Daarmee is een vreedzaam einde gekomen aan de actie, die aan vier politieagenten en twee bezetters het leven heeft gekost.

De leider van de bezetters, ex-majoor Antauro Humala, gaf zich maandagavaond laat al over. Naar schatting 125 opstandelingen bleven zich verschansen in het politiebureau, samen met 17 gijzelaars. Rond het middaguur kwamen zij dinsdag naar buiten, terwijl zij het lied van het Peruaanse leger zongen. De bezetters, allen ex-militairen, legden hun wapens op de grond en stapten in bussen die voor hen gereed stonden. Of er toezeggingen aan hen zijn gedaan om hun actie op te geven, was niet bekend.

Humala had volgens een regeringswoordvoerster zelf het initiatief tot overgave genomen. Een van de achtergebleven rebellen zei echter in een telefoongesprek met een radiostation dat Humala door onderhandelaars van de regering om de tuin was geleid en gearresteerd.

Premier Carlos Ferrero gaf dinsdag aan dat het geduld van de autoriteiten begon op te raken. Hij maande de overgebleven rebellen de wapens neer te leggen en de gijzelaars vrij te laten. Anders zouden leger en politie de orde herstellen.

Ordetroepen hielden het politiebureau omsingeld. In en rond Andahuaylas was voor dertig dagen de noodtoestand afgekondigd en een uitgaansverbod ingesteld. Woningen en gebouwen in de directe omgeving van het politiebureau waren met het oog op een mogelijke bestorming ontruimd.

De bezetters, die een inheemse nationalistische beweging willen oprichten naar het model van het oude incarijk, eisten het aftreden van president Toledo, omdat deze zakelijke belangen zou hebben verkwanseld aan Chili, de erfvijand van Peru. Humala is de broer van luitenant-kolonel Ollanta Humala, die door de regering werd overgeplaatst naar Zuid-Korea, waar hij werkzaam is als militair attaché van de Peruaanse ambassade. Beide broers waren in oktober 2000 betrokken bij een militaire opstand tegen de toenmalige president, Alberto Fujimori, die een maand later ten val kwam. Ollanta Humala nam zondag vanuit Zuid-Korea afstand van de actie van zijn broer.

Toledo, die in juli 2001 met steun van bijna 60 procent van de bevolking president werd, is het afgelopen jaar in opspraak geraakt door een reeks corruptieschandalen binnen zijn regering. Zijn populariteit is gekelderd tot onder de 10 procent.