Hoge kerkmuren dringen tot zelfverloochening
Gods Woord is er duidelijk over dat het lichaam van Christus één met het Hoofd behoort te zijn. Door vast te houden aan onze kerkelijke verdeeldheid spelen we de vorst der duisternis in de kaart.
Helaas blijft het stil in bevindelijk gereformeerd Nederland, ook na het verschijnen van het indringende en welgemeende boekje ”Om vriend en broed’ren spreek ik nu” van ds. G. Hoogerland. Wat heeft deze predikant hiermee op grond van Gods Woord duidelijk aangetoond dat de verdeeldheid een ernstige en zware zonde is. Met hem ben ik zeer bedroefd over de verdeeldheid, omdat ze zeer ernstige gevolgen heeft.
Gods Woord is er duidelijk over dat het lichaam van Christus één met het Hoofd behoort te zijn. Wie zou dan niet wenen over de verschrikkelijke verdeeldheid? En toch kunnen we, ondanks de heldere Bijbelse oproep tot eenheid, als kerken rustig verder leven in onze eigen denominatie. Blijkbaar vinden we het vasthouden aan deze ernstige verdeeldheid niet ernstig genoeg om ons voor de Heere diep te verootmoedigen. Misschien willen we het ten diepste niet eens.
Ongeloof en heidendom
Het is mijn vaste overtuiging dat het volharden in de verdeeldheid mede de oorzaak is van de spaarzame werking van de Heilige Geest, omdat de verdeeldheid deze tedere Geest op het allerdiepst bedroeft. Daarnaast spelen we, door vast te houden aan onze hoge kerkmuren, ook de vorst der duisternis in de kaart en laten we het Nederlandse volk steeds verder wegzinken in de stikdonkere duisternis van het heidendom.
De verdeeldheid draagt er namelijk aan bij dat ons volk en onze overheid door totaal onbegrip geen rekening meer houden met de heilzame Bijbelse boodschap. Hierdoor volhardt Nederland steeds meer in ongeloof en heidendom. Het zoutend zout en het lichtend licht ontbreken immers.
Nu zal hier op aarde de volmaakte eenheid niet worden gevonden. Wat verwijt Paulus in de eerste Korinthebrief zijn lezers? „Want dewijl onder u nijd is en twist en tweedracht, zijt gij niet vleselijk, en wandelt gij niet naar de mens? Want de een zegt: Ik ben van Paulus, en een ander: Ik ben van Apollos” (1 Korinthe 3:3-4). En wat zeggen we tegenwoordig? Ik ben van Kersten, ik ben van Steenblok en ik ben van Boone. „Wie is dan Paulus, en wie is Apollos, anders dan dienaren door welke gij geloofd hebt, en dat, gelijk de Heere aan een ieder gegeven heeft?” (3:5)
De hand aan de ploeg
De kerkmuren zijn in onze tijd nog steeds hoog opgetrokken, wat eenwording in de praktijk niet vergemakkelijkt. Maar er zijn wel mogelijkheden om de hand aan de ploeg te slaan. Allereerst passen ons persoonlijke en kerkelijke schuldbelijdenis en verootmoediging voor de Heere, omdat door ónze gemeenschappelijke schuld deze verdeeldheid is ontstaan en nog steeds bestaat. Want waarom wordt er geen gehoor gegeven aan de oproep van ds. Hoogerland tot een gezamenlijke bid- en boetestond? Is zelfs deze stap voor ons als kerken te groot, hoewel zondag aan zondag verootmoediging vanwege onze zonden wordt gepredikt?
Laten we in de tweede plaats kerkelijk en persoonlijk aanhoudend smeken om de krachtdadige werking van de Heilige Geest met het oog op een Bijbels gefundeerde opwekking. Die geestelijke opwekking hebben we met elkaar zo nodig in onze kerken, maar deze blijft uit door de verdeeldheid.
In de derde plaats kunnen we de kansels openstellen voor predikanten van buiten het eigen kerkverband, onder verantwoordelijkheid van de ontvangende kerkenraden. Daarmee kan na verloop van tijd de vrees (koudwatervrees?) hopelijk worden weggenomen en ontstaat er toenadering tot en meer begrip voor elkaars prediking. Hopelijk ontstaat in die weg eveneens de mogelijkheid om onder biddend opzien tot de Heere de diverse theologische opleidingen samen te voegen. De stap daarna zou dan het integreren van de diverse meerdere vergaderingen kunnen zijn.
„Die levend maakt”
Bij dit alles zijn en blijven we uiteraard geheel afhankelijk van de Heilige Geest, „die Heere is en levend maakt” (geloofsbelijdenis van Nicea). Die Geest alleen kan mensenharten neigen tot vereniging. Want genoemde stappen houden persoonlijke en kerkelijke zelfverloochening in.
Toch doen we een ernstig beroep op de leidslieden en leden van de bedoelde kerken om het indringende schrijven van ds. Hoogerland, maar veel meer Gods Woord zeer ter harte te nemen en over de kerkmuren heen te stappen, zodat er merkbaar iets gaat gebeuren. Wat zou het toch groot en verblijdend, maar bovenal tot Gods eer zijn als Jakobs zaad „onder de heidenen bekend zou worden, en hun nakomelingen in het midden der volken; allen die hen zien zullen, zullen hen kennen dat zij zijn een zaad dat de Heere gezegend heeft” (Jesaja 61:9).
Het is mogelijk dat er bij eenwording weer een nieuw kerkverband(je) ontstaat, leert de kerkgeschiedenis helaas. Maar in onze tijd van zeer vergaande secularisatie, verwoestend hedonisme en ernstig moreel verval zou dit zeer veel schuld leggen op de schouders van degenen die afscheiden. Gods Woord als absolute en heilzame norm houdt ons eenheid voor met afgekaderde Bijbelse accentverschillen.
De auteur doet evangelisatiewerk in de Gouwstraat en in de gereformeerde gemeente te Capelle-West. Hij ervaart in gesprekken veel onbegrip en drempelwerking wat betreft de verdeeldheid in de kerken.