Onpeilbare liefde
Psalm 16:10
„Want Gij zult mijn ziel niet in de hel verlaten. Gij zult niet toelaten dat Uw heilige de verderving ziet.”
Moet Uw toegenegen vriendelijkheid, o God, komen uit Uw doorluchtige tempel, in het duistere, bedorven en walgelijke ‘graf?’ Hoe moet Uw goedertierenheid uit het heiligdom in het beenderenhuis komen? Zal zij daar verteld, daar ontdekt, daar vermeld, daar geopenbaard, daar bekendgemaakt worden? Want niets dan de verklaring daarvan zal daar gelden.
Hij zegt niet: „Zal Uw goedertierenheid verteld worden in de Schriften? Zal Uw goedertierenheid verteld worden in Christus? Zal Uw goedertierenheid verteld worden door de mond van de dienaren? Zal Uw goedertierenheid verteld worden in heilige en zuivere harten?” Maar hij zegt: „Zal Uw goedertierenheid verteld, bekendgemaakt, gezegd, ontdekt, betoond worden in het graf?” Waar het tegenovergestelde heerst, waar alles het meest onwaardig is, de laatste van alle plaatsen geschikt voor de goedertierenheid van een enkel zuivere God om daar te komen.
Welnu, totdat iemand hier komt, weet hij niet wat goedertierenheid is. Hij kan het niet weten. Hoe kunnen we de kracht van iemands genegenheid afmeten? Onze vrouw zegt, onze betrekkingen, onze vrienden zeggen ons, dat zij ons beminnen. Maar hoe kunnen wij hun liefde kennen? Wel, wanneer er een beproeving komt, ontdekken wij de kracht van hun genegenheid. Wanneer een vrouw met haar echtgenoot in de gevangenis kan gaan, hem nog in de dood kan vergezellen, hem bijstaan, wanneer hij bedekt wordt met schande en schaamte, dan zeggen wij: „Daar is huwelijksliefde, daar is diepe en onwrikbare liefde.”
J. C. Philpot, predikant te Oakham en Stamford
(”Arm, maar rijk in God”, 2021)