Ds. De Raaf voor studenten GG: Enos duidt op onze kwetsbaarheid
Enos is het Hebreeuwse woord dat in Psalm 8 gebruikt wordt voor de mens. „Wat is de mens dat Gij zijner gedenkt?” Ds. P. J. de Raaf vindt het gebruik van dat woord veelzeggend, zo blijkt uit zijn bijdrage tijdens de zomerconferentie van studenten uit de Gereformeerde Gemeente. „Enos duidt op onze kwetsbaarheid en beperktheid.”
Het thema van de conferentie is ”Godsbeeld en mensbeeld”. Op vrijdagavond spreekt ds. W. J. Karels over ”Godsbeeld”, op zaterdagmorgen Sarina Brons-van der Wekken over ”Mensbeeld”.
In zijn openingswoord op zaterdagmorgen brengt ds. de Raaf beide thema’s bij elkaar. „Wanneer je studeert, kun je soms diep onder de indruk zijn van de wetenschap, maar ook van je eigen discussiekracht of je vermogen om dingen te begrijpen. Maar wat is het goed om te leren dat we ”mens”, ”enos” zijn. Doorgaans wordt in de Bijbel een ander woord voor mens gebruikt, ”adam”. Met het woord enos drukt David in deze psalm zijn verwondering uit. Hoe kan God in Zijn goedheid zo doen tegenover mij, in mijn zonde en beperktheid?”
Ds. De Raaf verbindt het enos, kwetsbaar mens te zijn, met de Heere Jezus. „Hij werd een kwetsbaar, vernederd mensenkind. Maar in Hebreeën 2 zingt de apostel over deze zelfde Jezus: Wij zien Hem, met eer en heerlijkheid gekroond. Christus is het, Die geeft dat mensen weer in Gods gunst mogen leven. Heb jij die Middelaar in het middelpunt van je leven staan? Dan worden ook zondaren met eer en heerlijkheid gekroond.”
Negatief zelfbeeld
GZ-psycholoog Sarina Brons-van der Wekken komt in haar werk heel verschillende mensbeelden tegen. Ze ontmoet cliënten die een heel negatief beeld van zichzelf hebben of zelfs zichzelf haten. Tijdens bijscholing wordt ze gestimuleerd om bij haar patiënten „positieve psychologische kracht aan te boren.” Ze spreekt soms ook medechristenen die denken dat een mens in elk opzicht verdorven is en totaal niets goeds meer kan doen. „Wat is nu een reformatorisch mensbeeld?”, vraagt ze zich zaterdag hardop af.
In haar lezing gebruikt Brons een citaat van de puritein Thomas Goodwin. Die noemt de mens „een arm, leeg, naakt, ellendig creatuur in elk geestelijk opzicht, zowel in de tegenwoordigheid van God als in eigen ogen.” „Betekent dit nu dat een mens niets goeds kan doen?” Brons legt graag de nadruk op de woorden „in elk geestelijk opzicht.” „Ik lees zowel bij Johannes Calvijn als bij Zacharias Ursinus, twee schrijvers die ik op dit thema heb onderzocht, dat we geestelijk verdorven zijn. Maar Ursinus zegt bijvoorbeeld wel dat er op burgerlijk en natuurlijk gebied bekwaamheden zijn overgebleven. En Calvijn vindt dat we in „natuurlijke zaken” Gods gaven niet moeten versmaden, maar juist eren.”
In een ander deel van haar lezing gaat Brons in op de verhouding tussen God en mens. In de berijming van Psalm 8 staat „dat Gij aan hem in zoveel gunst gedenkt, en ’s mensen zoon Uw teerste liefde schenkt.” Brons: „Betekent dit dat Gods liefde zich zomaar tot alle mensen uitstrekt? Er wordt daar niet gezegd dat we allemaal een parel zijn in Gods hand. Onze zonde is een sta-in-de-weg tussen God en ons. Als er onenigheid was tussen onze kinderen en mij, moest dat eerst uit de weg worden geruimd voordat er ruimte was om elkaar te omhelzen. Zoals er verzoening nodig is in menselijke relaties, zo is het ook met de liefde tussen God en mensen. Het moet langs het kruis heen.”
Heilige Oorlog
Op vrijdagavond gebruikt ds. W. J. Karels in zijn lezing het boek ”De Heilige Oorlog” van John Bunyan. In Bunyans boek wordt de ziel van de mens vergeleken met een stad die door de duivel is ingenomen. De stad Mensziel stelt alles in het geweer om Vorst Immanuël buiten de poorten te houden. „Alleen door een wonder kunnen we terugkeren tot de Heere. In Psalm 85 heeft God Zijn deugden liefde, genade, recht, toorn, gramschap en waarheid bij elkaar geroepen. Die stonden als het ware tegenover elkaar. Het recht in God zegt: „Er moet betaald worden.” De liefde zegt: „Ik wil genade bewijzen.””
Vorst Immanuël weet met al Zijn inspanningen de stad weer voor Zich te winnen. „Dan kan stad Mensziel het niet op van het wonder. In de weg van het wonder, recht en het bloed moeten we Immanuël leren kennen. Dan richt Hij een maaltijd aan: Mijn vlees is waarlijk spijs, Mijn bloed is waarlijk drank. Hij deelt klederen der gerechtigheid uit. Dan wordt het ambt van profeet, priester en koning, waarvan wij onszelf hadden beroofd, in beginsel hersteld.”