Klein lichtpuntje in Ethiopische crisis
De hernieuwde strijd in de Ethiopische regio Tigray duurt inmiddels alweer drie weken. Het is de laatste episode in een oorlog die al bijna twee jaar voortduurt, maar wereldwijd niet bepaald in het middelpunt van de belangstelling staat. Het neemt niet weg dat zich in de regio een grote crisis afspeelt. WHO-chef Tedros Adhanom Ghebreyesus sprak in augustus zelfs van „de grootste humanitaire crisis ter wereld. (…) Zonder overdrijven kan ik zeggen dat de humanitaire crisis in Tigray erger is dan in Oekraïne.”
Nu is het zelden zinvol om crises met elkaar te vergelijken in termen van „erger”– maar feit is dat miljoenen mensen in Ethiopië mede door het conflict op de rand van de honger zweven. Bijna 90 procent van de zo’n 6 miljoen inwoners van de regio leeft in voedselonzekerheid. Voorpaginanieuws zijn ontwikkelingen in de regio echter maar zelden. De komende Vredesweek, die in een deel van de kerken aandacht krijgt, kan wellicht een extra stimulans zijn om het conflict in Tigray en de inwoners daar niet te vergeten.
Opmerkelijk is dat de strijdkrachten in Tigray deze week lieten weten bereid zijn tot onderhandelingen met de Ethiopische regering. Daags erop volgden beschietingen op de hoofdstad van Tigray, Mekelle, waarbij zeker tien doden vielen. Het zijn incidenten die niet hoopvol stemmen. De Europese Unie stelde terecht dat de aanvallen „opnieuw de zeer kwetsbare hoop op vrede in Ethiopië in gevaar brengen.”
Tegelijk blijft de aankondiging vanuit Tigray een stap vooruit. Het dissidente bewind in Tigray weigerde tot nog toe aan tafel te schuiven onder auspiciën van de Afrikaanse Unie, al is er nog onduidelijkheid over de acceptatie van de hoge vertegenwoordiger van de Unie: de Nigeriaanse oud-president Olusegun Obasanjo. De uitgestoken hand vanuit Tigray lijkt bovendien niet ingegeven vanuit zwakte, omdat het regime bijvoorbeeld op het punt staat om te vallen. Van de zijde van de Afrikaanse Unie is het betekenisvol dat die in een officiële verklaring sprak van „de regionale regering van Tigray” en dus niet over rebellen of zelfs „terroristen”, zoals de Ethiopische regering placht te doen. Hoe iemand ook tegen het conflict aankijkt, duidelijk is dat dergelijke terminologie elk gesprek van meet af aan blokkeert.
Moeilijke kwesties zijn er nog te over, zoals de betrokkenheid van Eritrea in het conflict. De president van Ethiopië heeft zich in de oorlog tegen Tigray verbonden aan buurland Eritrea, wat zijn speelruimte ernstig beperkt. Het beeld dat oprijst, is dat Eritrea vol inzet op de strijd in Tigray en dat Ethiopische troepen er zelfs onder bewind van Eritrese generaals vechten.
Voor de korte termijn zou een terugkeer naar het staakt-het-vuren dat tot eind augustus vijf maanden lang van kracht was al een grote stap vooruit zijn, waarbij er alle ruimte moet komen voor grootschalige humanitaire hulp. Intussen kan er serieus gesproken worden over de grondoorzaken van het conflict en oplossingen daarvoor.