot een hand en een voet te zijn. Ook letterlijk. Wat is dat mooi en heerlijk. Daar is de geestelijke verzorging zeer nuttig en zeer belangrijk! Het Boek der boeken gaat ook open in de militaire dienst!” 

Korporaal b.d. Teun den Dikken, Zeist Lichting 60-1

Speelt de gereformeerde belijdenis bij u nog een rol?

„Als je doelt op de Nederlandse Geloofsbelijdenis, nee, daar heb ik het niet over. Wel komen gereformeerde noties zoals schuld en vergeving ter sprake. Dat zie ik als de diepste vorm van op verhaal komen. Zij spreken ook niet-gelovigen aan. Als ik de indruk heb dat het bij iemands behoefte aansluit, noem ik God en Jezus expliciet. Dat wil ik niet forceren, dat vind ik respectloos.”

Respectloos?

„Het gaat me om de zorg voor de ander. Als ik de ander zie als een potentieel evangelisatieobject, kan ik voorbijgaan aan de zielzorg die iemand nodig heeft. Het is me er niet primair om te doen mensen te bekeren. Ik probeer Jezus te volgen. Hopelijk zien mensen in mij iets van Gods zorg en aandacht voor hen.”

Wat was uw mooiste ervaring?

„Als militairen hun ziel voor je blootleggen. Ik herinner me keren dat ik ’s avonds met iemand op een bolder, een platte paal op het dek, uitkeek over het water. Om ons heen de oneindige zee, daarboven de sterrenhemel. Op zulke momenten ontstaan de mooiste gesprekken.”

Wat is de waarde van geestelijke verzorging voor militairen?

„Het leven van een militair is intensief. Zijn werk heeft veel impact op zijn mens-zijn. Dat zag ik bijvoorbeeld bij de militairen die in Eindhoven de kisten met de lichamen van de slachtoffers van de vlucht MH17 moesten dragen. Een van hen had er vijftig vastgehad. Dat doet wat met iemand. Het is prachtig dat er dan geestelijke verzorgers zijn aan wie hij zijn verhaal kwijt kan.”

100 jaar legerpredikant

De geestelijke verzorging in de krijgsmacht bestaat 100 jaar. De protestantse tak van de Dienst Geestelijke Verzorging viert het jubileum zaterdag in vormingscentrum Beukbergen in Huis ter Heide met een ontmoetingsdag waarop geïnteresseerden kennis kunnen maken met het werk van legerpredikanten. Het programma begint om 10.00 uur en is gevuld met presentaties over nieuwe vormen van kerk-zijn in de krijgsmacht, pastorale zorg voor militairen en thuisfront en over de ethische vragen van oorlog en vrede.

Bij de protestantse GV zijn momenteel 42 legerpredikanten uit 13 kerkverbanden in dienst. Ds. K. H. Ubels is sinds januari 2013 hoofdkrijgsmachtpredikant. Hiervoor was hij was hij directeur van het vormingscentrum van de Diensten Geestelijke Verzorging in Beukbergen, stafvlootpredikant en hoofd geestelijke verzorging bij de marine. Tot 2002 werkte hij als vlootpredikant onder andere in Curaçao en bij de Onderzeedienst. Ds. Ubels is getrouwd en heeft twee kinderen. Hij woont in Schagen (Noord-Holland).

Blik op stiltecentra defensie 

Interieur van het stiltecentrum in Schaarsbergen. beeld ministerie van Defensie

De militairen in Schaarsbergen (bij Arnhem) kunnen voor momenten van bezinning gebruikmaken van een stiltecentrum (exterieur). beeld ministerie van Defensie

Aan het Keegsdijkje vlak bij de Vliegbasis Leeuwarden staat een kapel die in gebruik is bij defensie. beeld ministerie van Defensie

Interieur van de defensiekapel bij de Vliegbasis Leeuwarden. beeld ministerie van Defensie

Bij de Vliegbasis Gilze-Rijen in Noord-Brabant beschikt defensie over een kapel. beeld ministerie van Defensie

