Asielcrisis lijkt een onoplosbaar probleem
De asielcrisis staat nog steeds in het rijtje van crises waarmee we te kampen hebben. De instroom blijft hoog. Het terugsturen van afgewezen asielzoekers gaat moeizaam, net als het vinden van onderdak voor hen die mogen blijven. Er doen zich hier allerlei welhaast onoplosbare dilemma’s voor. Wat is wijsheid?
De massale toestroom van asielzoekers kan niet los gezien worden van de sterk verbeterde communicatiemogelijkheden. Mensen reizen tegenwoordig de wereld over of het niks is. De halve wereldbevolking heeft onderhand een mobieltje.
Als er vroeger een burgeroorlog was in Afghanistan of Somalië vluchtte niemand vanuit die landen hierheen. Hoe zouden ze hier moeten komen en wat hadden ze er te zoeken? Dat is nu allemaal anders.
Internationale verdragen over asielrecht dateren uit een tijd dat het aantal asielzoekers nog beperkt was. Het zijn openeindregelingen die gelden ongeacht het aantal mensen dat zich aan de grens meldt. Eigenlijk zijn die over hun houdbaarheidsdatum heen.
Asielzoekers zoeken de veiligheid en bestaanszekerheid die ze in eigen land missen. En terecht. Maar de aantrekkingskracht van onze welvaart en ons voorzieningenniveau speelt wel degelijk ook een rol. Bij opvang in de eigen regio kunnen ze daar geen aanspraak op maken. En bij terugkeer vanuit West-Europa naar hun geboorteland, als de politieke situatie daar verbeterd is, moeten ze veel opgeven.
Gelukzoekers
Bij sommigen staat die welvaart zelfs voorop. Wat denigrerend wordt wel gesproken van gelukzoekers. Daarbij moeten we wel bedenken dat de Nederlandse emigranten die na de Tweede Wereldoorlog naar Canada of Australië afreisden eveneens op zoek waren naar betere maatschappelijke omstandigheden en meer mogelijkheden dan ze in eigen land hadden. Dat is op zich niet verkeerd. Gelukzoeker is daarom wel een erg negatieve benaming. Maar onze emigranten gingen wel naar landen waar ze zich legaal konden vestigen. Dat maakt het verschil.
De Oekraïners die dit jaar hierheen kwamen zijn officieel geen asielzoekers. Zij vallen onder andere regelingen. Maar de opvangplaatsen en de woonruimte die zij innemen zijn niet (meer) beschikbaar voor asielzoekers. In zoverre is het wel relevant om ze bij elkaar te tellen. De plusminus 75.000 Oekraïners komen bij de bijna 40.000 asielzoekers die zich dit jaar gemeld hebben. Voor volgend jaar worden nog meer asielzoekers verwacht.
Een complicerende factor is het grote woningtekort. Veel Nederlanders zijn tevergeefs op zoek naar een betaalbare woning. Voorrang voor statushouders (mensen van wie het asielverzoek is ingewilligd) op de woningmarkt is dan moeilijk te verdedigen. Het afgesproken wetsontwerp om gemeenten te dwingen tot de opvang van asielzoekers ligt binnen de coalitie gevoelig.
In het akkoord dat de coalitiepartijen sloten over de asielproblematiek staat ook dat gezinshereniging getraineerd wordt. Pas als de statushouder een woning heeft, mogen gezinsleden overkomen. Bij de CU was er een speciaal congres nodig om de gemoederen te bedaren. Juridisch is deze regeling erg dubieus, maar er is ook nog zoiets als ”nood breekt wetten”.
Voor een christelijke partij is de gezinsband van groot belang, maar het gaat hier wel om mensen die zelf besloten het gezinsverband te verbreken. Ze wagen hun kind eraan door het met behulp van mensensmokkelaars de gevaarlijke reis naar West-Europa te laten maken, zodat ze (als het goed afloopt) op basis van gezinshereniging zelf zonder risico daarheen kunnen reizen. Is dat niet onverantwoord?
Ethisch gezien is het een lastige vraag waarom je iemand die hier asiel aanvraagt heel anders behandelt dan een ander (bij wijze van spreken zijn neef) die in dezelfde omstandigheden verkeert maar zich hier niet heeft gemeld. Voor de een voel je je verantwoordelijk qua onderdak, gezondheidszorg, onderwijs en levensonderhoud en de ander moet zich maar zien te redden. Dat wringt.
In de privésfeer is dat te verdedigen. Iemand is op je pad gekomen en je kunt nu eenmaal niet iedereen helpen. Voor de overheid ligt dat toch anders. Die opereert op macroniveau en moet beducht zijn voor averechtse effecten van haar beleid. Nu wordt een premie gezet op het hierheen komen. Weliswaar moet je eerst je leven wagen op een gevaarlijke en kostbare reis, maar je gaat voor de hoofdprijs.
Ook wie een ruim toelatingsbeleid voorstaat, moet hier ongelukkig mee zijn. Die zou eigenlijk moeten zeggen: „We gaan ze wel halen.” Maar er zijn maar weinigen die die consequentie trekken.
Wie de toestroom fors wil beperken, hoopt wellicht dat de berichten over slapen in de buitenlucht, overvolle opvangcentra en negatieve reacties van de omgeving potentiële asielzoekers zullen weerhouden om hierheen te komen. Maar veel is daarvan niet te verwachten. En bij zo’n harde aanpak is er toch ook een ondergrens waar je niet doorheen wilt zakken.
Terugsturen
Daar komt bij dat het uiterst moeilijk is om afgewezen asielzoekers terug te sturen. Minister Yeşilgöz van Justitie noemde het terugsturen van asielzoekers onlangs nog een topprioriteit van het kabinet, maar bij het grootste deel lukt het gewoon niet. Zelf willen ze niet en/of het land van herkomst wil ze niet terug. Wat doe je dan met ze? Bij een pardonregeling zet je een premie op het niet willen meewerken aan de uitzetting.
Nederland heeft zich nooit gepresenteerd als emigratieland, maar in feite zijn we dat wel geworden. De natuurlijke aanwas (geboorte min sterfte) is inmiddels heel gering. Toch is er, zeker dit jaar, een snelle bevolkingsgroei door de instroom van buiten. Het aantal inwoners nadert de 18 miljoen. Voor een klein land geeft dat allerlei problemen.
Dat hulp aan vluchtelingen en in het algemeen aan mensen in moeilijke omstandigheden geboden is zal duidelijk zijn. Zeker ook vanuit Bijbels perspectief. Maar dat betekent nog niet dat je ze allemaal hierheen moet halen. Bij een verblijf hier krijgen ze onvermijdelijk een geprivilegieerde positie vergeleken met de achterblijvers. Dat is een aansporing voor anderen om ook hierheen te komen.
De komst van grote aantallen vreemdelingen zet de sociale cohesie in Nederland verder onder druk. Omvangrijke hulp aan ontheemden in eigen regio verdient daarom verreweg de voorkeur.
De auteur is oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.