Provincies scharen zich achter bouwplannen kabinet
De provincies hebben zich grotendeels geschaard achter de kabinetsplannen om tot en met 2030 meer dan 900.000 woningen te bouwen. Per provincie kunnen de aantallen enigszins verschillen ten opzichte van wat het kabinet in maart voor ogen had, maar onder de streep willen ze de kabinetsambities waarmaken.
De provincie Zuid-Holland neemt de meeste nieuwe woningen op zich. Daar worden tot en met 2030 meer dan 235.000 woningen gebouwd. Daarna volgen Noord-Holland (183.600), Noord-Brabant (130.600) en Gelderland (100.000). In Drenthe (13.631), Zeeland (16.500) en Friesland (17.500) wordt het minste gebouwd.
Op 1 januari van dit jaar telde Nederland volgens het CBS iets meer dan 8 miljoen woningen. Uitgaande van de kabinetsplannen zijn dat er eind 2030 ruim elf procent meer. Relatief gezien zullen de meeste woningen worden opgeleverd in Flevoland (22 procent meer woningen in 2030), Utrecht (13,9 procent meer) en Zuid-Holland (13,7 procent meer).
Van de 900.000 woningen gaat het in totaal om 250.000 sociale huurwoningen en 350.000 woningen in het middensegment, laat minister Hugo de Jonge weten. Voor deze zogeheten ‘betaalbare woningen’ is de maandelijkse huurprijs niet hoger dan 1000 euro en is de prijs in het geval van een koopwoning niet hoger dan 355.000 euro. Dat is de grens voor de Nationale Hypotheek Garantie, een vangnet voor verkoop met restschuld.
De afspraken die het kabinet nu maakt met de provincies moeten in december dit jaar verder worden uitgewerkt tot zogeheten ‘regionale woondeals’. Daarin staat onder meer welke bouwlocaties verder worden ontwikkeld.
Bouwend Nederland vraagt zich af hoe realistisch de bouwplannen zijn. „Ondanks de oproep van de Woningbouwcoalitie (onder meer NVM, Vereniging Eigen Huis en WoningbouwersNL) om op regionaal niveau het gesprek te voeren over het realiteitsgehalte van de plannen, heeft dit nog niet plaatsgevonden. Hierdoor bestaat het risico dat de afspraken tussen het Rijk en provincies niet allemaal uitvoerbaar zijn”, stelt de brancheorganisatie. „Om te voorkomen dat dit een bestuurlijk feestje blijft, roepen we het kabinet op om de plannen samen met bouwers, ontwikkelaars en investeerders ‘op te harden’ tot realistische en uitvoerbare plannen”, vervolgt Bouwend Nederland.
De Jonge erkent dat de woningbouw te kampen heeft met veel „tegenwind”, bijvoorbeeld door de stijgende rente, inflatie en een laag consumentenvertrouwen. „Maar als je tegen de wind in fietst moet je harder trappen.”
Verder werkt De Jonge aan een wet om in een uiterst geval zelf locaties aan te wijzen, als de provincies er niet uitkomen. De minister hoopt dat die wet volgend jaar door het parlement wordt behandeld en in 2024 kan ingaan.
Volgens vereniging voor woningcorporaties Aedes moet worden „doorgepakt” met het maken van die regionale woondeals. Voorzitter Martin van Rijn maakt zich zorgen of de afgesproken bouw van sociale woningen „op afzienbare termijn echt kan worden gestart”.