Gedeeld & verdeeld
België is een heerlijk land en de toerist wordt er met open armen ontvangen. De taalgrens splijt de natie in twee boeiende gewesten waar je je als Hollander uit en toch thuis kunt voelen. Het kan zijn dat voor sommigen de taal in het Waalse een barrière is en dat calvinisten zich storen aan de alomtegenwoordige „roomse zuurdesem”, maar wie met een Nederlandse bril door België reist zal merken dat de vaderlandse geschiedenis er voor het oprapen ligt en vaak tot leven komt.
Middelburg, Delft, Leiden en Haarlem danken bijvoorbeeld hun in steen gestolde schoonheid aan Vlaamse bouwmeesters, die in de zestiende eeuw vanwege hun geloof naar de Noordelijke Nederlanden uitweken. Die braindrain, die kapitaalvlucht, en ook het uit Vlaanderen ’geëxporteerde’ calvinisme komen tijdens een bezoek aan Antwerpen, Brugge, Doornik, Leuven en Luik al snel aan het licht. Niet alleen de namen van Willem van Oranje, Marnix van Sint-Aldegonde en Petrus Datheen zullen vallen, maar ook die van Jacob Rolandus (die bij de totstandkoming van de Statenbijbel betrokken was) en de schilders Frans Hals en Gerard de Lairesse.
En dan is daar Justus Lipsius, als Joost Lips op 18 oktober 1547 geboren in Overijsse, niet ver van Leuven. De van oorsprong rooms-katholieke professor doceerde dertien jaar aan de universiteit van Leiden, een bastion van de nieuwe leer. De humanist kreeg heimwee en keerde als berouwvolle bekeerling terug uit het ’ketterse’ Holland. Drie eeuwen later speelde de wetenschapper nog een belangrijke rol in het ideologische zelfbeeld van België. Hij was het die Philips de Goede de ”conditor Belgii” noemde, stichter van Belgium. De term ”Belgium”, waarmee toen de ”Zeventien Provinciën” werd aangeduid, was toen gebruikelijk in geleerde kringen. Jan met de pet sprak van Nederlandt of Nederlanden; met ”Belgisch” bedoelde hij ”Diets” en met ”lingua belgica” het Nederlands. Willem van Oranje en Charlotte de Bourbon noemden hun in Antwerpen geboren dochter vast niet zonder reden Catharina Belgica.
Aan het einde van de achttiende eeuw kwam ”Belgique” als bijvoeglijk naamwoord in het Frans in gebruik. Bij de opstand van de Oostenrijkse Nederlanden tegen de Habsburgse keizer Jozef II riepen de opstandelingen het door hen bevrijde gebied op 10 januari 1790 uit als ”Etats belgiques unis”, de Verenigde Belgische Staten. Tot hun verdriet heroverde keizer Leopold II amper een jaar later de hoofdstad Brussel. Uiteindelijk lijfde Napoleon Bonaparte ”Belgique” in 1794 bij Frankrijk in en werd het Nederlands in Vlaanderen een verboden taal. Zijn verlies van de slag bij Waterloo leidde echter in 1815 tot het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. De geallieerden voegden de Belgische gebieden en het prinsbisdom bij het koninkrijk Nederland, waar Willem I van Oranje de scepter zwaaide.
Zijn manier van regeren viel niet bij alle zuidelijke burgers in de smaak. De autoritaire vorst stimuleerde weliswaar de industrie en het transport en zorgde voor financiële steun aan ondernemers, maar met zijn taalpolitiek joeg de verlicht despoot zelfs industriëlen tegen zich in het harnas. Willem I wilde in Vlaanderen het Nederlands uitroepen tot officiële taal. De verfranste adel en burgerij vreesden voor hun positie.
Ook de arbeiders morden. Zij beschouwden de grote fabrieken in de steden als de doodsteek voor de plattelandsindustrie. De werkloosheid was al hoog en hun levensomstandigheden waren allerbelabberdst. Wrang genoeg was de economie van het koninkrijk op dat moment een van de welvarendste ter wereld. De ontevredenheid werd nog eens gevoed door de Rooms-Katholieke Kerk, die geen protestantse vorst op de troon wilde. Een stafrijmpje uit die periode zegt genoeg: „Wij willen Willem weg/ Wil Willem wijzer worden/ Wij willen Willem weer.”
Liberalen en rooms-katholieken spanden samen om de koning weg te krijgen. In 1830 zagen zij hun kans schoon. De oogst was mislukt, de bevoorrading van de steden liep mank en de groep ”les amis du Peuple” kwam in het geweer. Sluitstuk van hun actie was op 25 augustus, de dag na de verjaardag van de koning.
Na de opvoering van de opera ”De stomme van Portici” brak er oproer uit. Een burgerwacht probeerde de orde te herstellen, maar verloor uiteindelijk de controle over de stad. De koning, die van geen administratieve scheiding van noord en zuid wilde weten, belegerde Brussel, maar het Hollandse leger droop in de nacht van 27 september stilletjes af.
Op 4 oktober riep het Voorlopig Bewind de onafhankelijkheid uit. Wallonië, dat dankzij de winning van steenkool en ijzererts floreerde, scheidde zich af van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, de straatarme en door honger geteisterde Vlaamse regio’s volgden. Aan vijftien jaar eenheid met de Hollanders kwam een einde en de in Beieren geboren Leopold, die een verzoek van de Grieken om hun troon te bestijgen afwees, zette op 21 juli de eerste Belgische kroon op zijn hoofd.