Herinnering aan veertig woestijnjaren
„En gij zult vrolijk zijn” (Deut. 16:13-15). Soekot, het Joodse Loofhuttenfeest, is een vreugdevol feest. Het wordt deze week gevierd.
Grote Verzoendag, de zwaarste dag van het jaar, is nauwelijks voorbij of overal in Jeruzalem is het gesleep en getimmer hoorbaar. Met vereende krachten zetten jong en oud zich aan de bouw van de ”soeka”, de loofhut. De soeka is het bekendste symbool van het Loofhuttenfeest. Het schamele onderkomen herinnert aan Gods goede zorg tijdens de veertig woestijnjaren.
Een ander symbool is de ”loelav”: een bundel van drie soorten takjes. In de synagoge houdt men tijdens soekot dagelijks een processie met de loelav in de hand. Die processie heet ”hosjana”, letterlijk ”verlos toch!” De zinsnede gaat terug op Psalm 118:25, een vers dat tijdens de rondgang wordt gebeden.
Op de laatste dag van soekot loopt men zevenmaal een ronde door de synagoge; de roep om verlossing echoot. Deze dag heet ”hosjana rabba”. ”Rabba” betekent ”veel”.
Het was op hosjana rabba, terwijl de roep om verlossing overal op het Tempelplein galmde, dat de uitnodiging van dé Verlosser klonk: „Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke” (Joh. 7:37).
De auteur woont en werkt in Jeruzalem namens het Centrum voor Israëlstudies.