„Een lied, een Psalm voor de kinderen van Korach, voor de opperzangmeester, op Machalath Leannoth onderwijzing van Heman, de Ezrahiet.”

Deze Psalm is gemaakt door „Heman, de Ezrahiet.” Wij ontvangen in het Woord van God weinig inlichtingen, wie deze Heman was. Maar er zijn twee personen van die naam waarvan in de Heilige Schrift melding gemaakt is. Van de ene lezen wij in het eerste boek van de Kronieken (1 Kronieken 2:6). Hij was een kleinzoon van Juda. „En de kinderen van Zerah waren Zimri, en Ethan, en Heman, en Chalcol, en Dara. Deze allen zijn vijf.”

In hetzelfde boek (15:17) vinden wij een andere Heman, die in de tijd van David leefde. „Zo stelden dan de Levieten Heman, de zoon van Joël aan.” Het lijdt geen twijfel, dat Heman, van wie hier gesproken wordt, degene, die in de tijd van David leefde een medezanger met Asaf en Ethan is. Hoewel wij weinig over hem vermeld vinden, behalve dat hij uitmuntte in wijsheid en een van de zangers was die in de tempel zong (1 Kronieken 15:19), heeft het God de Heilige Geest goed gedacht, de klacht die hij onder de terneer slaande bedelingen van de Heere aan zijn ziel uitstortte, ons tot gedachtenis mee te delen. Het is opmerkelijk dat in de andere Psalmen, ja in de meeste andere gedeelten van de Schrift, waar de heiligen hun klachten voor God uitstorten, aangename flikkeringen en stralen van hoop zijn, die de duisternis verlichten, waaronder hun zielen gebukt gaan.

J. C. Philpot, 
predikant te Oakham en Stamford

(Arm, maar rijk in God, 2000)

Joseph Charles Philpot werd op 13 september 1802 in het Engelse Ripple geboren. Op 1 juni 1828 werd hij in Stadhampton als predikant van de Anglicaanse Kerk geordend. Op 22 maart 1835 trad hij uit de staatskerk en sloot hij zich aan bij de Strict Baptists. Als hoofdredacteur van het blad ”The Gospel Standard” nam hij een vooraanstaande positie in. Op 9 december 1869 overleed Philpot. Veel van zijn geschriften zijn in het Nederlands vertaald.