UWV vraagt Kamer om simpeler wetten tegen ‘kafkaëske’ situaties
Sociale wetten zitten vaak zo ingewikkeld in elkaar dat de uitvoering ervan voor burgers die juist steun van de overheid nodig hebben, uitmondt in „kafkaëske situaties”. Uitkeringsinstantie UWV vraagt hiervoor aandacht in de Tweede Kamer. „Soms zit de letter van de wet ons echt in de weg”, aldus Nathalie van Berkel, lid van de raad van bestuur. Het UWV wil simpelere regels, zodat de uitkeringsinstantie niet steeds de randen van de wet hoeft op te zoeken om mensen goed te helpen.
„Wij voeren heel wat wetten uit”, aldus Van Berkel. Het UWV gaat onder meer over de ingewikkelde arbeidsongeschiktheidswet WIA, de Wajong en andere wetten die onder de participatiewet vallen. De werkloosheidsuitkering ww is de makkelijkste wet, zegt Van Berkel. „En onze mensen moeten eerst een jaar opleiding volgen om de ww goed te kunnen snappen en uit te voeren. Dat zegt iets over de complexiteit.”
Als voorbeeld noemt de ambtenaar voorzieningen voor iemand met een beperking die wil reïntegreren door een opleiding te volgen. Tijdens dat traject kan iemand een elektrische rolstoel krijgen als ‘voorziening’, maar als de opleiding klaar is moet de rolstoel worden ingeleverd. „Je kan echt tussen wal en schip raken, en het leidt tot kafkaëske situaties”, legt Van Berkel uit. „We passen hier vaak al maatwerk toe, door een oogje dicht te knijpen. Maar ergens zit daar een grens aan.”
Daarnaast zit gegevensdeling vaak in de weg. Als het UWV iemand bijvoorbeeld vertelt niet in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering, kan de uitkeringsinstantie geen gegevens doorgeven aan de gemeente om te kijken of de persoon wel onder de participatiewet valt. Diegene moet dan weer zelf aankloppen bij de gemeente. „Wij weten dat er nogal wat mensen zijn die zich niet melden bij de gemeente”, aldus UWV-baas Maarten Camps. Niet iedereen die „kwijt is” zal steun nodig hebben, maar een flink deel wel.
Het UWV pleit voor „minder schotten” in de wetgeving, en meer mogelijkheden om samen te werken tussen de verschillende overheidsorganisaties. Van Berkel begrijpt dat de Kamer voor zoveel mogelijk specifieke groepen zaken wil regelen in de wetgeving, maar „hoe meer uitzonderingen u maakt, hoe moeilijker het is in de uitvoering om het ook daadwerkelijk in de praktijk goed uit te laten pakken”. Vooral als er op het laatste moment nog aan wetgeving wordt gesleuteld, kan het misgaan.