Eis onvoldoende voor nabestaanden Esmee, te fors voor verdediging
De nabestaanden van de 14-jarige Esmee, die eind vorig jaar in Leiden om het leven kwam door verwurging, zijn tevreden met de geëiste tbs-maatregel tegen haar turnleraar Olivier van de G. (33). Maar de tegen hem geëiste gevangenisstraf van veertien jaar voor ontucht en doodslag is in hun ogen „nooit voldoende”, zegt hun advocaat Robert van der Laan. De verdediging vindt de celstraf veel te fors.
Voor de nabestaanden was de behandeling van de strafzaak in de rechtbank in Den Haag maandag „een lange en zware dag”, waarbij ze werden geconfronteerd „met gruwelijke details” over het heimelijke misbruik door Van de G. dat vorig jaar een jaar lang duurde.
De advocaat van Van de G., Job Knoester, noemde in zijn pleidooi de celstraf van veertien jaar „disproportioneel”. Hij vindt het „uitermate onverstandig om de tbs-behandeling zo lang uit te stellen” door zijn cliënt eerst een jarenlange celstraf op te leggen voor de doodslag.
Een tbs-behandeling duurt gemiddeld acht jaar, zegt de in tbs-zaken gespecialiseerde strafrechtadvocaat, en mogelijk langer als iemand eerst een lange celstraf moet uitzitten. Ook een tbs-maatregel moet in zijn ogen als vergelding worden gezien, omdat die behandeling jaren duurt.
Knoester vroeg de rechtbank de celstraf aanzienlijk te beperken. „Zelfs de helft van de eis van het OM vind ik fors, te fors”, zei de advocaat. Hij wil dat de tbs al start na het uitzitten van een derde van de straf.
De verdediging is ook verbaasd door het beroepsverbod dat het OM eiste. „De ontucht is niet gepleegd in de uitoefening van een beroep”, zei advocaat Christiaan Kwint.
De officier van justitie zegt rekening te hebben gehouden „met de immense ernst van de feiten”. Een lagere celstraf is volgens haar „niet aan de samenleving uit te leggen”. Ze noemt de verdachte bovengemiddeld intelligent en gemotiveerd voor een behandeling. „Zijn startpositie is gunstig voor een voortvarend tbs-traject.” Volgens de officier van justitie is in de zaak van Van de G. niet aangetoond dat een latere behandeling minder kans van slagen heeft.
Van de G. kreeg het laatste woord. „Een smeerlap, monster of moordenaar. Deze woorden omschrijven wel de daden, maar niet de dader erachter”, zei hij onder meer.
De rechtbank verzorgt voor de uitspraak op 28 november een livestream.