”Tasjliech” – symbolisch voor het wegwerpen van zonden
Het Joodse volk viert dezer dagen Rosj Hasjana, Joods nieuwjaar. Het jaar 5783 –volgens de Joodse jaartelling– is aangebroken.
Behalve het blazen op de sjofar (ramshoorn), zijn er ook andere rituelen aan dit feest –dat zondagavond begon en tot dinsdagavond duurt– verbonden. Een daarvan is ”tasjliech”. Dit betekent letterlijk ”wegwerpen”. Het is een ritueel dat in sommige orthodox-Joodse kringen wordt uitgevoerd. Op de middag van de eerste dag van Rosj Hasjanna zoekt men stromend water op, het liefst met vissen. In het water werpt men stukjes brood, terwijl men een aantal gebeden en Bijbelgedeelten leest. Het wegwerpen van het brood is een symbool van het wegdoen van zonden. Een van de gedeelten die ondertussen wordt gelezen is Micha 7:18-20: „Wie is een God gelijk Gij, Die de ongerechtigheid vergeeft en de overtreding van het overblijfsel Zijner erfenis voorbijgaat? Hij houdt Zijn toorn niet in eeuwigheid, want Hij heeft lust aan goedertierenheid. Hij zal Zich onzer weder ontfermen; Hij zal onze ongerechtigheden dempen; ja, Gij zult al hun zonden in de diepten der zee werpen. Gij zult Jakob de trouw, Abraham de goedertierenheid geven, die Gij onze vaderen van oude dagen af gezworen hebt.”
De auteur woont en werkt in Jeruzalem namens het Centrum voor Israëlstudies.