Aanvoer hulp gehinderd door regen en olifanten
De zwaarst getroffen gebieden in Sri Lanka liggen aan de oost- en de noordkust, een lange reis van de hoofdstad Colombo van waaruit binnenlandse en buitenlandse hulp verspreid wordt over het land. Sri Lanka is een arm land zonder snelwegen, vaak zelfs zonder verharde wegen. Bovendien zijn ze aangetast door de moessonregens die al maandenlang vallen en dit jaar heftiger zijn dan anders.
Polonnaruwa ligt in het midden van een van de mooiste natuurgebieden van Sri Lanka. Jungle wisselt zich hier af met enorme meren en berggebieden. Het is ook een plaats waar chauffeurs die de rampgebieden proberen te bereiken hevig op de proef worden gesteld. Kort nadat wagens uit de hoofdstad Colombo het stadje zijn gepasseerd, rijden ze een andere wereld in. Er is hier nauwelijks bewoning. Een eenzame spoorlijn trekt tot aan de horizon een rechte streep door het vlakke landschap. Af en toe duiken er wat boerderijen op. Verder is dit een ongetemd landschap met lage vegetatie en eenzame bomen. Het is ook een landschap vol landmijnen, het zijn de ’souvenirs’ van het twintig jaar lange conflict tussen de guerrillastrijders van de Tamil Tijgers en de grootste etnische bevolkingsgroep op het eiland, de Singalezen. Sinds 2002 is er weliswaar een wapenstilstand, maar de mijnen liggen er nog. Elke chauffeur weet daarom dat hij op de weg moet blijven.
De moesson heerst al enige maanden en de lucht is zwart. De regen valt met bakken naar beneden. De smalle weg zit vol met gaten, gevuld met water. Veel plekken zijn compleet omgewoeld door de wielen van zware vrachtwagens. Er liggen veel modderpoelen, waar auto’s zich maar moeizaam doorheen trekken.
Na een uur rijden is er af en toe een teken van leven. Kleine lage hutten gemaakt van palmboombladeren. Eigenlijk zijn het enkel dakjes met een verhoogde vloer eronder. Zo’n verhoging is absoluut noodzakelijk want het regenwater wordt hier niet meer door de bodem opgenomen. Elke hut is net groot genoeg voor twee personen. Ze verschijnen om de zoveel meter en na een tijdje wordt hun functie ineens overduidelijk. Het zijn wachtposten van het leger, dat zelfs in deze zware tijden alert blijft voor acties van Tamil Tijgers.
Na uren rijden verschijnt plotseling het stadje Valachchenai. Het oogt als een eenvoudige nederzetting met tal van lage woningen. De weg staat hier volledig onder water - niets bijzonders in de moessontijd. In de enige straat die de stad rijk is, komt het water tot aan de knieën van de honderden mensen die er doelloos lijken rond te lopen.
Onder luid geclaxonneer laveren vrachtwagens, bussen en wagens van hulpverleners door de menigte. In deze chaos waagt een vrachtwagen het zelfs een andere in te halen. Het is een wonder dat er dit keer geen ongeluk gebeurt.
De huizen aan de kant rijzen op uit het water en markeren aan weerszijden waar de weg ligt. Maar buiten het stadje verdwijnt de weg onder de waterspiegel. Het water strekt zich als een meer in alle richtingen uit. Ergens daaronder ligt de weg, vol met verraderlijke gaten. Als een wiel terechtkomt in een gat dat te diep is, zijn de problemen niet te overzien.
Een uur later duikt er een enorme legerbasis op. We zijn in het stadje Chenkalad. Soldaten bemannen een wachtpost waar auto’s zich langzaam doorheen wurmen terwijl de inzittenden wantrouwig worden aangekeken. De soldaten zien er uit als verdronken honden in de voortdurende stortvloed.
In het centrum klinken er waarschuwingen voor overstromingen uit luidsprekers. Overal hangen er witte stroken katoen, tekens van nationale rouw. Na zo’n twaalf uur rijden sinds het vertrek uit Colombo arriveert onze wagen eindelijk in Batticaloa, een stad aan de kust die zwaar is getroffen door de tsunami. Het is een stad met veel moslims en christenen. Langs de weg staat de ene kerk na de andere. Veel kerken hebben vluchtelingen opgenomen, ongeacht hun godsdienst.
Elke chauffeur die hier aankomt moet blij zijn de verraderlijke rit te hebben overleeft. Blij omdat hij niet is vast komen te zitten in een van de duizenden gaten in de weg. Of omdat hij niet is aangehouden bij een van de vele militaire wachtposten.
Maar ’s nachts moeten ze weer terug richting Colombo, om er een volgende lading op te halen. En dan duiken er nieuwe gevaren op. Vanwege de honderden vrij rondlopende koeien en honden bijvoorbeeld, of kuddes wilde olifanten. Zelfs grote vrachtwagens wachten op respectabele afstand als ze plotseling zo’n kudde olifanten zien opdoemen. Pas wanneer de dieren in het donker zijn verdwenen, durven chauffeurs weer door te rijden.
Al met al een lange, moeizame weg die moet worden afgelegd om hulpgoederen bij de getroffenen van de zeeramp te brengen.