Rapport: te veel onbegrip voor Rotterdamse kinderen met beperking
Kinderen en jongeren in de regio Rotterdam met een beperking komen in het dagelijks leven nog te veel obstakels en onbegrip tegen om mee te kunnen doen. Dat is de conclusie van de Rotterdamse kinderombudsvrouw Stans Goudsmit, na een onderzoek waarin ze sprak met kinderen en jongeren met een beperking en hun ouders over hun leven.
„Kinderen en jongeren met een beperking ervaren dat zij in een parallel universum leven” schrijft de ombudsvrouw. „Op school en in hun vrije tijd raken de werelden van kinderen met en zonder beperking elkaar nauwelijks. Dat begint al in de eerste schoolklassen. Een deel van de kinderen met een beperking gaat naar het speciaal onderwijs. Pas als ze na de middelbare school naar een vervolgopleiding gaan, komen jongeren met en zonder beperking elkaar tegen.”
Verder merkt Goudsmit op dat een deel van de kinderen ook in hun vrije tijd zich eenzaam voelt. „Zij kunnen of mogen niet meedoen in de speeltuin. Ook bieden sportclubs te weinig mogelijkheden om bijvoorbeeld in een gemengd team mee te doen. Door leerlingenvervoer dat er lang over doet om hen thuis te brengen, is er na school geen tijd of weinig energie over om vrienden te maken.”
Goudsmit sprak ook met ouders die zeggen overbelast te zijn door alle rompslomp rond het aanvragen van zorg en hulpmiddelen voor hun kinderen. Ouders verdwalen in de ingewikkelde lokettenjungle. Ook artsen merken dit, want kinderen met een beperking komen hierdoor te laat bij goede en passende zorg.
Goudsmit wil dat gemeenten, onderwijsinstellingen en sportclubs werk maken van het verwijderen van deze obstakels. „Om te weten wat er speelt is het van essentieel belang om met de kinderen en jongeren in gesprek te gaan. Dat gebeurt nu niet. Een inclusieve wereld is voor deze kinderen en jongeren nog ver weg. De rechten van kinderen met een beperking komen daarmee in het geding”, concludeert Goudsmit in haar rapport.