Het marinepersoneel in Den Helder kan voor religieuze bijeenkomsten gebruikmaken van een multifunctionele ruimte. beeld ministerie van Defensie

Bij de kazerne van het Korps Mariniers in Savaneta op Aruba staat een kapel in tropische kleuren. beeld ministerie van Defensie

PORTRET

Ds. Wilco van Wakeren (49), Doorn 

In rang gelijk gesteld aan: majoor
Werkplek: Mil. Revalidatie Centrum/Mil. Hospitaal/Bronbeek
Legerpredikant sinds: 2001
Kerkverband: PKN, voorheen Ver. Pinkster- en Evang. Gemeenten
Uitzendingen: Bosnië (nov. 2001-mei 2002), Irak (maart 2004-juli 2004), Uruzgan (juli 2007-dec. 2007), Kabul (juni 2009-nov. 2009) 

„Predikanten laten zich soms te snel monddood maken. We zijn weleens te voorzichtig. Het spreekt mij erg aan zoals die profeten in het Oude Testament fulmineerden tegen sociale ongerechtigheid. Onrecht moet je aan de kaak durven stellen. In 2007 heb ik aangekaart dat Uruzgan geen opbouwmissie was, maar gewoon een vechtmissie. Nederland heeft 184 gewonde en 24 gesneuvelde militairen, erg veel voor een klein land. Mijn opmerkingen hebben veel losgemaakt. Later is het motto voor Afghanistan aangepast: ”Opbouwen waar het kan, vechten waar het moet”. Ik hecht aan het vrije woord en het profetisch woord. Daarom heb ik geen spijt van mijn uitspraken. Een legerpredikant komt overigens tijdens zo’n zware missie het best tot zijn recht, in het bijstaan van militairen. In nood wordt de militair gewaardeerd en God geëerd. Voor een legerpredikant is het net als bij de Emmaüsgangers. Je loopt een tijdje mee, deelt brood uit en laat weer los. Soms hebben militairen het niet eens in de gaten. Mooi werk.”

PORTRET

Ds. Johan Kromhout van der Meer (46), Zwijndrecht

In rang gelijk gesteld aan: majoor
Krijgsmachtdeel: Koninklijke Marechaussee
Legerpredikant sinds: 2005
Kerkverband: Protestantse Kerk in Nederland (hervormd)
Uitzendingen: februari-september 2007 met de Hr. Ms. Van Speijk naar Libanon

„Het motto van de in 2007 overleden majoor Bosshardt was: „God dienen is mensen dienen en mensen dienen is God dienen.” Zo zie ik mijn werk bij Defensie ook. Tijdens mijn studie theologie liep ik stage bij de Dienst Geestelijke Verzorging van de marechaussee. Toen had ik al het verlangen om daar als predikant aan de slag te gaan. Het collegiale contact en het samenhorigheidsgevoel bij de krijgsmacht spreken mij aan. Mijn werk vindt plaats op het snijvlak van kerk en samenleving. Ik ontmoet veel mensen die niet kerkelijk betrokken zijn. Het is een voorrecht dat ik hen vanuit de Bijbel kan wijzen op Christus en Die gekruisigd. Een van mijn mooiste ervaringen was mijn uitzending naar Libanon. Daar denk ik soms met heimwee aan terug. De saamhorigheid in de groep was geweldig. Ik liet de militairen een christelijke film over Egypte zien. Toen kwamen ze met allerlei vragen naar mij toe. Ik vond het een zegen dat ik met hen het Evangelie kon delen.”

Colofon

100 jaar geestelijke verzorging in de krijgsmacht is een uitgave van het Reformatorisch Dagblad.
Tekst: Gerard ten Voorde, Janita van Hoeven-ten Voorde
Vormgeving: Ton Hoeflaak
Beeld: NIMH, “Het militaire leven”, Niek Stam, Sjaak Verboom
© 2014 Reformatorisch Dagblad