Rivierenland wil landelijke maatregelen tegen schade door bevers
Er moeten op landelijk niveau afspraken worden gemaakt over de schade die bevers veroorzaken aan dijken, kades, wegen en spoorlijnen. Het Rijk moet vaststellen welk risico aanvaardbaar is en tegen welke kosten. De bever ontwikkelt zich zo snel dat er niet langer gewacht kan worden, vindt heemraad Matthieu Gremmen van waterschap Rivierenland.
In 1826 verdween de laatste bever uit Nederland. In de jaren tachtig van de vorige eeuw werden de eerste dieren opnieuw uitgezet, in de Gelderse Poort bij de Duitse grens en in de Biesbosch. „Aan het begin en aan het eind van ons werkgebied”, aldus Gremmen. De herintroductie verliep voorspoedig, want nu zijn er ruim 5000 bevers in heel Nederland. Zelfs in steden als Arnhem, Nijmegen en Tiel komen al bevers voor.
De bever is dus een succesnummer, stelt het waterschap vast, maar dit gebied langs de grote rivieren heeft samen met Limburg en Noord-Brabant ook het meeste last van schade door gravende bevers. Waterschap Rivierenland beheert het grootste deel van de dijken langs de grote rivieren. Als die door bevergangen en -holen ondergraven worden, kunnen ze breken bij storm en extreem hoogwater en zijn de gevolgen niet te overzien.
In heel Nederland veroorzaakte de bever vorig jaar bijna duizend maal schade en dat kostte de waterschappen ruim 2,2 miljoen euro. Daar komt de schade die weg- en spoorbeheerders moeten herstellen nog bij.
Sinds vorig jaar bestaat er al een Kenniscentrum Bever, waarin provincies, weg- en waterbeheerders en natuurorganisaties samenwerken. Verschillende provincies hebben ook een beverprotocol. Het dier is zowel Europees als landelijk beschermd. Het kenniscentrum beoogt „een duurzaam samenleven met de bever”.