Gesprek over Schepper goed begin in contact met moslim
Het gesprek met een moslim of moslima kan alleen op gang komen als er een aanknopingspunt bestaat. En dat is er wel degelijk: er is maar één God.
Allah betekent ”Allerhoogste”. En als er sprake is van een superlatief, dan is er geen sprake van nog iets daarboven. In de Bijbel is de God van Israël (JHWH: de Heere) de Allerhoogste.
God is de Allerhoogste en de Schepper van hemel en aarde. In die zin stemmen Bijbel en Koran overeen. Het is niet moeilijk om de legio verschillen tussen Bijbel en Koran te benoemen (ze liggen voor het oprapen), maar die vormen geen gemeenschappelijke basis voor gesprek.
Sollicitatie
Persoonlijk heb ik veel met moslims gesproken. Met een Egyptenaar, een Turkse en verschillende Marokkaanse moslims. Aan de Egyptenaar moest ik bijvoorbeeld uitleggen hoe Maria zwanger kon raken van God. Het voor mij meest leerzame gesprek was met een vrouw die solliciteerde om te mogen schoonmaken. Zij opperde in dat gesprek spontaan dat zij en ik dezelfde normen en waarden hadden. Ze bedoelde: dat ik haar kon vertrouwen. En dat was raak; ik vertrouwde haar direct. Vreemd? Nee.
Dat God de Allerhoogste en de Schepper is, wie zal dat willen tegenspreken? In haar ogen waren we allebei gelovig en dat is ook zo. Dat zet tevens een stempel op je dagelijks leven – ook bij haar. God is er. Hij regeert en heeft alles in zijn hand en geeft richtlijnen. Dankzij haar was de gespreksbasis gevonden.
Het grote verschil? Dat is ”de ene profeet” tegenover al die voorgaande. Joden en christenen kennen ruim zestig profeten die het onderling eens zijn en elkaars getuigenis bevestigen. Dan, ruim 600 jaar na Christus, komt een zekere Mohammed vertellen dat hij de grootste aller profeten is: het zegel der profeten. Als dat waar was, dan zou hij niet afwijken van alle voorgaande, Bijbelse profeten. Maar dat doet hij wel. Op cruciale punten, die we allen wel kennen.
Eensgezind
Graag pleit ik ervoor dat we in het contact met moslims erkennen dat er maar één God is, de Allerhoogste. Uiteraard ga je Mohammed niet meteen een valse profeet noemen, maar kun je wel laten zien hoe hij met zijn afwijking volstrekt alleen staat tegenover al die voorgaande, Bijbelse profeten, met hun onderlinge eensgezindheid.
Een volgende stap kan zijn dat je geleidelijk verschillen gaat benoemen. Mijn ervaring is dat de vragen dan vanzelf komen. Bijvoorbeeld: „Wat is dat eigenlijk, Pasen?” Dan komt het gesprek direct aan bij Jezus. Hoewel Jezus in de Koran geen onbekende is, is Hij daar niet de Zoon van God en niet opgestaan uit de dood.
En dan? Dan ga je kijken naar de geschiedenis. Hoe is het bijvoorbeeld gegaan tussen de beide zonen van Abraham, Izak en Ismaël?
In dit gesprek is de Bijbelse boodschap dat de Allerhoogste onze hemelse Vader wil zijn het meest belangrijk. In de Koran komt de vadernaam immers niet voor. Zeker, er is maar één God. Maar Mohammed is niet Zijn profeet. Dat laatste is echter geen vertrekpunt maar de verhoopte slotsom van de dialoog.
De auteur is voorzitter van de werkgroep Vanuit Jeruzalem en van de redactie van Opiniepijler.nl.