Waarom de Partij voor de Dieren een blijvertje lijkt
De Partij voor de Dieren (PvdD) bestaat twintig jaar. Wordt ze een blijvertje in de politiek?
Het verhaal gaat dat de initiatiefnemers van de partij, die allen werkzaam waren als lobbyist voor dieren, al in 1994 te rade gingen bij Nico Koffeman. Deze communicatieadviseur, die eerder succesvolle campagnes bedacht voor de SP en inmiddels al vele jaren PvdD-Eerste Kamerlid is, zou hen gesuggereerd hebben een dierenpartij op te richten. Zoiets was nog niet eerder vertoond…
Hoe dan ook, wat op 28 oktober 2002 begon als een stuntje, is meer dan een eendagsvlieg gebleken. Sterker nog, tussen 2006 en 2021 steeg het zeteltal van de PvdD in de Tweede Kamer van twee naar zes. Sinds vorig jaar levert de partij ook wethouders in Groningen, Arnhem en Amersfoort. Die voorspoedige ontwikkeling kent minstens vier oorzaken.
I Taboedoorbrekend
Medebepalend is zeker geweest dat de partij de kunst beheerst om doorlopend het nieuws te halen met taboedoorbrekende moties die geen meerderheid halen. Bekend voorbeeld is de oproep uit 2007 om de verkoop van goudvissenkommen niet langer toe te staan. Daarmee bracht de partij destijds zeker het debat over dierenwelzijn op gang.
Toen Nieuwsuur in 2006 becijferde dat 84 procent van de moties van de partij het niet haalde, smaalde toenmalige partijleider Marianne Thieme: „Wij doen graag aan concurrentiebevordering.” Daarmee bedoelde zij dat andere partijen ideeën waar de PvdD als eerste mee kwam later soms alsnog omarmden. Of sterker nog, in iets gewijzigde vorm zelf indienden. Eén van de recente successen die de partij op haar site claimt, betreft het verbod op het houden van dieren voor dierenbeulen die in herhaling vallen. Dat wordt verlengd van tien naar twintig jaar.
II Nieuw kiezerssegment
In 2017 kregen de PvdD en GroenLinks er bij de Tweede Kamerverkiezingen allebei zetels bij. Dat was verrassend, want tot die tijd ging menigeen ervan uit dat beide partijen in dezelfde vijver visten en dat de groei van de één daarom automatisch ten koste van de ander gaat. Dat klopt dus niet: de PvdD lijkt een apart kiezerssegment te hebben aangeboord.
Wat de kiezers van de Partij voor de Dieren onderscheidt van die van bijvoorbeeld GroenLinks, is nog niet vaak onderzocht. De cijfers die er zijn, laten zien dat PvdD-stemmers iets wantrouwiger staan ten opzichte van overheidsinstellingen. Verder is het percentage vrouwen onder de PvdD-kiezers opvallend hoog: zo’n 70 tot 75 procent.
III Gevoelige snaar
De Partij voor de Dieren is nog altijd een one-issuepartij waar alles draait om dier, natuur en milieu. Kamerlid Femke Merel van Kooten-Arissen, die in 2017 aantrad, kreeg te horen dat het niet de bedoeling was dat zij in debatten aandacht zou vragen voor „futiele mensendingen”, zoals bijvoorbeeld glucosemeters voor diabetespatiënten. Dat leidde tot een breuk.
Desondanks slaagde de partij er de afgelopen jaren in het dierenwelzijn te verbinden aan bredere thema’s, zoals de doorgeschoten commercie. In Amsterdam mag Heineken dankzij een PvdD-actie geen reclame meer maken door twee paarden voor een kar te spannen met daarop een partij kolossale biervaten.
Met de initiatiefwet om de onverdoofde, rituele slacht te verbieden, raakte de partij aan weer een andere snaar, namelijk godsdienstvrijheid en de vermeende bevoorrechting van religieuze minderheden. De wet strandde in 2012, maar de partij laat het er niet bij zitten en broedt al geruime tijd op een herziene poging.
IV Strakke leiding
Meningsverschillen en onenigheid komen overal in de politiek voor. Ook bij de PvdD, maar vaak weet de partij gevoelige kwesties binnenskamers op te lossen. Zo werd Sebastiaan Wolswinkel met harde hand geroyeerd, nadat de leden hem in oktober 2019 tegen de zin van de partijtop in hadden gekozen als voorzitter. Zijn oproep om een interne discussie te starten over de partijkoers werd op die manier de kop ingedrukt.
Uit het optreden van de partij spreekt soms ook de nodige eigenzinnigheid. Een voorbeeld: de Nicolaas G. Pierson Foundation, het wetenschappelijk instituut van de partij, gaf in 2019 een kwart van de via het ministerie van Binnenlandse Zaken ontvangen subsidie uit aan de documentaire #Powerplant, over het verband tussen klimaatverandering en vleesconsumptie. Deskundigen uitten hun twijfels over de rechtmatigheid van die uitgave, maar voorzitter Koffeman was zich van geen kwaad bewust. Volgens hem betrof de documentaire, geheel in de geest van de wet, een „politiek-wetenschappelijke activiteit.”